Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

JODOCUS VAN LODENSTEIN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

JODOCUS VAN LODENSTEIN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

We hebben al driemaal aandacht voor de Utrechtse dominee en zijn werk gevraagd ; we willen het met deze 4de keer besluiten. We hebben vorige maal opgesomd, welke preekbundels we van hem hebben ; verzwegen toen de enkele boeken over de Sabbathskwestie, die al evenzeer uit Van Lodenstein's pen vloeiden, met nog enkele, die hij aan de zaak van Koelman wijdde, maar mogen stellig niet het laatste, samenvattende werk overslaan, waarin de neerslag van heel zijn kerkelijk streven is te vinden. We bedoelen het boek, waarvan we de titel in z'n geheel geven : Beschouwinge van Zion, ofte aandagten en opmerckingen over den tegenwoordigen toestand van 't Gereformeerd Christenvolk. Dit boek komt niet zó zelden voor en komt voor, samengebonden met een ander werk, dat o.i. echter reeds eerder was geschreven, n.l.: Geestelicke gedagten, na zyn doot uitgegeven aangaande het ware wezen van 's Menschen gelucksaligheidt en de naakte ontdekkinge van 's Volks algemeene dwalingen omtrent dat hoogwigtig stuk.

Dat de uitgever deze werken samenvoegde, laat zich verstaan, want ze hebben beide éen grondtoon en bedoelen. Deze : onze ware gelukzaligheid bestaat niet in welvaart of lang leven of dgl., maar in zelfverloochening, in het toebehoren aan de Heere Jezus Christus. Onze gelukzaligheid bestaat niet buiten heiligheid.

Van dat tweede werk zullen we hier niet verder spreken. Het eerste, de Beschouwinge van Zion, is in de vorm van 10 samenspraken geschreven, een vorm, in alle eeuwen vooral geliefd en dan ook wel geschikt, om te behoeden voor beschouwelijkheid. Het gevaar, dat de deelnemers aan de samenspraken meer of min tot stromannen worden, die heimelijk door de auteur worden gedirigeerd, waarheen hij wil, laat zich allicht niet makkelijk ontlopen.

De samensprekenden zijn ten eerste Urbanus (= stadsmens). Hij is predikant en we hebben geen moeite in hem ds. Van Lodenstein zelf te herkennen. Zijn gesprekspartners zijn Stephanus, een pas opgetreden ouderling, en Ahikam, een oud-ouderling. Het wordt zó voorgesteld, dat dominee en ouderlingen, als ze midden onder hun drukke werk eens willen uitblazen, elkaar op een rustige plaats — Van Lodenstein's park? — ontmoeten.

De eerste samenspraak handelt over : Het on-christen-wezen in het algemeen en de wanbestelling van de Reformatie. Wat steekt tegenover Gods heilige eisen de gruwzame wangestalte der gemeente donker af ! Predikant en ouderlingen gaan gebukt onder het zware, ondankbare werk onder geestelijk verstandeloze mensen. Zo werpen ze de vraag op : Is de huidige gereformeerde Kerk werkelijk een Christelijke Kerk? Het lijkt er immers niets op ! Want wat is de schoonheid van Gods geestelijke tempel ? Toch immers niets anders dan : heiligheid.

Eén van de ouderlingen poogt dat iets te temperen en zegt: Ja, maar dat geldt immers alleen van de onzichtbare- en niet van de zichtbare Kerk ! Maar daar wil Van Lodenstein juist niets van weten. Neen: juist ook de uiterlijke Kerk leeft onder Gods eisen en beloften. Een verdorven eeuw wil alles maar op de onzichtbaarheid wentelen, maar dat is totaal onbijbels. De onzichtbare Kerk wordt juist zichtbaar in deugd en heiligmaking ! De gemeente moet koning, profeet, priester zijn, Een Christen draagt immers het beeld van Christus. Wel, die bedoelde uiteindelijk zich een volk te reinigen van ongerechtigheid.

Het volk vindt vergeving en genade en troost het laatste, maar dat is niet zo. Het gaat om de terugbrenging van ons mensen onder Gods heerschappij. Een Christen moet opvallen door zijn zelfverloochening. Als de Heere Christus ons Hoofd is en wij Zijn leden, dan moet dat immers blijken ! Het blijft hier onvolmaakt, maar een levend lichaam en een lijk zijn toch radicaal onderscheiden ? Een gereformeerd Christen moest een wonder van een mens zijn. En wat is hij doorgaans !

Van Lodenstein schaamt zich, onder hen predikant te zijn. Want belijdenis en leer onderscheidt ons niet. Waarheid, die ons geen verloochening leert, is krachteloos. De Hervorming was hervorming van leer èn leven! De Heilige Geest belooft ons geen volmaaktheid, maar wèl de kern der zaak. Wee dan de ellendige, dusgenaamd gereformeerde Kerk ! Hoe is God met Zijn Geest geweken ! Wat heeft men de Hervorming verknoeid ! Men heeft alles van de oude Kerk maar overboord geworpen. We biechten niet meer. Maar belijden we elkaar onze misdaden ? Oefenen we zielszorg ? Men wou de pauselijke macht kwijt. Ja, maar men begeert de kerkelijke tucht evenmin. Reformeren zonder Geest kan enkel betekenen: nog snoder deformeren. Men hoort graag van rechtvaardiging en vergeving. Maar niet van heiliging en zelfverloochening. Wat heeft de Kerk een droevig klein aantal dienaren! En wat moesten er juist veel zijn, wanneer het tot echte zielszorg" komen zou! Voor allerlei onderdelen, als zorg voor de jeugd en voor de afgedwaalden, moesten er eigenlijk speciale krachten zijn. Maar de kerkelijke goederen zijn geroofd en de offervaardigheid der gemeente faalt. We moesten toch duizenden zendelingen kunnen uitzenden ! De papisten beschamen ons, zijn veel vlijtiger. Alles samengenomen : Wee ons ! Hoe kan Gods wraak uitblijven?

De tweede samenspraak spreekt verder over de tegenwoordige ongestalte en vindt dan gelegenheid te spreken over geestdrijverij en mystieke theologie. Van Lodenstein wil goed onderscheiden : uitwendig woord en innerlijk verstaan ervan (de zalving door de Geest). Zo komt er smaak, bevinding van de waarheid. Eenvoudigen kunnen geleerd zijn, als zij dat kennen, en geleerden, als zij dit missen, dwaas. Welnu : dat is de grote armoede der kerk, dat hoofd en hart, dat hart en woord geen eenparige gang gaan.

Het hapert aan zelfverloochening, het hapert aan de kennis van de Heilige Geest. De Geest is geweken. De Reformatie was een weer roepen tot de Geest, was geestelijk. Maar zonder Geest wordt het Belialswerk : Wat een verharding ! Wat een wereldgezindheid! Luxe en weelderige kleding passen immers in 't geheel niet bij een verstorven christen ? Dat is allemaal werk van het vlees en dat heeft veroorzaakt, dat Van Lodenstein altijd maar weer herhaalt, n.l. dat zo de Geest geweken is.

Maar dat prikkelt de mensen. Nijdig antwoorden ze, dat het naar geestdrijverij riekt, naar , , mystieke theologie". Maar de Schrift zegt toch maar, dat leer zónder Geest dood is. Dat heeft niets met geestdrijverij te maken, maar we moeten het positieve ook in de secten opmerken. We moeten het aandurven , , Schriftuurlijke geestdrijvers" te zijn. Men kan veel kwaad spreken van de z.g. mystieke theologie, maar ze is, in gezonde zin, toch niets anders dan de theologie van de mystieke Kerk, de heilige waarheid der gereformeerde leer, door de Heilige Geest bewezen aan het hart. Alle mystiek verwerpen is satanisch. Hoe zou er dan de mystieke inwoning van de Drieëne God in ons hart mogelijk zijn ? En dit rekent Van Lodenstein toch tot de heilige bevindingen. Hij keurt veel vreemde spreekwijzen uit de mystiek af, wil echter de kern vasthouden : zo is het manna, dat verborgen is, door de Heilige Geest bekend. Mystiek in de bijbelse zin is het werken en de praktijk der heilige waarheid. Echte gereformeerden kunnen alleen sterke , , drijvers" van de Geest zijn en zo waarachtige leden van Christus' mystieke lichaam.

Nu we deze twee eerste samenspraken nogal breed weergaven, kunnen we de volgende, die veel nader uitwerken, veel korter samenvatten. De derde wijdt uit over dat gebrek aan verloochening van onszelf, dat al aangewezen werd. Dat wordt door Van Lodenstein niet maar zo in het algemeen gezegd, maar behoorlijk ontleed. In samenspraak 4 en 5 zegt hij ons, dat eigen wil en begeerlijkheid, genoegen scheppen in de schepselen, ons zo bedriegen ; ook het eigengerechtig uit eigen krachten leven. Dat deed hem boven zijn 6e stuk schrijven : , , De geesteloosheid dezer eeuw". Is de Geest geweken, dan zijn de vromen ook geesteloos en de predikanten niet minder. Ziende op onze matte ijver en schrale vrucht, slaat ons de schrik om het hart: Zijn wij wel waarlijk geroepen ? Kanselheld zijn-is nog zo zwaar niet, maar op huisbezoek moet onze kracht blijken. Bitter beschamend voor ons, predikanten, schrijft Van Lodenstein, sterk herinnerend aan Koelman's Wekker der Leraren: Als predikanten samenspreken, is er veel twist en geleerdheid, maar weinig Geest. Als we meer Geest hadden, dan konden we wat scherpzinnigheid missen. Zo zien we, als in Ezechiël 37, een geesteloos volk. En hoe geestelozer, hoe meer men roemt in verlossing, rechtvaardiging, blijdschap. Alleen de verloochening van ons zelf, de troost, die in de heiligmaking gelegen is, daar wordt van gezwegen. En ook aan Zijn kinderen onttrekt God sterk de Geest der vertroosting en van het kindschap. Er is veel algemene kennis. Maar wat betekent die zonder specieële toepassing ? Van geestelijk gesprek is geen sprake. De Tale Kanaans is vergeten. Jong en oud is onzalig onwetend. Het lijkt wel een spel: eventjes naar de catechisatie, dan z.g. belijdenis, alles hersenwerk en zo naar het Heilig Avondmaal.

Wée ons, wée ons, want God vertrekt van ons.

In de zevende samenspraak wordt nóg weer eens de heiligmaking aangeprezen. Wat is ons hoogste doel, zo vraagt Calvijn's Catechismus. Antwoord : Gód. Dat betekent dus evenzo : de heiliging, om Gode te leven.

Wat in de eerste samenspraak was aangeroerd, wordt in de achtste en negende uitgewerkt. We hebben gemakkelijk vasten, biecht, transubstantiatie, enz., afgeschaft. Maar hebben we de kern daarvan ook behouden? Gaat het ons, ook in het Heilig Avondmaal, om de hele Christus ? Anders is ons roemen in 'het gereformeerd zijn ijdel! Het oude monnikenwezen bedoelde, in hoe verkeerde uitwerking dan, het geestelijk leven te eren. Doen wij dat ook ? Men zocht daar het aan de wereld af te sterven. Wij ook? Het is goed, de dwalingen vèr van ons te werpen, als we de waarheid maar vasthouden.

Zo komt de auteur tot zijn besluit, dat hij betitelt: De algemeene dwaalgronden van liet volk in bijna ieder deel der gereformeerde belijdenis. Bitter klaagt: hij over de vlakke opmerkingen, die hij te horen krijgt, zoals : Och, alle godsdiensten zijn in de grond gelijk en zijn allemaal even goed, als je er maar naar doet. Anderen hebben de mond vol, alleen over Gods barmhartigheid en daardoor zijn ze blind voor de harde noodzaak van Christus' plaatsbekledend lijden. Er is nog wel onmacht, maar waar is de schuld ? Men heeft het graag over vergeeflijke zonden, alsof niet alle zonde alleen maar dodelijk kan zijn ! Ja, God is een God van genade. Maar Gods genade, dat is Zijn heilige arm tot heiligmaking, waarin de Drieëne God in de gelovige woont.

Aan alle kant zag Van Lodenstein in de Kerk een dodelijke krankheid. Dan wordt hij zelf op het ziekbed neergeworpen en sterft, nóg in de bloei van zijn jaren.

Van Lodenstein kan gemakkelijk worden afgedaan met de opmerking: erg zwaarmoedig, zwartgallig, te weinig kerkelijk denkend. Maar in de aard moet hij eerder een optimist genoemd worden : een gereformeerd christen kon en moest volgens hem immers een wonder van een mens zijn ! Zo heeft hij getobd en gestreden om te' mogen verstaan, hoe die christen toch zó in gebreke kon zijn. Als wij niet evenzeer als hij ons bekommerd hebben om dat kernstuk van geloof en theologie : de blijvende zonde, moeten we liever niet de staf over hem breken, want dan begrijpen we hem niet. We. vertelden al, dat hij, nog op zijn sterfbed, zei, vol van gedachten te zijn. Van zo'n gedachtenvolle is veel te leren. Hij zij u hartelijk aangeprezen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 september 1956

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

JODOCUS VAN LODENSTEIN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 september 1956

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's