Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dordtse Leerregels

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dordtse Leerregels

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoofdstuk 1, artikel 7. Deze verkiezing is een onveranderlijk voornemen Gods, door hetwelk Hij vóór de grondlegging der wereld een zekere menigte van mensen, niet beter of waardiger zijnde dan anderen, maar in de gemene ellende met anderen liggende, uitverkoren heelt in Christus.

De ganse wereld ligt voor God verdoemelijk. Van deze waarheid en werkelijkheid gaan de Dordtse Leerregels uit. Daar is niemand, die tot God kan wederkeren. Daar is ook niemand, die tot God wil wederkeren. Daar is geen onderscheid bij de mensen. Doch nu maakt God nochtans onderscheid. Hij heeft dit reeds gemaakt vóór de grondlegging der wereld. Hoewel er onder de gevallen Adamskinderen niemand is of zal zijn, die naar God vraagt, zal Koning Jezus nochtans een volk hebben. Staat dat in de Schrift, dat Gods voornemen bij de grondlegging der wereld er reeds was ? Wij vinden deze uitdrukking in Efeze 1:4: „Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem voor de grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde".

Het komt mij voor, dat deze tekstwoorden alle gewenste duidelijkheid bezitten. Dat hier niet gesproken wordt van een eeuwig besluit, zal wel samenhangen met het streven om zich nauw bij de eigen woorden van de bijbel aan te sluiten. De uitdrukking , , voor de grondlegging der wereld" komt 3 keer . in de Heilige Schrift voor. Eerst in Johannes 17 : 24. Daar zegt de Heere Jezus tot de Vader: „Gij hebt Mij liefgehad, vóór de grondlegging der wereld". Grosheide merkt op : , .kosmos, wereld, betekent hier het geschapen heelal, niet de zondige mensenwereld. De uitdrukking wil zeggen : vóór de geschiedenis begon, dus van eeuwigheid en tot in eeuwigheid. Jezus spreekt hier als Middelaar. Van eeuwigheid ging de liefde des Vaders uit naar de Zoon, die als Middelaar het werk Gods zou doen". In 1 Petrus 1 VS. 20 lezen we van de Heere Jezus, dat Hij voorgekend is geweest van vóór de grondlegging der wereld. Greydanus tekent aan : , , d.i. voordat God de wereld schiep, dus van eeuwigheid". De letter der Schrift is hier nog al overmachtig.

Ook dr. Woelderink merkt van deze tekst uit Efeze 1 op, dat de Schrift ons hier een blik doet slaan in het hart van God en in Zijn eeuwige raad. Hij merkt voorts op : De bedoeling van deze laatste vermelding, (n.l. vóór de grondlegging der wereld) wordt ons duidelijk uit 2 Tim. 1 vs. 9, waar van God gezegd wordt , , die ons heeft zalig gemaakt en geroepen met een heilige roeping ; niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, vóór de tijden der eeuwen". De tegenstelling met werken laat zien, dat het beroep op de genade Gods vóór de tijden der eeuwen, dient om deze genade in haar vrijmachtig karakter naar voren te doen treden. Zij is in God niet opgewekt door het schepsel ; ook niet door de ellende, waarin het zich bevindt: zij komt regelrecht uit het hart van God ; zoals men vroeger zeide : God heeft redenen uit zichzelf genomen. Daarom behoeven we ook niet te vrezen dat Gods genade slechts een opwelling is van een ogenblik, omdat zij ontspruit aan Gods liefdehart en God in de raad Zijns vredes reeds besloot Zijn Zoon te geven, toen de wereld er nog niet was, is zij bestendig en grondig"

Die uitdrukking : , , grondlegging der wereld" wordt soms gebruikt voor een gewone tijdsbepaling en dan met het woordje vanaf er voor. In Matth. 13 vs. 35 wordt gesproken van dingen, die verborgen waren vanaf de grondlegging der wereld. Maar terecht merkt Hauck op in het Theol. Wörterbuch Band III, blz. 623, dat op andere plaatsen ook , , vanaf de grondlegging der wereld" de eeuwigheid van Gods Raadsbesluit uitdrukt, dat in het oerbegin gemaakt is en in de tijd van het einde werkelijkheid wordt gemaakt". Voorbeelden in Matth. 25 vs. 34: , , Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen, die tot Zijn rechterhand zijn : , , Komt gij gezegenden Mijns Vaders, beërft dat Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld". Het zou onjuist zijn te menen, dat God van af de grondlegging der wereld bezig is geweest om de erfenis te bereiden. Neen de erfenis lag klaar en was voor de gezegenden klaar gemaakt vóór iets van de wereld in het aanzijn was geroepen. Ze lag van eeuwigheid bereid. Dit geldt niet minder van Ópenb. 13 vs. 8 en 17 VS. 8, die we al eens eerder behandelden. Hauck ziet ook hier gesproken van de goddelijke raad.

Deze Raad Gods nu wordt in de tijd uitgevoerd. Maar van eeuwigheid was daar het voornemen. Zo lezen we in Efeze 3 VS. 11 : , , Naar het eeuwig voornemen, dat Hij gemaakt heeft in Christus Jezus, onzen Heere".

Er wordt wel eens als bezwaar ingebracht tegen de eeuwigheid der uitverkiezing, dat God daarmee aan zijn besluit gebonden zou zijn. Er is een stroming onder de geleerden dezer eeuw, die toch wel graag van de eeuwigheid van Gods verkiezing af wil. Daarom maakt men daar soms een typisch bezwaar tegen. Men redeneert aldus. God is eeuwig. Maar ook het besluit Gods wordt eeuwig genoemd. Doch dan is het besluit even eeuwig als God! Dan is het geen vrijmachtig besluit, maar als het ware de natuur van God. Daarom wil men God vrij laten. Hij kan in de tijd verkiezen en verwerpen naar het Hem behaagt. Nu moet ik eerlijk zeggen, dat de meeste van deze redeneringen mij te hoog gaan. Ik meen óok, dat men punten van discussie opwerpt en vragen gaat stellen, die maar tot ijdele twisting aanleiding geven. Wij kunnen deze vragen met ons zeer beperkt denkapparaat niet beantwoorden. Vroeger noemde men dit dan ook scholastiek. Zoiets als raadseltjes, waar men zich in z'n ledige ogenblikken mee bezig houdt. De Heilige Schrift spreekt echter van een eeuwig voornemen. Op een andere plaats noemt de Schrift dit voornemen een welbehagen. Ik krijg in de Heilige Schrift niet de indruk, dat Gods liefde een gedwongen liefde is, zoiets van een natuurnoodwendigheid, zoals men dan redenerende gelieft vast te stellen.

Maar ook zie ik niet de mogelijkheid van verandering. Gods voornemen om zalig te maken in Christus betekent niet ean bloot voornemen. God voegde zich van eeuwigheid bij Zijn volk. Dat volk is Hem bij name bekend. Hij heeft ze hoofd voor hoofd in zijn hart gesloten vóór de grondlegging der wereld. Tot Israël wordt gezegd in Jeremia 31 : „Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde". Doch evenzeer omdat er bij deze de". De Heere heeft dat volk altijd in Zijn gedachten. Hij heeft hen in zijn beide handpalmen gegraveerd. Eer zou een moeder haar zuigeling kunnen vergelen, dan dat de Heere zijn uitverkorenen zou vergeten. En zou men dan denken, dat God vandaag de ene mens in zijn hart zou sluiten, deze mens er morgen weer uitwerpen en dan eeuwig laten liggen ? Dat kan de Heere niet. „Ik, de Heere, word niet veranderd".

Maar wie zijn nu die uitverkorenen ?

Men neemt het de Dordtse vaderen menigmaal kwalijk, dat zij geen poging doen om ze buiten het geloof in Christus om aan te wijzen. Ik zou echter wel eens iemand willen ontmoeten, die op goede gronden de uitverkorenen kon aanwijzen. God heeft dat niet geopenbaard. En hoe kan iemand dit buiten Gods openbaring om weten ? Maar wat moest dat worden, als ook maar iemand zou weten, in zijn natuurstaat, dat hij een uitverkorene was. Die man of vrouw zou met geen mogelijkheid te bewegen zijn om de boze wereld te verlaten. Het is tijds genoeg, zou hij zeggen, in de laatste seconde. Ik ben toch uitverkoren. Tegenwoordig is dat de nieuwste preek, als ik goed ingelicht ben. Gij, broeders en zusters, zijt allen uitverkoren. Geen wonder, dat de godsdienstoefeningen zo slecht bezocht zijn. Waar zal men zich voor inspannen? Men is een uitverkorene. Deze leer maakt, voor zover een zondaar dit gemaakt behoeft te worden, zorgeloze en goddeloze mensen.

Zijn er dan geen kenmerken van de uitverkiezing? Ja zeker, b.v. een waar geloof in Christus Jezus. Maar dan staan we aan de andere kant. Dan hebben we de enge poort gevonden, die naar het .leven leidt. Dan zijn we in Christus Jezus. En allemaal, die in Christus Jezus zijn, zijn uitverkoren. Doch aangaande het geheel der gevallen Adamskinderen merkt art. 7 terecht op, dat God heeft uitverkoren „een zekere menigte van mensen". Het zijn mensen. Het zijn niet alle mensen. Het is ook meer dan één mens. Doch verder kan men aan geen enkel natuurlijk mens de verzekering geven, dat hij er bij hoort. Die mens moge gedoopt zijn, niet alle gedoopten worden zalig. Die mens moge een bondeling zijn in de eerste trap, niet alle bondelingen worden zalig. De Heere Jezus zegt, dat de kinderen des koninkrijks uitgeworpen zullen worden. De mens moge een trouw kerkganger zijn, niet alle trouwe kerkgangers worden zalig. Ik zou niets weten te noemen, dat hij wél uitverkoren zal zijn. Wat moet ge dan prediken, vraagt iemand, die de natuurlijke godsdienstige mensen pleegt aan te spreken als gelovigen. Ge moet de nodiging, de aanbieding prediken. Ge moet prediken wat de Heere Jezus gepredikt heeft: bekeert u en gelooft het evangelie. Ge moet uitroepen : Komt allen tot Jezus, die vermoeid en belast zijt! Ge moet aan de rijke jongeling prediken, dat hij alles moet verkopen. Ge moet aan Nicodemus bekend maken, dat hij wedergeboren moet worden. Gij moet de schare toeroepen: Och, of gij nog bekendet, wat tot uw vrede dient! Ge moet tot de blinde Parizeer zeggen : Och; was je maar blind. Ge moet de noodzakelijkheid prediken van een algehele radicale omkering en vernieuwing van elk mens. Ge moet prediken, dat de zaligheid alleen in de nauwste vereniging met Chr.stus is. Ge moet de Bergrede prediken, opdat niemand zijn huis op een zandgrond bouwe.

Me dunkt, dat in de prediking van Jezus voorlopig stof genoeg is. Maar ge moet niet als een koekoek, één zang prediken, dat alle mensen maar moeten geloven, dat hun zonden vergeven zijn. De meesten hebben nooit geleerd, noch gevoeld, wat zonden zijn. Ge moet ze ook niet allen tot Jezus roepen, want de Heere Jezus riep alleen de vermoeiden en belasten en Hij maakte onderscheid tussen de Parizeer en de tollenaar in de tempel, hoewel ze beide zondaars voor God waren. Maar als ze dan eens aan mij vragen, wie er uitverkoren is ? Dan zegt ge, dat allen, die in Christus geloven, uitverkoren zijn vóór de grondlegging der wereld, als zij tenminste waarlijk in Christus zijn. En als zij dan vragen, hoe ze dat geloof moeten krijgen ? Dan antwoordt ge, dat dit bij de mensen onmogelijk is, dus ook bij hen voor eeuwig onmogelijk, doch dat bij God alle dingen mogelijk zijn.

In één van haar jongste geschriften klaagt onze synode, dat er te weinig zich richten naar de belijdenis der vaderen, „dat de belijdenis der vaderen in de kerk niet meer genoegzaam functionneert als baken voor denken en predi­ken". (Handreiking gesprek der richtingen, blz. 45). Dat is zeker waar. Doch ik meen, dat dit euvel véél diepere wortels heeft. Men luistert veel te weinig naar de Heilige Schrift. Daar staat het heel anders in, dan vele dominees preken. Het is veel onmogelijker om zalig te worden, dan in de allermeeste predikaties uitkomt. Het is ook veel meer mogelijk bij God, dan de meesten zeggen. Wees het er gerust niet mee eens, maar denk er over.

Dus wie zijn er uitverkoren ? Zekere personen, die niet beter en waardiger zijn dan anderen. Er is uiterlijk geen verschil. Maar die het overkomt dat God hem arresteert en gevangen zet onder de wet, die zegt: slechter dan alle anderen. God heeft de allerslechtsten uitverkoren. Niet beter of waardiger. Doch in d'r eigen gedachten slechter en onwaardiger. Is dit dan misschien het kenmerk, dat de natuurlijke mens kan helpen ? Alleen de Geest Gods maakt arm, ellendig, jammerlijk, blind en naakt. En die dit gemaakt is, denkt maar aan één ding: vermoedelijk ben ik verworpen, maar ik zal mijn Rechter om genade bidden, misschien zal Hij horen !

Zulken zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en dat maakt God ze bekend.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 december 1956

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Dordtse Leerregels

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 december 1956

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's