Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gebedsverhoring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gebedsverhoring

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen zeide Hij tot mij : „Vreest niet Daniël, want van de eerste dag aan, dat gij uw hart begaaft om te verstaan en om uzelven te verootmoedigen voor het aangezicht uws Gods, zijn uwe woorden gehoord en om uwer woorden wil ben Ik gekomen. Daniël 10 : 12.

Om dit schone woord uit Daniël tien te kunnen begrijpen is het nodig, dat we een en ander weten van de historische achtergronden van die tijd. De lezers weten, dat de Heere ook een eind had gemaakt aan het rijk van Juda.

Alle vermaningen en waarschuwingen van de profeten om zich tot de Heere te bekeren waren te vergeefs geweest. Juda ging voort met de afgoden te dienen. Het stelde zijn betrouwen niet op de Heere, maar nu eens op deze en dan weer op een andere wereldmacht. En ziet, toen is de toorn Gods ontbrand over Juda en over Benjamin. Ze werden door Nebucadnezar, de koning van Babel, weggevoerd naar de oevers van de Kabaroe in smadelijke ballingschap.

Na zeventig jaar was echter de Heere opnieuw des ontfermens gedachtig. Hij neigde het hart van koning Cyrus, de grote veroveraar van Babel, dat deze hun de vrijheid gaf om het land der ballingschap te verlaten om weder te keren naar Jeruzalem om opnieuw de stad en de tempel uit het stof te doen verrijzen.

Bij die terugkeer hebben Zerubabel en Jozua, de hogepriester, een zeer grote rol gespeeld.

De teruggekeerde ballingen hadden met velerlei moeilijkheden te worstelen. Het puin moest worden opgeruimd; de straten van Jeruzalem en de akkers en de wijngaarden moesten van stenen en onkruid worden gezuiverd. Huizen en schuren moesten weer worden opgebouwd. Ook werden de grondslagen voor een nieuwe tempel gelegd. Maar bij die opbouw stuitte men op allerlei moeilijkheden. De teruggekeerde ballingen waren arm en de vijandige Arabieren en Samaritanen deden al het mogelijke om de koning der Meden en der Perzen te bewegen, dat de verdere opbouw van stad en tempel zou worden afgelast.

Maar al te zeer is hun dit gelukt. De verdere opbouw werd een tweetal jaren stilgezet. O, wat moesten de arme ballingen nu beginnen?

Onder degenen, die in Babel waren achtergebleven, was ook de oude Daniël. We mogen hem toch stellig niet rekenen onder degenen, die liever in Babel achter bleven, omdat er in hun harten geen plaats meer was voor de rijke beloften, die de Heere voor Jacobs volk had weggelegd.

Anderen hebben gemeend, dat Daniël wegens z'n hoge ouderdom de terugkeer naar Jeruzalem niet meer heeft aangedurfd. We geven toe, dat stellig Daniël de negentig wel zal zijn gepasseerd; maar nog liever geven we plaats aan de mening, dat Daniël heeft gehoopt om als raadgever aan des konings hof de zaak van zijn volk meer te kunnen dienen dan door zijn terugkeer naar Jeruzalem.

En wat lezen we nu van deze Daniël, nadat de droeve tijdingen over zijn volk hem ter ore waren gekomen ?

Niet minder dan eenentwintig dagen heeft hij getreurd en gevast. Begeerlijke spijs at hij niet en vlees of wijn kwam niet in zijn mond. Ook zalfde hij zich gans niet, totdat die drie weken der dagen vervuld waren.

En meent niet, dat dit alles voor Daniël maar dode vormen waren. Neen, hij heeft zich verootmoedigd voor het aangezicht van God in diep schuldgevoel. In een van de vorige hoofdstukken van het boek Daniël bemerk ik, dat hij het is geweest, die het heeft beleden : , , Wij hebben gezondigd wij en onze vaders en wij hebben gedaan, wat kwaad was in Zijn heilige ogen".

Heilige solidariteit tussen Daniël en zijn volk !

Gelukkig het volk, hetwelk in zijn midden bidders mag hebben gelijk deze Daniël, die de schuld en de noden en de zorgen van land en volk en kerk en koningshuis leren opdragen aan de troon der genade.

Wat zal hij in zijn ootmoedig gebed de Heere menigmaal hebben gesmeekt, dat toch de kuiperijen van Samaritanen en Arabieren zouden worden te niet gedaan ! O. wanneer zouden stad en tempel kunnen worden voltooid ? Wanneer zou de vijandschap der omringende volken een einde nemen ? Of zou het met de geschiedenis van Israël wezen als met een nachtkaars, die na enkele hoopvolle opflikkeringen toch ten slotte weer uitgaat ?

Hoopvolle beloften liggen in Gods dierbaar getuigenis opgestapeld voor de bidders en de bidsters. „Zoekt en gij zult vinden", , , Klopt en u zal worden ogengedaan". Ja, staat er zelfs niet geschre­ven: „Eer ze roepen, zal Ik antwoorden? " Maar op dit noodgeschrei van Daniël gedurende eenentwintig dagen lang scheen de Heere geen wonderen te zullen doen. Er kwam in de droeve toestand des volks niet de minste verandering. Misschien zal de duivel Daniël wel hebben ingefluisterd, dat er bij de Heere toch geen verhoring meer te vinden was.

Op de vierentwintigste dag van de eerste der maand was Daniël aan de oever van de rivier de Tigris. Plotseling heft hij zijn ogen op en zie daar was een Man met linnen bekleed en Zijn lendenen waren omgord met fijn goud van Ufaz, en Zijn lichaam was gelijk een turkoois en Zijn aangezicht gelijk de gedaante des bliksems en Zijn ogen vurige fakkelen en Zijn armen en Zijn voeten gelijk de kleur van gepolijst koper en de stem Zijner woorden gelijk de stem ener menigte. Wie denkt bij het horen van dit alles niet onmiddelijk aan een zelfde openbaring, die eeuwen later de ziener van Patmos is ten deel gevallen op zondagmorgen op het eenzame rotseiland Padmos ?

Lezers, ge hebt stellig in deze verschijning de grote priester-koning herkend, de Heere Jezus Christus, die zich aan enkelen van Zijn kinderen heeft geopenbaard in Zijn vlekkeloze heiligheid en majesteit, in een heilig gezicht.

De uitwerking van deze majestueuze verschijning van de Zoon des mensen was voor Daniël en Johannes bijkans dezelfde. Beiden vielen ze als 'n dode voor des Heilands gepolijste voeten. En dit gold nog wel van Daniël, die zo menig maal door God is toegesproken met de naam van „de gewenste man" en eveneens van Johannes, de meest geliefde discipel des Heeren, die bij het laatste avondmaal aan Zijn heilige borst had mogen rusten.

Wat zijn er velen in onze dagen, die wel willen bazelen van de liefde Gods., maar van Zijn heilig recht geen kennis dragen en daarom ook niet weten, wat het zeggen wil, om als een dode voor Hem neder te vallen en Hem te bidden om genade en ontferming.

Ze hebben de diepe kloof niet gezien, die er is tussen een heilig en rechtvaardig God en een arm zondaar, die tegen al de geboden Gods zwaar en menigmaal heeft gezondigd en geen van de zelve heeft gehouden en die met het oog op dé toekomst nog steeds met schaamte des aangezichts moet belijden, dat hij tot alle boosheid geneigd is.

Maar voor degenen, die in het stof voor Hem nederbuigen, is er genade te vinden. Wie in het stof lag neergebogen, wordt door Hem weer opgericht. Dat heeft ook Daniël in rijke mate mogen ondervinden. Een hand roerde hem aan en maakte, dat hij zich weer kon bewegen op zijn knieën en op de palmen zijner hand.

Liefdelijk vertroostend klinkt het hem tegen: , , Daniël, gij zeer gewenste man, merk op de woorden, die Ik tot u spreken zal en sta op uwe standplaats, want Ik ben als nu tot u gezonden."

Sidderend en bevend hoort Daniël de hemelse bosdochap aan. , , Vrees niet, Daniël, want van de eerste dag aan, dat gij uw hart gaaft om te verstaan en om uzelf te verootmoedigen voor het aangezicht uws Gods, zijn uw woorden gehoord en om uwer woorden wil ben Ik gekomen".

Op verrassende wijze gaat het licht der genade hier op over de weg, die de Heere houdt met Zijn kind. Het moge geschenen hebben alsof de hemel als van koper was, zodat er geen gebed meer door kon, nu blijkt toch zo heerlijk dat het gebed verhoord was van af het eerste ogenblik, toen de verzuchtingen naar de troon der genade opklommen.

O, wat is dat een bemoedigende taal voor allen, die door genade hebben geleerd om de troon der genade te bestormen. De Heere is inderdaad nabij al degenen die Hem aanroepen, die Hem aanroepen in waarheid. Hij troost het hart, dat schreiend tot Hem de toevlucht neemt.

Het is waar, wat Maria in haar lofzang heeft bezongen, dat de rijken ledig worden weggezonden maar het is ook waar, dat de hongerigen met goederen worden vervuld. Moet dat niet een spoorslag wezen voor alle bidders om aan te houden in het gebed? Inderdaad nemen de geweldhebbers het koninkrijk der hemelen in met geweld, maar niet met geweld van wapens, maar met geweld van bidden en smeken, gelijk Jacob, die het uitriep: „Ik laat U niet los, tenzij Gij mij zegent".

Ik kan mij echter indenken, dat menige lezer van deze overdenking zich toch heeft afgevraagd, waarom de Heere deze Daniël zo veel dagen op antwoord heeft laten wachten. Ge hebt het antwoord op deze vraag misschien zelf al verwacht. Door het wachten wordt de profeet genoopt om nog vuriger te bidden en te smeken. Inderdaad staat er geschreven: , , Indien Hij toeft, verbeidt Hem. Hij zal gewisselijk komen".

In de verzen, die op onze tekst volgen, wordt echter nog meer licht op deze zaak geworpen. Daar lees ik toch het volgende: „Doch de vorst des koninkrijks van Perzië stond tegenover mij eenentwintig dagen en zie Michaël, een van de eerste vorsten kwam om mij te helpen en ik werd aldaar gelaten bij de koningen van Perzië".

Kort geleden las ik in een tijdschrift een artikel van een militaire medewerker, dat de toekomstige nieuwe wereldoorlog van uit de lucht zal worden beslist. Men denkt dan natuurlijk aan de schrikkelijke uitwerking van raketten en waterstofbommen. Toch geloof ik dat we de blik nog hoger moeten richten. Boven onze hoofden en rondom ons wordt nog een andere strijd gestreden dan met bommen en raketten. Daar heeft de geweldige worsteling plaats tussen de satanische machten en de engelen, die de Heere trouw zijn gebleven, satan is de aanvoerder van de duivelse legerscharen; Michaël en Gabriël leiden de hemelse heirscharen! Als onze ogen geopend werden gelijk de ogen van de knecht van Eliza, dan zouden we die worsteling rondom ons kunnen gadeslaan.

Wat hebben beurtelings de satan en de archangel al hun invloed trachten aan te wenden aan het hof van de koning; de een om de opbouw van stad en tempel zoveel mogelijk tegen te werken, de ander om het hart des konings voor die opbouw wederom gunstig te stemmen.

De uitkomst was heerlijk. De aartsengel triumfeerde. Hij mocht blijven aan des konings hof om de zaak van Gods koninkrijk te bepleiten.

Nu gaat voor Daniël het volle licht op. Hij weet, dat zijn gebed is gehoord. Hij mag nu vernemen, dat de Heere al van af de eerste dag met de verhoring van zijn gebed was begonnen.

Daarom eindigen we gaarne deze overdenking met de bemoedigende oproep : O, houdt maar aan, want Hij is een medelijdende Hogepriester!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 december 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Gebedsverhoring

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 december 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's