Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DORDTSE LEERREGELS

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De voormelde verkiezing is niet menigerlei, maar een en dezelfde, van al degenen, die zalig worden, beide in het Oude en Nieuwe Testament. Aangezien de Schrift ons een enig welbehagen, voornernen en raad van de wil Gods voorstelt, waardoor Hij ons van eeuwigheid heeft verkoren, beide tot de genade en tot de heerlijkheid, tot de zaligheid en tot de weg der zaligheid, dewelke Hij bereid heeft, opdat wij daarin wandelen zouden. (Efeze 1 vs. 4, 5, en 2 vs. 10).

HOOFDSTUK 1, ARTIKEL 8

Laat ik nu eens aannemen, dat er plichtsgetrouwe lezers zijn, die uit De Waarheidsvriend niets overslaan. Met bijzondere belangstelling volgen zij de artikeken van de jonge professor, omdat daar zoveel nieuwe dingen in staan. Met gepaste inspanning bezien wij iedere letter van de artikelen van de oudere professor, om; dat zij zo gefundeerd zijn, en dan is er ook nog een serie over die zo bekende Dordtse Leerregels. Maar aangezien zij voor héél de krant betalen, willen zij deze toch niet overslaan.

Ik maak mij nu sterk, dat zij echter geen antwoord weten op de vraag, waarom de vaderen dit artikel hebben ingelast, of zij moeten zelf Remonstranten zijn. Voor degenen onder ons, die dit niet zijn, mag ik wel beginnen met de Remonstrantse zienswijze op dit punt. Zij bleven in hun strijd tegen de bijbelse leer spreken van verkiezing. Maar dan komt de vraag : wat zijn de voorwerpen van deze verkiezing ? Karl Barth spreekt ook trouw van verkiezing. Hij is er vierkant vóór. Maar wie zijn de uitverkorenen? Dat is de mens, elk mens. Barth zou de verkiezing wel graag missen. , , De leer der verkiezing is de hoofdsom van het Evangelie, omdat dit het beste is, wat ooit gezegd en gehoord kan worden : dat God de mens verkiest "

Het is prachtig, zoals Barth het voorstelt. God heeft de mens, elk mens uitverkoren. Dit zou moeten betekenen, dat nu ook elk mens tot de zaligheid wordt gebracht. De Schriftuurlijke uitverkiezing is immers deze, dat God Zijn volk van eeuwigheid heeft gekend en bemind. Deze gekenden roept Hij met onwederstandelijke kracht. Deze geroepenen rechtvaardigt en verheerlijkt God. Van de uitverkorenen zal er niet één gemist worden. Helaas, is dat bij Barth niet zo. Hij kan ons niet de verzekering geven, dat iedere uitverkorene zalig wordt. Het schijnt, dat bij hem de mens ook nog iets in te brengen heeft en dat God Zijn volk niet helemaal voor Zijn rekening heeft genomen. Daarom moet men zeggen, als Barth met zijn verkiezingsleer gelijk zou hebben, er niet één mens ooit zalig zou worden.

Hoe komt dat nu, dat Barth zo aandoenlijk mooi de uitverkiezing prijst en de triumf der genade verheerlijkt, en dat er toch niemand zalig kan worden, als zijn prediking de juiste is ?

Omdat zijn verkiezingsleer een heel andere inhoud heeft. Daar staat God niet voor de zaligheid van Zijn uitverkoren volk in. En anders zijn ze niet allemaal uitverkoren. Zoals nu Barth uiteindelijk bij de verkiezing de beslissing legt in handen van de mens, zo melden het ook de Remonstranten. De fout is, dat Barth alleen wil weten van een uitwendige roeping. Dat er een aanbieding van genade is in Jezus Christus aan alle mensen, dat is voor Barth de verkiezing. Wij zijn allen uitverkoren om de evangelieverkondiging te horen. Daar zijn we toe bestemd. En nu zeg ik nog eens : als er niet meer zou zijn, gingen we voor eeuwig verloren, allemaal. Want inderdaad mag aan ieder de Christus aangeboden worden. Dat is goede gereformeerde leer. Men kan deze leer in de Dordtse Leerregels duidelijk vinden. Maar bij niemand is er plaats voor Christus, tenzij de Heilige Geest plaats maakt. Kort gezegd : niemand wil Christus hebben, tenzij hij van de Vader bekwaam gemaakt is om de Zaligmaker aan te nemen. Niemand kan tot Jezus komen, tenzij de Vader hem trekke. De Heere Jezus zei dan ook : „Gij wilt tot Mij niet komen".

En hoe dan ?

Daar heeft Barth geen raad voor. Alle predikers, die deze leer aanhangen, laten de zondaar in de steek. Zij hebben geen evangelie voor hem. Want als de Heilige Geest in de zondaar begint te werken, leert hij zichzelf kennen als onmachtig en onwillig. Dat is hij altijd geweest. Maar God is met deze mens begonnen om hem te trekken. Hij liet hem niet alleen het evangelie verkondigen, maar gaf in hem de Heilige Geest, die on wederstandelijk werkt.

Barth heeft dit niet in zijn leer der verkiezing opgenomen. En aangezien hij zelf zegt dat zijn verkiezingsleer de hoofdsom van het evangelie is, deugt zijn hele evangelieverkondiging niet.

Het is een ander evangelie, dan de Schrift ons opdraagt te verkondigen. Dat van hem is doodarm, met alle grote woorden, De zondaar, die in zijn doodstaat ligt en totaal ongevoelig is voor elke prediking, kan alleen geholpen worden door het werk van de Heilige •Geest. Die Geest hoort ook in de prediking van het evangelie. Die Geest begint een strijd met de mens en de mens doet daarbij niets anders dan tegenwerken, totdat hij gans verloren is en in Christus ingeplant wordt. Dan begint er een nieuw leven in de mens en dat is in beginsel voor God gewonnen. Maar er is geen sprake van dat de zondaar met de Heilige Geest meewerkt en dat de mens zo tot Christus komt.

Die God verkoren heeft nu, worden door Hem krachtdadig bekeerd, en dat is er bij Barth niet bij. Terecht merkt daarom prof. Haitjema op in zijn , , Dogmatiek als Apologie", blz. 220 : , , In dezer voege echter verwerping en verkiezing in de verkondiging, de boodschap, het getuigenis der gemeente op te nemen, brengt het grote gevaar met zich — — waarin Barth ook vervallen is — dat men pogen gaat over het mysterie der praedestinatie ten volle door te denken en als dogmaticus uitgesproken te willen raken onder het gezichtspunt van het aansprekende Woord, hetwelk tot bekering en geloof roept. Waarop dan de mens nog antwoorden moet, maar dat antwoord, die beslissing des mensen blijft dan voor des mensen verantwoording. En valt buiten de dogmatische leer der verkiezing en verwerping. Met andere woorden : Barth is vervallen in een willekeurige beperking van de dogmatische draagwijdte van het dogma der verkiezing. Hij ontwikkelt het wel duidelijk bij het gezichtspunt van de eerste en tweede Persoon der Triniteit, maar niet bij liet gezichtspunt van God de Heilige Geest. Eerst bij dit vol-trinitarische gezichtspunt op het mysterie der praedestinatie, komt ook het antwoord van de mens op de , , Zusage" van de verkiezing in Jezus Christus (en de verworpenheid buiten Hem) in de sfeer der schenkende genade. , , Wat hebt gij, dat gij niet hebt ontvangen ? " zei Augustinus reeds met 't Woord der Schrift in 1 Cor. 4 vs. 7, wanneer hij over de praedestinatie peinsde. Ook het geloof is niet uit u : het is Gods gave. Zeker, de mensen, die als niet-gelovenden leven en sterven, hebben hun ongeloof aan eigen schuld te wijten, want zij hebben de boodschap, die ook voor hen bedoeld was, afgeweerd. Maar daarnaast geldt: , , God is hen voorbijgegaan "

Wacht nu eens even, zegt iemand, u zou het over de Remonstranten hebben en nu zit u al maar door in de 20ste eeuw. Wel, zeg ik, daar zijn ook moderne Remonstranten onder allerlei namen. Doch goed, wat hebben dan die oude Remonstranten geleerd van menigerlei verkiezing ? Zij hebben onderscheid gemaakt tussen een algemene en een bijzondere verkiezing. Dat is op zich zelf niet erg. Calvijn maakte ook onderscheid tussen de eerste en de tweede trap der verkiezing. Die onderscheiding kan ons helpen de verschillende uitspraken der Schrift te verstaan. God heeft b.v. Israël uitverkoren om op aarde Zijn volk te zijn, Hem te dienen, het Woord Gods te ontvangen. Doch in Israël maakte de Heere onderscheid. Hij heeft niet een geheel volk uitverkoren tot de zaligheid. „Die zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn".

In dat uitverkoren volk zijn kinderen des vleses en kinderen der belofte. De kinderen des vleses gaan verloren door hun ongeloof en om hun vele zonden. Maar de anderen zijn van nature niet beter. Jacob was niet beter dan Ezau. God is echter de laatste voorbij gegaan met Zijn wederbarende genade. Daarin deed God Ezau geen onrecht. De Almachtige is Zijn genade aan niemand verschuldigd.

Maar welke is nu de onderscheiding der Remonstranten ?

Zij maakten onderscheid tussen een algemene en een bijzondere verkiezing. De algemene verkiezing is, dat God besloten heeft te verkiezen, wie in Christus geloven. Dat is dus de verkiezing van een werk of hoedanigheid der mensen. God had ook kunnen besluiten om hen te verkiezen, die meer goede werken hebben gedaan dan boze. Vervolgens is er de bijzondere verkiezing. Deze heeft betrekking op bepaalde mensen. Welke? De mensen van wie God zag, dat zijl zouden geloven in Christus en in dat geloof volharden.

Maar hoe komen zij tot dat geloof? Daarvan ligt de uiteindelijke beslissing bij de mens. Nu moet men niet denken, dat de Remonstranten niet van genade weten te spreken. Zij verheerlijken de genade zéér. Maar toch kwamen zij niet verder dan helpende genade. Arminius hield nog de noodzakelijkheid der genade en het geloof als gave vast. Dat deden ook zijn eerste volgelingen. In hun woorden waren zij gereformeerder dan menigeen, die nu luide uitroept, dat hij ook gereformeerd is. Lees de remonstrantie maar in artikel 3 : , , Dat de mens het zaligmakend geloof niet heeft van zichzelf, noch uit kracht van zijn vrije wil, alzo hij in de staat der afwijking en der zonde, niets goeds, dat waarlijk goed is (gelijk inzonderheid is het zaligmakend geloof) uit en van zichzelf kan denken, willen of doen, maar dat het nodig is, dat hij. van God in Christus, door Zijn Heilige Geest, worde herboren of vernieuwd, in zijn verstand, offectie of wil en alle krachten, opdat hij het ware goed terecht moge verstaan, bedenken, wilfen en volbrengen".

Dat is de leer der Remonstranten. Hebt u er iets op tegen, ? Zulke goede beste (gereformeerde ? ) mensen hebben die lelijke Dordtse lieden uit de kerk gezet. Hadden ze niet veel liever naar de Staten van Holland moeten luisteren, die zeiden : Och, broeders, verdraagt elkaar toch in liefde? Die Remonstranten zijn toch zulke beste christenen.

Ik zal daar nog een staaltje van geven. In artikel 4 der Remonstrantie belijden ze: , , Dat de genade is het begin, de voortgang en de volbrenging aller goeds, ook zo ver, dat de wedergeboren mens zelfs zonder deze voorgaande of toekomende, opwekkende, volgende en medewerkende genade, noch het goede denken, willen of doen kan, noch enige tentatiën ten kwade wederstaan, zodat alle goede daden of werkingen, die men bedenken kan, aan de genade Gods in Christus moeten toegeschreven worden".

Wordt hier nu de genade niet verheerlijkt ? Is dit niet de triumf der genade ? Wat moet er hier nu van de mens nog bij ? Een kleinigheid zo voor het oog. De mens moet toelaten, dat God hem genade bewijst. Anders gaat het niet door. De beslissing ligt toch in de handen van de mens. Want luister naar het laatste zinnetje van artikel 4 : maar wat de manier van de werking der genade zelve aangaat, die is niet onwederstandelijk.

De mens houdt het heft stevig in handen. Zo vinden we bij de Remonstrant van toen en nu, altijd weer het synergisme, d.i. de mens werkt met God mee. En bij de Gereformeerden vindt men het antergisme: de mens werkt God tegen. Hij is geen stok en geen blok. Hij is een vijand van God. Dat is iedereen. Het Remonstrantisme van deze dag ontkent dit. Zij zelf zijn geen vijanden van God. Zij hebben zich nooit als zodanig leren kennen. Daarom verstaan zij de Gereformeerde prediking niet. En wat zij niet verstaan, verwerpen zij.

Dan was er nóg een onderscheiding, die de Remonstranten maakten. Daar was een verkiezing tot de genade en een verkiezing tot de heerlijkheid. Iemand kan uitverkoren zijn tot de genade. God heeft tevoren gezien, dat hij in Christus zou geloven. Doch God de Heere heeft ook gezien, dat hij zou afvallen. Dus is hij niet verkoren tot de heerlijkheid. Hier richt God zich naar de mens. En nu wij dit weten, kunnen we wel verstaan, waarom artikel 8 zegt, dat de verkiezing enerlei is.

De Leerregels laten de genade alleen van God afhangen. De Remonstranten schuiven ergens iets of veel van de mens er tussen. Zij hebben dan ook nooit dat echt nederige zelfbesef. Zij weten dat tenslotte hun beslissing de doorslag heeft gegeven. Daarom kunnen zij zo grenzeloos spotten met de mensen van het och-mocht-ik. Zij zeggen zich aan termen te ergeren. Doch in de grond ergeren zij zich aan de zaak. Zij zijn niet volkomen afhankelijk. Genade is bij hen niet souverein, en toch willen zij Gereformeerd heten.

L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 april 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 april 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's