Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HEBBEN DE APOSTELEN ZICH VERGIST?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HEBBEN DE APOSTELEN ZICH VERGIST?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Waagschaal van 17 november j.l. werd een rede opgenomen, welke prof. Rasker bij de opening van zijn colleges en als diesrede voor V.E.R.A. te Groningen gehouden heeit onder de titel: Date Caesari. (Geef den keizer).

Het stuk maakt de indruk over de verhouding van Kerk en Overheid, of zoals velen minder juist het uitdrukken tussen Kerk en Staat, te handelen.

Edoch, de door de schrijver toegevoegde ondertitel luidt: Over het politieke spreken van de Kerk.

Verschillende zinsneden geven wel de indruk, dat het de auteur eigenlijk om het spreken der kerk te doen is, en wij ontkennen niet, dat 't spreken der kerk, inzonderheid het politieke spreken wel het een en ander heeft uit te staan met de verhouding van Kerk en Overheid, zoals wij het gaarne uitdrukken om dicht bij de Schrift te blijveh. De Schrift spreekt van Overheden en noemt die zelfs goden om daarmede aan te tonen, dat zij van God geordineerd zijn. (Vgl. Exodus 21 ; 6).

Christus wijst daarop niet alleen (vgl. Joh. 10 : 34 v.) maar spreekt ook duidelijk uit, dat de Overheid haar macht van boven heeft. Gij zoudt geen macht over Mij hebben, indien het u niet van boven gegeven ware. Dit is een antwoord op het zelfbewuste woord van Pilatus : Weet gij niet, dat ik macht heb u te kruisigen, en macht heb u los te laten? (Vgl. Joh. 19 : 10 en 11).

Het lijdt geen twijfel, dat hier sprake is van de macht der Overheid en Christus betuigt, dat zij van God is, door God gegeven.

Öok de apostel Paulus heeft het zeer duidelijk over de Overheidsmacht als een macht over alle ziel gesteld. Niet alleen deze, maar alle machten zijn van God geordineerd, en staan dus in rekening met God, zijn Hem verantwoording schuldig. (Romeinen 13 : 1 v.v.).

Heel klaar spreekt ook Paulus uit, dat wij van doen hebben met een ordinantie Gods.

Het is daarom onjuist, wijl onschriftuurlijk, om van de staat, de macht van de staat te spreken.

Een onpersoonlijk gewrocht van de mens als de staat, kan nooit rekenschap geven of ter verantwoording worden geroepen, maar de machthebbers, heersers en regeerders der volkeren m.a.w. de overheden, zullen het uur van rekenschap niet kunnen ontvlieden, als God de vierschaar spant.

Niet minder klaar ook is het woord van de apostel Petrus (1 Petrus 2 : 13— 17). Ook hij spreekt van de wil Gods.

Hij vermaant op gelijke wijze als Paulus in Titus 3 : 1 v.v. en hoe zouden zij anders, die het woord der hemelse Wijsheid verstonden : Door Mij regeren de koningen en stellen de vorsten gerechtigheid, door Mij heersen de heersers en de prinsen, alle de richters der aarde.

Over de zo duidelijk uitgesproken goddelijke taak der Overheid, haar ambtelijke dienst, zijnde Gods dienaresse (Rom. 13 : 4) vindt men geen woord in de bovenaangehaalde rede.

Prof. Rasker haalt met klaarblijkelijke instemming Oscar Cullmann aan, die een strijd van Christus tegen de strevingen der Zeloten meent te ontdekken o.a. ook in het woord van Markus 12:10: , , Geeft dan de keizer wat des keizers is en Gode wat Gods is", waaraan hij ook de titel van zijn rede ontleent.

Hoe dat ook zij, het kan de waardering, welke de Schrift toekent aan de macht der Overheid als van God verordineerd, niet verzwakken. Integendeel. , , Wij moeten bedenken, dat de staat een meer dan menselijke macht is", zegt prof. Rasker. (blz. 117). Hij heeft daarbij het oog op Openbaringen 13, waar sprake is van de anti-goddelijke wereldmacht, die het beest wordt genoemd. De hooggeleerde schrijver ziet toch niet voorbij, dat hier sprake is van een geestelijke macht, een geest uit de afgrond, die zich meester maakt van alle aardse organisatie en van alle middelen, waarover de wereld beschikt om zijn tyrannie te vestigen. Niet de staat is hier nummer één, maar de macht van het beest.

De moderne Epicurus, de Engelse philosoof Hobbes, heeft de staat weliswaar een monster genoemd, en Brunner volgt hem daarin ; ook valt het niet te ontkennen, dat de wijsbegeerte van Hobbes haar uitgangspunt neemt in het egoïsme en een machtige invloed heeft uitgeoefend op het karakter van de moderne staat.

Daarom te meer is het van belang en nodig, dat degenen, die bij de Heilige Schrift begeren te leven, niet van die onpersoonlijke staat, maar Gods Woord volgen en spreken van de Overheid als dienaresse Gods.

De Overheid kan de macht gebruiken naar de eis van haar goddelijk ambt, of ook misbruiken in strijd met die eis, Hoewel de staat van Hobbes niet vreemd is aan de ontwikkeling van zijn Gode vijandig karakter, en, ofschoon overheden de haar gegeven macht kunnen misbruiken en in dienst stellen van die ontwikkeling, kan men Overheid en Staat niet zo maar op één lijn stellen of door elkander gebruiken.

Als men over de Overheid spreekt, heeft men het over personen, die met een goddelijk, een door God geordineerd ambt bekleed zijn ; als men over de Staat spreekt, gaat het over een min of meer naar de eis dier ordinantie ingericht, of daartegen strijdig bestel.

Reeds werd opgemerkt, dat de rede van prof. Rasker met deze dingen geen rekening houdt, in ieder geval veel te weinig rekening houdt.

De bijzondere nadruk, door de Heilige Schrift gelegd op de ordinantie Gods, wordt sterk verzwakt, zo niet verhuld door de telkens terug kerende uitdrukking , , toelating Gods", alsof de Overheid als zodanig een boze macht zou zijn, wier werking alleen door de toelating Gods zou worden verklaard, terwijl de Heilige Schrift positief spreekt van ordinantie Gods en de Overheid versiert met de naam , , dienaresse Gods".

Het Schriftuurlijk aspect brengt voorts mede, dat de Overheid als zodanig geroepen is en dus alle Overheden geroepen zijn haar taak ambtelijk te vervullen en een rechtsstaat te handhaven naar Gods geboden, en wij denken hierbij inzonderheid aan "de handhaving ener burgerlijke gerechtigheid naar eis der Tien Geboden."

Voor het heidenland geeft de Schrift een duidelijke aanwijzing in Rom. 2 : 14 en 15, waar wordt verklaard, dat de heidenen, die de wet niet hebben, van nature dingen doen, die der wet zijn.

Het apostolisch getuigenis aan de Overheid als dienaresse Gods, waarop boven gewezen, is trouwens ook van toepassing op de Romeinse Overheid.'

Het is overigens, helaas, geen vreemde zaak in deze wereld van zonde en ongerechtigheid, dat ook de Overheden zondige mensen zijn, en dat zij in de uitoefening van het haar toebetrouwde ambt zondigen. Hoe zou het anders, want Wie is zonder zonde ?

Hoe ook zou er nog erkenning van het gezag der Overheid in deze wereld gevonden worden, als God zelf niet waakte over Zijn ordinantie en deze dienstbaar maakte aan de vervulling van Zijn Raad.

Nochtans leert de ervaring, dat boze en Gode vijandige machten zich meester maken van de Overheidsmacht en deze misbruiken naar eigen smaak om de volkeren te tyranniseren. De wereldgeschiedenis is waarlijk niet arm aan voorbeelden en daarop lettende zou men de neiging om in de Overheidsmacht als zodanig een Gode vijardige macht te zien, kunnen begrijpen, maar nochtans niet goed keuren.

Indien wij het Schriftuurlijk gegeven ernstig nemen, n.l. de Overheid Gods dienaresse en mitsdien geroepen tot een ambt van Godswege, en derhalve geroepen tot vervulling van de Wet Gods als voor het aangezicht Gods, dan liggen daarin de grondlijnen der bijbelse theocratie.

Met name in het christenland moet dat theocratisch besef op de voorgrond treden. Dat is dan ook gebeurd.

Prof. Rasker drukt zich op blz. 117 uit als volgt: , , Wat is er eigenlijk gebeurd, toen de totalitaire Romeinse Staat, die door zijn keizercultus satansmacht was, door Constantijn de Groote... een christelijke Staat werd ? " , , Wat is er gebeurd, toen de keizer zich tot het apostolaat voelde ? " Deze nieuwkerkordelijke uitdrukking bedoelt mogelijk een kritische noot ten aanzien van de uitdrukking Christelijke Staat. Wij vragen:

Wat is eigenlijk een christelijke Staat ?

Wanneer kan men met recht spreken van een christelijke Staat?

Kan daarvan sprake zijn, als de Overheid haar goddelijke roeping verstaat en naar Gods gebod betracht, en het volk theocratisch regeert ?

Mij dunkt, dat zulk een Overheid de grondslagen kan leggen voor een christelijke Staatkunde. En hoever deze boven de eerste grondslagen zal kunnen uitgaan, is ten enenmale afhankelijk van de vraag, in welke mate en in welke omvang het volk leeft uit de Heilige Schrift door een waarachtig christelijk geloof

Derhalve dient men onderscheid te maken tussen theocratisch regeren, d.i. regeren naar Gods geboden, als eerste eis van een christelijke Staatkunde, en een christelijke Staat. Een christelijke Staat wordt niet gemaakt door de Overheid, maar de voornaamste voorwaarde voor een christelijke Staat is een christenvolk, in die zin, dat het christelijk geloof krachtens zijn regeneratief karakter zodanig leeft in het volk, dat het als geheel door die kracht wordt doorzuurd en heerschappij neemt over het volk.

De kerstening van een volk is een geestelijk proces, dat gewekt en gevoed door de prediking des Woords, de overhand neemt in het volksleven.

Daarom is de roeping der Kerk een geheel andere dan de roeping der Overheid, ook al beantwoordt beiderlei roeping aan een instelling Gods. De Overheid is niet geroepen tot de Dienst des Woords en de Kerk is niet geroepen om de openbare orde onburgerlijke gerechtigheid te handhaven, desnoods door een sterke arm. De Overheid drijft geen zending en is niet geroepen tot het apostolaat, zoals men dat wil noemen.

Doch het ligt voor de hand, dat de dienaresse Gods de rechtmatige arbeid der Kerk volgens haar roeping niet kan tegenstaan, indien zij haar eigen ambt als voor Gods aangezicht ter harte neemt — en dat zij die arbeid heeft te beschermen en te bevorderen.

En het ligt ook voor de hand, dat verwarring en vermenging van de aardse Staat met het Koninkrijk Gods, slechts kan woitelen in een verkeerde en misplaatste voorlichting der Kerk.

Bij een leer, die opkomt voor de vrije Kerk en de vrije Staat, welke in de verschillende roeping van Kerk en Overheid als vanzelf in het oog springt, is daarvoor geen gevaar.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 december 1956

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

HEBBEN DE APOSTELEN ZICH VERGIST?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 december 1956

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's