Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE HEILIGE SCHRIFT ALS HET WOORD GODS 1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE HEILIGE SCHRIFT ALS HET WOORD GODS 1)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Omtrent het ontstaan der Heilige Schrift slechts een enkele gedachte. Zoals wij reeds hebben kunnen opmerken is het een kenmerk van Gods bijzondere openbaring, dat God de Heere spreekt van Persoon tot persoon. De Heere is tot de mens gekomen, van den beginne heeft Hij zich aan de mens bekend gemaakt. Heel terecht merkt Calvijn op, dat de mens nooit zonder het Woord Gods is geweest. Wij kunnen dit bevestigd zien in de eerste Hoofdstukken der Schrift. En altijd heeft God gezorgd, dat is een ander woord van Calvijn, dat er mensen op aarde waren, die Zijn Woord bewaarden.

Als wij dit nauwkeurig voor ogen houden, kunnen wij verstaan, dat de Bijbel niet uit de lucht is komen vallen, maar dat de Godsopenbaring allengs de omvang en de inhoud heeft verkregen, die wij thans in de Heilige Schrift mogen bezitten. De eerste mensen en geslachten hebben nog maar weinig woorden Gods gekend en God heeft zorg gedragen, dat er mensen waren, die er bij leefden en ze bewaarden. Zo kan men uit de Schrift zelf leren inzien, dat zij een geschiedenis heeft gehad, of eigenlijk, dat de openbaring een geschiedenis heeft gehad.

Daarvan getuigt intussen ook de Catechismus: , , Waaruit weet gij dit? Uit het heilig Evangelie", —en nu komt de geschiedenis : , , hetwelk God eerstelijk in het paradijs heeft geopenbaard, en daarna door de heilige patriarchen en profeten heeft laten verkondigen, en door de offeranden en ceremoniën der Wet heeft laten voorbeelden en ten laatste door Zijn Eniggeboren Zoon vervuld". (Vr. en antw. 19).

Wat volgt nu uit deze geschiedenis ? Ten eerste, dat er in de loop der eeuwen een directe openbaring van God heeft plaats gevonden aan de mensen, die Hij tot profeten en getuigen heeft geroepen. Profeten en getuigen, zeggen wij. Daaruit volgt dus weer, dat de profetische openbaring werd overgeleverd, zodat anderen door de verkondiging en dus door traditie met Gods Woord in aanraking kwamen.

Profetie en traditie gaan alzo in de geschiedenis samen. God heeft Zijn Waarheid niet voor de profeten alleen bestemd, maar Hij richt zich tot het ganse menselijke geslacht. Dit neemt echter niet weg, dat de profetische Godskennis en de traditionele in het algemeen gesproken van verschillende aard zijn. De profeet met wien de Heere spreekt van aangezicht tot aangezicht, aan wien Hij zich bekend maakt door gezichten en visioenen — wij denken aan Jesaja 6 om een bijzonder voorbeeld te noemen — of iemand, die de Godssprake verneemt van de profeet zelf, van verder verwijderden, of door de Schrift te lezen, zoals b.v. 'de Moorman van Kandacé. Welk een onderscheid !

Het is niet nodig, er op te wijzen, dat de uit de traditie verkregen kennis van God en van Zijn openbaring in het algemeen niet zo persoonlijk, zo levend is als de profetische. Een brief van een onbekende trekt onze belangstelling niet, tenzij, wij op èèn of andere wijze bij de briefschrijver, of bij hetgeen hij schrijft, worden betrokken.

De God nu der openbaring is echter voor geen mens een gans onbekende God, want het kennelijke Gods, waarover Paulus spreekt, wordt ook zelfs in de heidenen openbaar. (Rom, 1:18 v.v.). Er is een algemeen besef van God, dat door God zelf wordt onderhouden. Daarom spreekt de Heilige Schrift ook in die traditionele aanraking de mens wel aan, doch de natuurlijke mens verstaat niet de dingen die des Geestes Gods zijn. (1 Cor. 2:14). Hij verstaat de Heilige Schrift niet profetisch, niet in haar geestelijke zin.

Daarom kan men begrijpen, dat op het brede veld des levens, waar de Heilige Schrift slechts door overlevering gekend wordt, allerlei wind van leer ook aangaande haar wordt verkondigd en dat zij door velen als een menselijk boek wordt beschouwd, een verzameling van Oud-Joodse en Oud-Christelijke litteratuur.

Zolang het volksbewustzijn nog wordt beïnvloed door een krachtig kerkelijk leven, en de traditie gedragen wordt door het geestelijk leven der kerk, zal ook de traditie zich daarbij dichter aansluiten. Doch naarmate men in steeds ernstiger mate vervreemdt van het kerkelijke leven, wordt de traditie magerder en ongeestelijker.

Daaronder lijdt de samenleving grote schade, wijl de erkenning van het goddelijk gezag der Heilige Schrift en van Gods geboden verkwijnt en wordt ondergraven.

Wij zien het allerwegen om ons heen, hoe de ontkerstening in de laatste generaties op ontstellende wijze toeneemt.

Het is ook een betreurenswaardig verschijnsel, dat zovele theologen de belijdenis aangaande de Heilige Schrift hebben losgelaten en onder het mom van echt Bijbels te zijn onbijbelse leringen onder het volk doen horen.

Uit de aard der zaak is de critiek op de Heilige Schrift in de scholen der wetenschap niet onschuldig aan deze verschijnselen. Anderzijds is het een merkwaardig teken, dat er toch ook bij hen, die zich critisch tegenover de Schrift stellen, nog altijd een zeker gevoelen of beseffen werkt, dat zij toch met een zeer bijzonder Boek van doen hebben, terwijl zij niet ontkennen kunnen, dat het in de wereld werkt als een , , orgaan van Godsopenbaring",

Daarom houden de meeste hunner toch nog vast aan de titel Gods Woord, ook al verstaan zij dat niet, zoals de gereformeerde belijdenis dat doet.

Sommigen leren, dat Gods Woord in de Bijbel is d.w.z. dat de Heilige Schrift wel een menselijk boek is, maar toch ook woorden Gods bevat. Anderen leren weer, dat woorden uit de Heilige Schrift onder bepaalde omstandigheden Gods Woord kunnen worden voor een mens. Dergelijke voorstellingen gaan uit van beschouwingen aangaande God en aangaande de Godsopenbaring, welke niet aan Gods Woord maar aan menselijke redeneringen ontleend zijn.

Deze en dergelijke redeneringen kunnen echter nimmer de visie des geloofs vervangen of ook maar evenaren, welke door het getuigenis van de Heilige Geest in de harten der gelovigen wordt gewekt.

Deze laatste zinsnede brengt iemand mogelijk tot de vraag, hoe het nu verder met de kennis der overlevering of traditie staat. Het lijdt Immers geen twijfel, of Christus heeft de prediking bevolen. (Matth. 28 : 19). Wij kunnen dus zeggen, dat Christus de traditie des Woords heeft bevolen. Juist en dat betekent derhalve, dat Hij zich in Zijn Middelaarswerk van de traditie'bedient. Ook de traditie vervult een taak in de voorbereiding van de komst van het Koninkrijk Gods.

Het gehoor des Woords geeft echter als zodanig nog geen geloof. Het geloof is wel uit het gehoor, maar al het horen werkt nog geen geloof. Dat wordt ook zeer duidelijk in de brief aan de Romeinen, waaraan dit woord ontleend is. (10 : 1 V.V.).

Wij hebben over deze zaak reeds met een enkel woord gerept, toen wij handelden over de achtergrond van de. aangehaalde confessie n.l. het werk van de Heilige Geest, zodat wij daarop thans niet in den brede ingaan. Eén ding slechts. Dezelfde Geest Gods, die de profeten heeft geleerd, die zelfde Geest, die niet ten onrechte de Auteur van de Heilige Schrift wordt genoemd, is ook bij machte ons het woord der Schriften als Gods Woord te doen kennen, zodat wij delen in het profetisch gezicht. Uit deze geestelijke kennis van het profetische Woord is de belijdenis der kerk voortgekomen.

Zonder beding is de belijdenis aangaande het goddelijk gezag der Heilige Schrift, zijnde Gods Woord, het meest fundamentele stuk van ons geloof. Indien dit fundament wankelt is heel de kennis van God en van Zijn werk op losse schroeven gezet.

Daarom is het in onze dagen van het grootste belang, dat er nog gevonden worden, die uit dit geloof leven en dat zij getuigen zijn van de Waarheid Gods, die ons in de Heilige Schrift is gegeven. Niet minder is het echter van belang en onze taak allen, die alzo gezind zijn, bij elkander te brengen tot gemeenschappelijk getuigenis, opdat wij niet alleen onderling versterkt worden in ons geloof, temidden van zoveel andere stemmen, maar ook, opdat ons getuigenis wat te zeggen hebbe voor ons volk en voor allen, die van de kennis der Schrift vervreemd zijn.

Tenslotte is het nodig, ook de gemeenschap te bevorderen met degenen, die in het buitenland nog deze belijdenis vasthouden en naar het Woord Gods begeren te leven. Wij hebben hier geen keus, maar de gemeenschappelijke confessie gebiedt ons, niet het minste, omdat zij bestreden wordt, als ware zij verouderd en overleefd.

Hoewel misschien weinigen geworden, staan wij waarlijk niet alleen en zonder goede verwachting, aangezien ook de Heere Jezus en de apostelen ons voorgegaan zijn in deze leer en Hij ons vermaant Zijn Woord te bewaren.


'•) Referaat, gehouden op de vergadering van de organisatie tot bevordering van het werk van de I. C. C. C, d.d. 18 juni 1957, in het Jaarbeursgebouw te Utrecht.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 augustus 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE HEILIGE SCHRIFT ALS HET WOORD GODS 1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 augustus 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's