Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kroniek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kroniek

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Men weet wat er aan de hand was" — 20 juli 1857 — „Tragisch conflict" — Groen's ideaal en de visie van v. d. Brugghen — „De man van het ogenblik" — Modus-vivendi op schoolgebied — „Christelijke en maatschappelijke deugden" gehandhaafd — Felle debatten — „Als een melaatse uitgeworpen" — Waarschuwing van prof. Waterink — Kerk en School.

„Men weet wat er aan de hand was" Die zin trof mij. Hij komt voor in een artikel van T. M. Gilhuis, dat „Trouw" gaf op 20 juli 1957.

Die dag was het 100 jaar geleden, dat de Onderwijswet van het ministerie Van der Brugghen in de Tweede Kamer werd aangenomen. Direct na de stemming nam mr. Groen van Prinsterer ontslag als lid van de Tweede Kamer. In het schrijven, daartoe strekkend, plaatste hij de zinsnede : „Met smart doch uit persoonlijk plichtsbesef". En daarmede was de breuk tussen mr. v. d. Brugghen en Groen van Prinsterer, beiden antirevolutionair en voorheen vrienden en medestanders, volkomen en definitief.

Zegt dit verhaal het tegenwoordig geslacht nog iets ? , , Weet het, wat er aan de hand was ? "

Om onze lezers even te oriënteren, het volgende. De Grondwet van 1848 bevatte de clausule : , , Het geven van onderwijs is vrij". Vooreen had men, wilde men christelijk onderwijs, — wij zijn dus met de wet-Van der Brugghen, de onderwijswet van 1857 volop in de „tachtigjarige" schoolstrijd! —daarvoor nodig een vergunning van een gewestelijk- of gemeentebestuur. Dat gaf schier altijd wrijvingen, want de toepassing van de wet van 1806 was gemeenlijk een zeer partijdige. De Koning wilde vrede op onderwijsgebied. De Schoolwet van het ministerie van Hall gaf die niet, vandaar dat de Koning — Willem III —, het heel goed vond, dat dit ministerie ontslag aanbood, hoewel de Staten-Generaal de wet-van Hall niet hadden verworpen, er in grote meerderheid vóór waren. Men ziet de toestanden waren toen heel wat anders en veel minder , , democratisch" dan thans.

De Koning had aan Groen van Prinsterer in overweging gegeven een ministerie te vormen, dat de schoolkwestie tot een oplossing en een goed einde zou brengen. Groen weigerde. Toen daarop aan mr. J. L. v. d. Brugghen de opdracht werd gegeven, aanvaardde deze haar. , , Hij voelde zich , , de man van het ogenblik", , zoals hij tegen Groen zeide. Het begin der ellende, zou men kunnen zeggen, waarvan het slot was het , , tragische conflict".

Hoe toch was de stand van zaken? Mr. V. d. Brugghen was, gelijk gezegd, evenals Groen antirevolutionair en evenzeer voorstander van de christelijke school. De , , Klokkenberg" te Nijmegen was een stichting, vooral door zijn liefde en arbeid in het leven geroepen.

Toch was er tussen Groen en Van der Brugghen een verschil in zienswijze, dat ook in hun schoolpolitiek doorwerkte. Groen ging in heel zijn streven in de classiek-gereformeerde lijn, Van der Brugghen, vooral inzake de taak van de Staat, een discipel van Vinet, ging in wat men kan noemen de , , ethischirenische" lijn. Zo was hij. voorstander van de vrije school. Groen kon, krachtens zijn visie, de reeds voor een deel ontkerstende openbare alias overheidsschool, die , .gestaan had in de schaduw van Dordt" (Gilhuis) niet loslaten. Volgens zijn inzicht had de overheid het christelijk karakter van de volksinstellingen te handhaven en daarom verlangde hij, dat het positief-christelijk karakter aan de overheidsschool niet werd ontnomen, opdat de kinderen des volks werden opgevoed als onder „de zegenende handen van de gekruiste Christus" (Gilhuis). Daar Groen wel inzag, dat dit ideaal moeilijk in zijn geheel en dus in alle plaatsen gerealiseerd kon worden, had hij voorgesteld en bleef hij voorstellen de , , facultatieve splitsing" van de overheidsschool, d.w.z. naar de geestelijke behoeften der bevolking de overheidsschool te splitsen in een protestants-christelijke, een israëlitische en een rooms katholieke. Een van Groens medestanders in de Kamer wilde bij de drie genoemde ook nog wel weten van een „openbare-liberale" school.

Alzo een soort modus-vivendi op schoolgebied. Als , , nood-oplossing" wilde Groen, zolang de. „facultatieve splitsing" nog niet haar beslag en doorwerking had, de vrije christelijke school. De standpunten bij het optreden van het ministerie Van der Brugghen waren dus: enerzijds vrije christelijke school met subsidie van de staat — dat laatste had Van der Brugghen er bij gestipuleerd, anderzijds handhaving van het positief-christelijk karakter der overheidsschool daarbij inbegrepen: , , facultatieve splitsing" naar geloofsbelijdenis.

, , De man van het ogenblik" heeft het als minister bitter moeilijk gehad. Zijn ministerie had geen meerderheid in de Kamer. Er was over de weg ter oplossing van de schoolstrijd geen homogeniteit tussen Van der Brugghen en zijn, geestverwanten, de A.R, Kamerfractie, waartoe hij zelf had behoord. Ze werden zelfs zijn felle tegenstanders, toen hij om zijn wetsvoorstel in behouden haven te krijgen — de Koning wilde eindelijk eens een nieuwe schoolwet —. de ene concessie na de andere deed aan conservatieven en liberalen. Toen voor , , subsidie voor de vrije school" geen meerderheid was, gaf hij ze prijs. Inplaats daarvan had hij moeten aftreden naar Groen's gevoelen. De eis dat de overheidsschool moet opvoeden tot alle , , christelijke en maatschappelijke deugden" ~ een doorn in 't oog van Groen en de zijnen, een ergernis tot op deze tijd, omdat de staatsschool neutraal moet zijn en in overeenstemming daarmede het woord , , christelijk" uitgehold is — handhaafde hij. Hij gaf in verband met de vraag, hoe het woord , , christelijk" moest worden verstaan de uitspraak : , , opleiding tot christelijke deugden kan en mag op de gemengde school in geen andere zin worden opgevat, dan dat alle leerstellige en dogmatische bestanddelen, alles met één woord wat tot het begrip des Christendoms, van zijn waarheden, van zijn feiten, van zijn geschiedenis behoort, van de gemengde school verwijderd moet blijven". Is het wonder, dat Groen CS. bij een dergelijke devaluatie van het woord , , christelijk", pleitten voor weglating daarvan ? Is het te bevreemden, dat bij dergelijke diep ingrijpende verschillen, de behandeling der wet drie weken duurde, en in de strijd scherpe verwijten over en weer flitsten ? De spanning bereikte wel haar hoogtepunt toen de minister zijn voornaamste tegenstanders toevoegde dat zij , , door een kunstig samenweefsel van woorden en voorstelling van feiten" hem trachtten , , belachelijk te maken en in het oog der natie te vernederen", en hun verweet „alles te zeggen wat strekken kan om smart en pijn te veroorzaken en dat te doen met het opzet om te grieven". (Smitskamp). Men ziet, het ging er hard van langs. En dat tussen wie leefden uit dezelfde bronnen des heils. en wie het bloed van Christus even dierbaar was ! Dan moeten de verschillen wel diep geweest zijn.

Is er over en weer niet veel misverstand, vleselijkheid en misschien kwade trouw geweest ? Het is geen schone bladzijde uit de geschiedenis van de schoolstrijd, een geschiedenis van , , strijd en zegen" geweest. Temeer niet, omdat zich de strijd tussen de kopstukken doorzette in 't volk — drie eeuwen tevoren bij de remonstrantse en contraremonstrantse twisten ging het evenzo ! — met name in dat deel, dat medestander was in de strijd, om zijn kinderen, ja, de kinderen van ons volk te doen opvoeden bij het licht dat van de kribbe van Bethlehem uitgaat. Mr. Van der Brugghen werd na zijn aftreden — in 1858 — , , als een melaatse buiten de muren van Samaria uitgeworpen" zo schreef hij aan zijn vriend Heldring uit Zetten. Uit vele christelijke verenigingen, zelfs uit zijn stichting , , de Klokkenberg" moest hij wel uittreden, omdat zijn blijven, zo lieten de besturen hem weten, hun een groot deel van de contribuanten zou kosten.

Een der felste uitlatingen tegen hem gepubliceerd is wel die van de , , vereniging tot handhaving der gereformeerde leer" te Utrecht, welke hem in 1860 publiekelijk schreef:

„In het jaar 1857 verloochendet gij voor het oog van gans Nederland Gods eeuwig geldend Woord. — Voorzeker zullen de uitvluchten om u te rechtvaardigen u in den grooten dag 'des oordeels voor den gloed van Gods toom niet kunnen beveiligen."

Heeft het zin dit alles op te halen. Is het van waarde bij het 100-jarig bestaan, 20 juli 1957, van de wet v. d. Brugghen stil te staan ?

Het licht der historie, ook van die der , , tachtig-jarige" schoolstrijd kan voor het heden veel verheldering geven. Het standpunt van Groen in 1857 is, heel veel verdund en zonder , , facultatieve splitsing , , der overheidsschool in de dagen , , rondom Hardegarijp" door meerderen ingenomen en verdedigd. Met een beroep op de altijd nog bestaande m.i. onmogelijke formule: , , opvoeden tot alle christelijke en maatschappelijke deugden", in een betekenis nog humanistischer dan V. d. Brugghen voorstond.

De ontkerstening van ons volk en van de overheidsinstellingen heeft Groen doen zwichten en zijn „noodoplossing" als de weg tot oplossing van de schoolstrijd aanvaarden. In die weg is de oplossing ons geworden. Het is de weg door Van der Brugghen gewezen, maar voor welke hij niet ten volle — men denke aan het prijsgeven van de subsidie — heeft gestaan. De school is aan de ouders gekomen. Ja, en de ouders, in het generaal gesproken, geloven het wel en bekreunen zich in vele, vele gevallen er weinig om. De slecht bezochte vergaderingen van onze schoolverenigingen kunnen tot bewijs strekken. En de bewogenheid om de kinderen des volks is er meer bij leidende geesten op kerkelijk-en schoolterrein, hetzij men de vrije school als „noodoplossing" dan wel als regel en de nodige weg ter bereiking van het doel propageert, dan veelal bij de ouders. En ondanks alle inleidingen en referaten over samenwerking tussen „School en gezin", leeft het gezin weinig mee. Of het moest zijn, als de kinderen met klachten over een, gelijk zij het zeggen, , , gemene" behandeling thuiskomen. En ook in onze scholen is, wat het onderwijs in de , , elementaire vakken" betreft, — ik heb het oog op het Bijbelonderwijs aan de kinderen, niet op , , de preken" van vele functionarissen — menigmaal niet te roemen. Daarom was het ad rem, dat prof. Waterink onlangs in een referaat op een schoolvergadering, de woorden sprak : , , A1s wij nog 40 jaar zo doorgaan, zal de toekomstige historieschrijver moeten constateren, dat er tachtig jaar is gestreden voor de Christelijke School, dat zij heeft getriumfeerd, maar dat zij in de volgende tachtig jaar aan haar overwinning is gestorven". Weet men wat er aan de hand is ?

In deze Kroniek ging het meer over de school dan over de kerk. Maar is een bloeiend schoolleven naar eis der Schriften niet hard nodig voor heel ons kerkelijk leven ?

Gaat het in beide niet over dit grote : het , , vaderlijk erfdeel" onze kinderen, het volgende geslacht over te geven, opdat zij  gaan wandelen in de paden des Woords? Dat is diep gezien het werk van Gods Geest. Maar wij hebben de hand, nooit aflatend, aan de ploeg te slaan. Toen de schoolstrijd op zijn felst was, is er geofferd door hen, van wie Paulus zegt: , , niet vele edelen, niet vele rijken". En waar blijft nu, in tijden van welvaart, het offei voor Gods Kerk ? Of komt het, doordat onder ons er niet meer zijn van wie geldt: , , Zij gaven zichzelf aan de Heere en daarna aan ons ? " Voor kerkbouw zijn we vaak blij met overheidssubsidie. Ook in de geref. kerken zijn de bezwaren hiertegen aan het verdwijnen, getuige een artikel van prof. I. A. Diepenhorst in , , Trouw" van 20 juli j.l.

Het zij zo. Ik zeg niet, dat hier geen taak voor de overheid is. Maar het moest en moet ons roeping zijn het ook zonder die steun te doen. Dan maar wat minder monumentale kerken ! Het gaat tenslotte om een behuizing voor de schone dienst van God. Wij zingen gaarne : , , Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten". Het worde in de weg van bekering en vernieuwing des verbonds, mede een stuk van onze practijk der godzaligheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 augustus 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Kroniek

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 augustus 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's