Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN TREFFENDE BEDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN TREFFENDE BEDE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Leer mij, Heere, Uw weg ; ik zal in üw waarheid wandelen: verenig mgn hart tot de vreze Uwa Naams. Fsalm 86 vs. 11.

David vraagt in Psalm 86 dat de Heere hem moge leren Zijn weg te kennen. Maar daarmede vraagt hij ook, in het Woord des Heeren onderwezen te worden. Want de weg Gods is geopenbaard in het Woord Gods. En de kennis van dat Woord is onmisbaar tot de zaligheid. Immers het volk gaat verloren, als het geen kennis heeft. De vermaning, die de Heere tot ons brengt is immers : Onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin het eeuwige leven te hebben en die zijn het, die van Mij getuigen.

Het komt er op aan, dat we Gods weg leren kennen uit het Woord des Heeren. En omdat voor ons zelf te kunnen verstaan is nodig, dat God door de Heilige Geest ons dat leert. Aan een blote kennis van het Woord Gods heeft de mens niet genoeg. De kennis alléén maakt de mens opgeblazen en niet ootmoedig van hart.

De weg, die Gods kind leert in Christus. Hij is de weg, de waarheid en het leven. Christus is de weg, waarlangs de Vader gemeenschap heeft met de zondaar. Hij openbaart zich door de Zoon. Hij ziet in het volbrachte werk van de Zoon een verloren mensdom gerechtvaardigd voor zich staan.

Maar Christus is ook de weg, waardoor de zondaar door de Heilige Geest gemeenschap met de Heere oefent in het geloof. Met die weg Christus bekend gemaakt te worden is het eeuwige leven.

Wanneer God ons die weg leert, is dat voor ons allereerst een weg des gerichts. Immers, we komen tot God als een zondaar, als een in zichzelf verloren Adamskind. We leren in de weg des behouds onszelf kennen in onze onbekwaamheid ten goede, in onze verlorenheid en doemschuld. Maar die weg is óok een weg der genade, wanneer God ons Zijn Christus als onze enige hope in het leven openbaart. Christus' dood en opstanding zijn dan de grond onzer zaligheid.

Die weg, waarin God zijn kinderen onderwijst, is een weg die hoger is dan onze weg. Gelijk de hemelen hoger zijn dan de aarde, is de weg Gods hoger dan onze weg. Ormaspeurlijk zelfs zijn de wegen Gods. Dat zien we bij de kinderen Israels in hun doortocht door de Rode Zee. Israël zag, voor de zee staande, geen weg meer. Zijn eigen weg hield hier op. Maar toen begon voor hem eerst de weg des Heeren. Voor God bestaat geen zee. Hij lacht om de zee. Hij baant een weg dwars door de zee, een weg des behouds, een weg van wonderlijke verlossing. Vergeet dit nooit: waar onze eigen weg eindigt, daar begint Gods weg!

Die weg is niet als onze eigen gekozen weg, wat betreft het einde. De weg van alle vlees is de dood. Maar Gods weg eindigt in het eeuwige leven, in de opstanding uit de doden, in de schittering van het Nieuwe Jeruzalem.

Gelukkig de mens, die aan het eind van zijn eigen weg daarom met David mag bidden : Leer mij, Heere, Uw weg ! Ik zal in Uw waarheid wandelen. Dat is een gevolg van dat goddelijk onderricht in Gods weg. Wij geven dikwijls onderwijs, waarop geen vrucht gezien wordt. Zowel op catechisatie als in de kerk. Een deel van het zaad dat wij strooien, valt dikwijls langs de weg of in de doornen of op steenachtige bodem. Maar zo is het met het goddelijk onderwijs niet. Dat is steeds vruchtdragend. Vandaar dat David zegt: Ik zal in Uw waarheid wandelen.

Welk een voortreffelijke zielsgestalte, wanneer we in Gods waarheid mogen wandelen. Er wordt in de bijbel ook gesproken van een lopen, een zich voortspoeden in de loopbaan des geloofs, om tijdig het zozeer begeerde einddoel te bereiken. Paulus, vergetende hetgeen achter is en strekkende zich tot hetgeen vóór is, jaagt naar het wit tot de prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus.

Hier is echter sprake van een wandelen in de waarheid. Bij het wandelen gaat het niet om het bereiken van een bepaald doel in de eerste plaats, maar om zich te verlustigen in de aanschouwing van de schoonheid en heerlijkheid der natuur. Wandelen in de waarheid wil dus zeggen : zich verlustigen in de waarheid. Daarop had ook de Psalmist het oog, toen hij zong :

Och, mocht ik in die heilige gebouwen. De vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog. Zijn lieflijkheid en schone dienst aanschouwen.  Hier weidt mijn ziel met een verwond'rend oog

Van die verlustiging in het werk des Heren getuigde ook de houding van de cherubim op het verzoendeksel van de ark des Heeren in het heilige der heilige. Vol aanbiddende verwondering verlustigen de engelen zich in de aanschouwing des Heeren.

Door God onderwezen in Zijn weg. komt de ziel tot een aanbiddende verwondering van de deugden Gods. Zijn liefde, Zijn genade, Zijn barmhartigheid, Zijn goedertierenheid zijn voorwerp van verlustiging des harten geworden. Maar niet minder wordt dan heerlijkheid gezien in het werk van Christus. Niet alleen in hetgeen Hij deed in de staat Zijner vernedering, maar evenzeer in Zijn heerlijkheid aan de rechterhand des hemelsen Vaders. Ook het werk van God de Heilige Geest wordt bewonderd, daar het teer en toch onwederstandelijk Gods kind leidt in alle waarheid.

Om echter in Gods Waarheid te wandelen is nodig een hart, dat niet verdeeld is. En het hart van Gods gekenden is maar al te zeer verdeeld. Gods kind heeft een klein beginsel der ware gehoorzaamheid. Het is een twee-mens geworden. De geest begeert tegen het vlees en het vlees tegen de geest. Paulus kende die tweespalt in het hart. Het goede, dat ik wil, doe ik niet, en als ik het goede wil, ligt het kwade mij bij. Mét een verdeeld hart kan men zich niet verlustigen in de waarheid. Zelf zijn hart reinigen en uitzuiveren kan David niet. Maar ook met deze nood der ziel mag David tot de Heere gaan. Vandaar zijn bede: Verenig mijn hart tot de vreze Uws Naams. In die kinderlijke vreze, waarom David hier smeekt, wordt de wandel in de waarheid gekend.

Gelukkig de mens, die zijn dwaalweg inziet en met David leert bidden : Leex mij, Heere, Uw weg; ik zal in Uw waarheid wandelen: verenig mijn hart tot de vreze Uws Naams.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 november 1956

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

EEN TREFFENDE BEDE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 november 1956

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's