Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eduard Böhl

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eduard Böhl

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV

Vanuit wat in de voorgaande artikelen aan de orde is geweest, moeten wij nu gaan spreken over rechtvaardiging en heiliging. Op dit terrein liggen de vragen waarmee de theologie alle eeuwen door geworsteld heeft. Soms komt de rechtvaardiging te kort doordat te veel aandacht wordt geschonken aan de heiliging, soms ligt het net andersom. In beide gevallen wordt aan de volle waarheid Gods tekort gedaan.

Bij Rome is de verhouding wel heel erg scheefgetrokken als er gesproken wordt van een ingestorte genade, waaruit de werken der liefde geboren worden. In zoverre Rome over de rechtvaardiging weet te spreken, bedoelt zij er mee, dat de mens rechtvaardig wordt gemaakt en zeker niet dat God hem uit louter genade rechtvaardig spreekt. Dank zij de ingesloten genade wordt hij meer en meer een rechtvaardig mens, die goede werken begint te doen en op die grond constateert God, dat hij een rechtvaardige is. Er is dus eerst de heiliging en daarop rust de rechtvaardiging. De reformatie heeft gezien, dat in de Schrift de verhouding precies andersom ligt. God spreekt niet een mens rechtvaardig van wie Hij ziet, dat hij goede werken doet, maar Hij rechtvaardigt de goddeloze op grond van het goede werk van Christus. In Hem heeft God uit vrije genade de gerechtigheid geschonken. Dat was de prediking, die verslagen harten veroverde en troostte.

Deze reformatorische leer der rechtvaardiging wil Böhl met alle kracht naar voren brengen. Hij gaat uit van de toerekening, zoals Paulus die in Rom. 5 verklaart. Tegenover Adam staat de tweede Adam, Christus. Door de eerste Adam werd ons de dood toegerekend; die dood is tot alle mensen doorgegaan en in die dood hebben allen gezondigd. Maar door de tweede Adam wordt ons het leven toegerekend, de gerechtigheid van Christus. Dat is de enige grond der rechtvaardiging, die wij niet verdienen, maar die ons genadig toegerekend en geschonken wordt. Alles wat nodig is om het oordeel van ons af te wenden en ons de vrijspraak te verwerven, ligt in Christus, het is door Hem zelf aangebracht. En het wordt alleen ons deel in de weg van het geloof, waarin wij Hem omhelzen als onze rechtvaardigheid voor God. Door het geloof ontstaat de band met Christus, waardoor Zijn gerechtigheid de onze wordt in de weg van de toeëigening. Dat is juist het onbegrijpelijke wonder, dat ellendige zondaars, gans ontbloot aan ook maar enige gerechtigheid voor God, de hand mogen leggen op het werk van Christus, op Zijn gehoorzaamheid en dat het ons in de weg des geloofs wordt toegerekend, als hadden wij zelf alle gerechtigheid volbracht, die Christus voor ons volbracht heeft. Het geloof is daarbij niet een menselijke prestatie, maar : alleen door het geloof betekent precies hetzelfde als : alleen uit genade. Zo valt de mens er heelmaal buiten en wordt hij er uit vrije genade helemaal in gezet, in het volmaakte werk van Christus.

Zo ziet Böhl de rechtvaardiging consequent als een juridische daad van God, als vrijspraak van het verdiende oordeel op grond van de verdiensten van Christus. Kohlbrugge en Böhl zijn nooit moede geworden de troost van de toerekening voor de gemeente te ontsluiten. Als wij door het geloof met Christus zijn verbonden, zijn wij in Hem gekruisigd en opgestaan, is in Hem onze oude mens gedood en leven wij nu Gode. Vandaar de merkwaardige plaatsen bij Kohlbrugge, waarin hij teksten als : doodt uw leden, die op de aarde zijn, vertaalt met: hebt ze gedood. Men spreekt van de theologie der wedergeboorte tegenover de theologie der rechtvaardiging. Welnu, hier hebben wij te doen met een bewuste en besliste theologie der rechtvaardiging.

Böhl klaagt, dat men veel te vlug de rechtvaardiging laat liggen om alle aandacht verder te concentreren op de levensvernieuwing, op het wedergeboren leven. Dat acht hij een verzwakking van het stuk der rechtvaardiging. Hij klaagt: men heeft nauwelijks ooit de Christenheid rustig uit de fontein van de rechtvaardiging door het geloof laten drinken. Zij krijgt dan niet meer het volle accent en biedt ook niet meer de volle troost. Het wedergeboren leven schuift er dan over heen en brengt het in gedrang.

Zeker mogen wij het leven der heiliging, ook als roeping, niet verwaarlozen. M.i. gebeurt dat tegenwoordig veel te veel, alsof het er niet zozeer op aan kwam, te wandelen als kinderen des lichts en alsof het geloof niet juist de ere Gods leert zoeken, ook met ingespannen krachten. Onze normloze tijd stelt in dit opzicht duidelijke eisen aan de prediking der Kerk. Het komt mij voor, dat op dit punt, Kohlbrugge wel eens misbruikt wordt en men hem wel eens dingen laat zeggen, die hij nooit gezegd of bedoeld heeft. Wij moeten ook niet vergeten, dat Kohlbrugge en Böhl leefden in een tijd, waarin de heiligmaking te sterk als het werk van de mens gezien werd (vgl. het conflict met Da Costa), terwijl in onze tijd van de heiligmaking vaak helemaal geen werk gemaakt wordt en de hoogste wijsheid schijnt te liggen in de mondigheid van de gelovigen. Dat is een frontverschuiving, waarmee zeker rekening moet gehouden worden. Het niet zien daarvan is de oorzaak, dat sommige „Kohlbruggianen" zo merkwaardig vastgeraakt zijn, dat ze zich nergens meer bij kunnen voegen. In een zekere geborneerdheid wordt alles dan als dwaling afgewezen. Omdat Kohlbrugge in zijn tijd reden had niet zo bijzonder gesteld te zijn op chr. verenigingen: staan zijn volgelingen er nu nog vaak naast.

Maar, al stellen Kohlbrugge en Böhl duidelijk de eis van een leven naar Gods geboden en moet de oude beschuldiging van antinomianisme scherp worden afgewezen, dat bracht deze theologen er niet toe zo over de heiligmaking te gaan spreken, dat daardoor achteraf weer teruggenomen wordt, wat eerst in de rechtvaardiging werd gegeven. Want ze hebben heel scherp beseft, dat de mens dan ongetroost weer op weg gestuurd wordt en op een verkapte manier toch weer in het diensthuis van de Wet terecht komt. Daar hebben zij met alle kracht tegen willen waarschuwen.

Christus is ons gegeven tot rechtvaardiging èn tot heiliging. Wij zijn door het geloof rechtvaardig èn heilig, ja beide, in Christus. Kohlbrugge wist alleen door deze volle evangelieprediking de gewetens tot rust te kunnen brengen. Zijn leer der heiliging hangt ten nauwste samen met zijn eerbied voor de Wet. Men zou Kohlbrugge de theoloog van de Wet kunnen noemen ; daarom kon hij niet tevreden zijn met een stuksgewijze wetsvervulling, waarin een wedergeboren mens langzaam vorderingen maakt. Telkens weer zegt hij in zijn preken en het beheerst ook de werken van Böhl: : wat God eist, moet er wezen, niet gedeeltelijk maar geheel. Met minder kunnen God en de waarachtig tot Hem bekeerde niet tevreden zijn. En dat vonden zij in de Christus. Vandaar dat zij, nooit moede werden Hem aan te prijzen. Hem alleen.

In de prediking van Kohlbrugge wordt de Heilige Geest, die verslagen zielen troost, voortdurend op heterdaad betrapt. Hij wil een mens, die bij zichzelf niets dan zonde vinden kan, leren om. nochtans zich te verheugen tegen alle ervaring in zelfs, in de heiligheid van Christus, zodat hij, hoe meer hij zichzelf leert kennen met afschuw en schaamte, , zich des te vuriger verbergt in Zijn wonden en gehoorzaamheid. Daarom beluisteren wij in de geschriften van deze theologen een machtig en nooit vervelend loflied op de algenoegzaamheid van de Borg en Middelaar.

Het was de bedoeling van deze artikelenreeks de muziek van dit loflied enigermate te laten klinken.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 januari 1956

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Eduard Böhl

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 januari 1956

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's