Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKHERVORMING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKHERVORMING

Door het geloof alleen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En dat niemand door de Wet gerechtvaardigd wordt voor God, is openbaar; want de rechtvaardige zal uit het geloof leven". Galaten 3 : 11.

Rondom 31 oktober herdenken wij de Kerkhervorming. Het is goed om telken jare na te denken over de rijke zegen, die 'de Heere ons door middel van de Kerkhervorming heeft willen schenken. Er is wel reden om als kinderen der Reformatie dankbaar te gedenken, dat wij uit het diensthuis van Rome verlost werden. Er is wel reden om te zingen :

'k Zal gedenken, hoe voor dezen,

Ons de Heer' heeft gunstbewezen. 

(Ps 77:8)

Dit dankbare gedenken zal o.a. vergezeld moeten gaan van een hernieuwd voornemen om het erfgoed van de Hervorming, dat door allerlei dwaalleer ernstig bedreigd wordt, getrouw te bewaren.

Een van de kernwaarheden van het reformatorisch belijden is de rechtvaardiging van de zondaar door het geloof. In de boven deze meditatie geschreven tekstwoorden wordt deze kernwaarheid uitgesproken. Zij is het hart van het Evangelie. In zijn brief aan de Galaten betuigt de apostel Paulus hartstochtelijk, dat de mens niet en nooit rechtvaardig voor God is of wordt op grond van eigen volbrenging van Gods Wet. Hij had het zelf zo goed geleerd, dat hij niet als een rechtvaardige, maar als een goddeloze behouden was geworden. Hij was vóór zijn bekering een zeer godsdienstig en ijverig mens. Hij leefde zeer nauwgezet. Hij meende op grond van zijn eigen werken en prestaties Gods gunst te kunnen verdienen. Zijn ijver voor de wet der vaderen maakte hem in zijn blindheid zelfs tot een vervolger van de gemeente van Christus. Indien ooit een mens door de werken der Wet had kunnen zalig worden, dan was Paulus dat wel geweest. Hij had het echter anders leren verstaan. Op de weg naar Damaskus nam de Heere hem de blinddoek van de ogen. Hij zag zichzelf niet langer als de rechtvaardige voor God, maar als een goddeloze, een vijand, die slechts uit genade, uit louter genade en niet door verdienste, door het geloof alleen d.w.z. door Christus alleen zalig kon worden en ook zalig werd.

Het is openbaar, duidelijk, zo zegt de apostel, dat niemand door de Wet gerechtvaardigd wordt voor God, want de rechtvaardige zal uit het geloof leven. Paulus beroept zich met de tweede helft van de tekstwoorden op de Heilige Schrift. Hij haalt, evenals in Rom. 1 : 17, Habakuk 2 : 4 aan als bewijs van wat hij in VS. 11a zegt. Zegt Gods Woord, dat de rechtvaardige leven zal uit het geloof, dan ligt daarin opgesloten, dat er geen andere rechtvaardigen zijn dan die uit het geloof om daaruit te leven. Er is derhalve geen rechtvaardige door eigen Wetsvolbrenging. De Wet Gods zet ons onder de vloek van God, omdat wij de Wet schenden en overtreden. Gelijk geschreven staat: , , Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der Wet, om dat te doen.". Langs de weg van eigen wetsvervulling worden wij nimmer rechtvaarig voor God. O, zeker, wie met de eeuwige dingen te doen krijgt en oog krijgt voor zijn zonden en ernst leert maken met zijn zaligheid, probeert dat wel. Hij zoekt het in de betering van zijn leven. Hij gaat wandelen naar Gods geboden. Hij gaat trouw naar de kerk. De ziel wil de Heere dienen en Christus liefhebben. De monnik, die door eigen prestaties de hemel wil verdienen en die in ons allen huist, is actief in hem. Hij krijgt echter, door Gods Geest bearbeidt, meer en meer oog voor zijn zonden en de afkerigheid van zijn hart, dat in zijn strevingen ingaat tegen Gods geboden. Hij krijgt meer en meer licht over zijn verloren toestand. Het vergaat hem dan als Luther, dit zich voor God in goede werken heeft uitgeput. Door onthouding en kwelling, zelfkastijding en opoffering, door waken en bidden zocht hij God welgevallig te worden. Hij heeft eens gezegd : , , Wanneer een mens door monnikerij rechtvaardig kon worden bij God, dan was ik dat zeker geworden". Hij werd echter (en dat was Gods genade jegens hem) hoe langer hoe groter zondaar in zijn eigen oog voor God. Wat hij ook probeerde, het lukte hem niet om gerechtigheid voor God te verwerven. Hij raakte er juist steeds verder van af. Hij kwam niet verder dan zijn eigen ongerechtigheid, die al maar groter werd. Zijn beste werken werden hem een wegwerpelijk kleed, blinkende zonden. Ja, dat leert een mens, die op de school van de Heilige Geest komt, verstaan en inleven. Hebt u, lezer(es) dit reeds ondervonden? Misschien hebt u ook niet anders meer dan zonde en ongerechtigheid overgehouden in de worsteling met de vraag: hoe word ik rechtvaardig voor God?

Voor zo'n arme en ellendige heeft het Evangelie waarlijk een blijde boodschap. Het verkondigt, dat God goddelozen rechtvaardigt, dat Hij zondaren om Christus wil al hun zonden wil vergeven. Dat het zoeken om van zichzelf uit met God in het reine te komen, vruchteloos is. Ook overbodig, omdat God het van Zijn kant in Zijn grondeloze barmhartigheid in het reine brengt. Dat Christus het gedaan heeft op Golgotha, waar Hij al de straf op de zonde droeg, al de hitte van Gods toorn bluste. Voorwaar, de ladder van eigen deugdzaamheid en vroomheid, waarlangs de mens ten hemel wil stijgen, is een ladder zonder sporten. Het is, zoals iemand eens tegen mij zei: , , een mens kan geen nagelschrapje tot zijn zaligheid aanbrengen, het is alles vrije genade".

Het is geen wonder, dat voor Luther een zware last van zijn schouders gleed, toen hij ontdekte, dat al zijn, zonden en schuld in Christus' verzoeningswerk mocht kwijtraken, en dat de rechtvaardigheid, die hij nodig had om voor God te bestaan, hem uit genade werd toegerekend en geschonken. Hem bleef toen slecht het geloof over.

Dit Evangelie van de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof alleen is het Evangelie der Schriften. Het werd door de reformatie in ere hersteld. Door de paus in de ban gegaan, had het toch zijn vrije loop. Daar zorgde God voor, want het is Zijn Evangelie. Er mag niets af- of toegedaan worden. Dan wordt het aangetast, dan wordt het hart van de Bijbel geraakt. Wij hebben er wel op toe te zien, dat we dat Evangelie prediken, al is het niet naar de mens, maar tegen de mens, ook tegen de moderne mens. Wij hebben te strijden tegen alles, wat ook vandaag aan de dag, aan dit Evangelie te kort doet. Het is het Evangelie van Christus. Het gaat om Zijn eer. Hoe dierbaar en noodzakelijk wordt Hij voor een ondekte zondaar, die in vrezen en beven is voor de heilige God. Als Borg, die de ganse schuld der zonde betaalde, waar wij geen penning hebben om te betalen. Hij krijgt in zijn smart en benauwdheid over de zonde gezicht op Christus als zijn Borg. Bij tijden en ogenblikken mag en durft hij geloven. Dan wordt de ziel vertroost. Maar hij vindt geen blijvende rust, voordat Christus Zichzelf door Zijn Woord en Geest aan hem openbaart en wegschenkt als de Borg, die de schuld overnam. Dat doet Hij bij naar Hem hunkerende zielen., Dan brengt Hij ook het geloof mee, dat Hem omhelst.

Dat geschiedt, als wij inlevend onze algehele verlorenheid in de geest getrokken worden voor de rechtbank van de rechtvaardige God. De wet Gods en het geweten klagen ons aan. De duivel benauwt ons. Alles ontvalt ons. Al onze werken en hoopjes. Dan openbaart Christus zich en zegt: , , Ik heb gerechtigheid voor u gevonden." En dan zegt God : ja, zo is het. Wij horen het uit Zijn eigen mond. En dit gaat gepaard met geloof om Christus als de onze te ontvangen en aan te nemen. En wij verkrijgen de volkomen genoegdoening en gerechtigheid van Christus. God schenkt deze schatten en rekent ze dan toe als de onze. Wat een rijkdom ! O, zeker de aanklacht van het geweten blijft, de zonde blijft immers woelen en werken tot de laatste levenssnik, maar de ziel komt er boven uit door het nochtans des geloofs (zie vr. 60 van de Catechismus).

Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven. Uit het geloof. Niet om het geloof. Dan zou het weer een zalig worden zijn door eigen verdienstelijk werk, dat dan geloof heet. Nee, dat geloof is gave Gods. De uitgestoken hand van de bedelaar, waarmee hij de gave in ontvangst neemt. Het is dat geloof, waarbij men zich in zijn algehele verlorenheid werpt in de armen van Christus, die aan de eis van Gods heilig recht voldoet. Dat geloof, waarmee we als niets hebbende zondaars, omgekomen met al het zijne, Christus omhelst als zijn Helper.

Hebt u geloof ? Dit geloof is niet alles. Daarom onderzoekt uzelf of ge in het geloof zijt. Beproef uzelf zeer nauw. Wee ons, als wij dat geloof missen en zo stervende vallen in de handen van de rechtvaardige God. Zalig dat geloof te bezitten en daaruit te leven. Want de rechtvaardige zal uit het geloof leven. Uit of door het geloof alleen. Daar heeft hij genoeg aan. Hij zal leven d.i. het geestelijke eeuwige leven deelachtig zijn. Hij zal niet sterven, maar leven en

des Heeren daan,

Waardoor wij zoveel heil verwerven,

Elk tot Zijn eer, doen gadeslaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

KERKHERVORMING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's