Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DORDTSE LEERREGELS

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voorts, gelijk deze leer van de Goddelijke Verkiezing, naar Gods wijze raad, door de Profeten, Christus zelven en de Apostelen, zowel in het oude als in het nieuwe Testament gepredikt is, en daarna in de Heilige Schriften voorgesteld en nagelaten, alzo moet zij ook ten huldigen dage, te zijner tijd en plaats, in de Kerke Gods (dewelke zij bijzonderlijk is toegeëigend) voorgesteld worden, met de geest des onderscheids en met Godvruchtige eerbiedigheid, heiliglijk, zonder nieuwsgierige onderzoeking van de wegen des Allerhoogsten, ter ere van Gods heiligen naam en tot een levendige troost van Zijn volk. (Hand 20 : 27-, Rom. 12 : 3 en Hoofdstuk 11 : 33, 34; Hebr. 6 : 17, 18).

HOOFDSTUK 1, ARTIKEL 14

In de voorgaande artikelen hebben we getracht te laten zien, dat de Verkiezing in de zin van de Dordtse Leerregels voorgesteld wordt in de H. Schrift als door de profeten, Christus zelve en de Apostelen gepredikt. Moeten de dienaren des Woords in deze tijd haar ook prediken ? Daarover is geen twijfel. , , Alle de Schrift is van God ingegeven en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is". 2 Tim. 3 : 16. Maar hoe en wanneer moet de Verkiezing gepredikt worden ? Artikel 14 zegt: , , te zijner tijd en plaats". Dus niet altijd en niet in elk gedeelte van de prediking en niet onder alle omstandigheden.

Van de uitverkiezing wordt menigmaal een zeker misbruik gemaakt. Dat gebeurt niet alleen in gemeenten, waar gepreekt wordt naar Schrift en belijdenis. Ook in die gemeenten, waar de prediking erg licht is, kan men de tegenwerping horen : domineé, een mens kan het toch zelf niet. Om te geloven moet men toch uitverkoren zijn. Ik heb ze tenminste uit allerlei monden gehoord. Op zichzelf genomen is dit een waarheid. Maar het is geen waarheid om bij te blijven staan of om zich achter te verschuilen. Als een mens in nood is, doet hij dat ook niet. Zo dikwijls als de waarheid der Uitverkiezing misbruikt wordt om er zich achter te verschuilen verraadt dit een hart, dat afkerig is van de wegen der uitverkorenen. Ik wil hiermee niet zeggen, dat zo iemand niet het gevoel kan hebben, dat hij of zij toch wel een ander leven zou willen krijgen. Menig mens heeft iets van Bileam : , , Mijn ziel sterve de dood des oprechten en mijn uiterste zij gelijk het zijne". Num. 23 : 10. Maar nochtans probeerde hij dat volk te vernietigen. Zo kan iemand innerlijk met liefde en lust tot de wereld bevangen en vervuld zijn en toch zeggen: , , Wat zijn die vrome mensen gelukkig, ik wou dat ik ook zo was".

Ik zeg niet dat dit onoprecht is. Ik zeg alleen, dat zij door een diepe innerlijke overmacht van ongerechtigheid en wereldliefde, die in hen leeft en waaraan zij zichzelf overgeven, worden meegesleurd.

't Is opmerkelijk, dat men van de leer der Uitverkiezing zo'n misbruik tracht te maken, maar goed te begrijpen van iemand, die in de wegen der uitverkorenen niet wil wandelen. Het is misschien nuttig het gedrag der mensen in dit opzicht eens te vergelijken met hun gedrag op andere gebieden des levens. Een spreekwoord zegt: „Huwelijken worden in de hemel gesloten". Ons huwelijksformuHer zegt: , , dat God een iegelijks huisvrouw als met Zijn hand toebrengt". De leer der Voorzienigheid onderwijst ons, dat alle dingen tevoren door God bepaald zijn en dat er niets bij geval geschiedt. Men zou hieruit een grote lijdelijkheid ten onzichte van de huwelijken verwachten. Als het waar is, dat de prediking der Uitverkiezing de mensen lijdelijk maakt ten opzichte van hun zaligheid, zou men mogen verwachten, dat de prediking der Voorzienigheid de mensen lijdelijk maakt ten opzichte van het huwelijk. Die lijdelijkheid schikt echter nog al. Zij komt, meen ik, alleen voor bij hen, die er innerlijk bang voor zijn of niet uit de kluisters van hun zelfliefde bevrijd kunnen worden, m.a.w. die innerlijk geen huwelijk willen. Maar anders zijn moeders en dochters en jongemannen, dacht ik niet precies lijdelijk, hoewel er toch nooit één meer of anders zal trouwen dan God voor de grondlegging der wereld heeft voorgezien en bepaald.

Als iemand Gods ontferming wil, laat hij zich niet uit het veld slaan door de prediking der Verkiezing. Een schoon voorbeeld daarvan hebben wij in de Kananese vrouw. De Heere Jezus houdt haar de Verkiezing van Israël voor. Daardoor wordt zij buiten gesloten. Dat is meer dan ooit iemand van onze dagen ten opzichte der eeuwige zaligheid kan zeggen. Maar wat doet deze vrouw ? Zij gelooft in de barmhartigheid en het mededogen van de Heere Jezus en beroept zich op het recht der hondekens op de kruimels. Misschien dat iemand nu opmerkt, dat een bekommerde toch heel erg geplaagd en aangevochten kan worden door de gedachte niet uitverkoren te zijn. Ik geloof dat het kan. Maar dan is het de duivel, die deze leer tracht te gebruiken voor zijn doel. Ik weet niet of er veel bekommerden door de vrees voor verworpen te zijn in de Raad Gods worden geplaagd. Misschien dat de meesten, die vol vrees zitten, dat God hen zal verwerpen, bevreesd zijn, ziende op hun menigvuldige zonden. Dat is geen klein verschil. Deze laatste vrees kan er zijn, waar men nimmer van de eeuwige Verkiezing hoorde om zo te zeggen. Maar wil dit nu zeggen, dat men met de Verkiezing moet beginnen als men ergens een zondaar ontmoet ? De Heere Jezus begon met de bekering als eis. Hij riep zondaars tot bekering. Hij wekte op: , , Strijdt om in te gaan". Dat hebben de mannen van de Dordtse Leerregels niet voorbijgezien. Bij hen is een opmerkelijke aandacht voor de prediking van het evangelie. Er moet over de belofte en over Christus gepredikt worden. We lezen in II 5: , , dat een iegelijk, die in de gekruiste Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe, welke belofte alle volken en mensen, tot welke God naar Zijn welbehagen het evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden met bevel van bekering en geloof". Er wordt ook gezegd, dat , , zovelen er door het evangelie geroepen worden, ernstig geroepen worden. Want God betoont emstiglijk en waarachtig in Zijn Woord, wat Hem aangenaam is, n.l. dat de geroepenen tot Hem komen". Ook wordt er gesproken van „Christus, door het evangelie aangeboden zijnde". Zie III- IV : 8, 9.

Wij moeten niet zó de Verkiezing prediken, dat wij het evangelie alleen willen verkondigen aan de uitverkorenen. De Heere Jezus is niet gekomen om de uitverkorenen, doch om de zondaren en verlorenen te roepen en te zoeken. Wij hebben er naar te vragen of ergens een zondaar is en hem met bewogen woorden de heerlijkheid van de verlossende zondaarsliefde van Christus voor ogen te schilderen. Wij hebben alle mensen, die onder ons bereik komen, Christus voor te stellen, tot Hem te roepen, en te zeggen wat God aangenaam is, n.l. dat de geroepenen tot Hem komen. Wij mogen in de prediking geen scheiding maken van uitverkorenen en verworpenen, wel van rechtvaardigen in eigen oog en zondaars in eigen oog, want dat heeft de Heere Jezus ook gedaan.

Wanneer komt dan de Uitverkiezing aan de orde ? Laten wij zien hoe de Heere Jezus het deed. Zij komt in Lucas 12 VS. 32 aan de orde tot troost des volks, in dit geval van de discipelen ; , , Vreest niet, gij klein kuddeken ! want het is uws Vaders welbehagen, ulieden het Koninkrijk te geven". Zit er nu ook nog troost in de Verkiezing voor hen, die nog ver van Christus zijn? De Heere Jezus troostte Zijn discipelen er mee. Is er ook een arm en ellendig zondaar mee te troosten ? Het komt mij voor van wel. Wat zit er o.a. in de leer der Verkiezing ? Dat de grootste en diepst verdorvene zondaar wel zalig kan worden, want dat alles Gods gave en werk is. Als we nu de Verkiezing prediken in het verband der Schrift, waarin armen en ellendigen tot Christus worden genodigd en waarin de liefde Gods staat beschreven tot hen die niets zijn, dan kan de Verkiezing voor zo een tot troost wezen. Als hij op zichzelf ziet, kan het nooit. Maar God is almachtig en heeft een goddeloos volk lief. Wie weet, zegt hij nu, wie weet, misschien valt er voor mij ook een kruimeltje af. Gezien de prediking der Verkiezing, is het voor niemand onmogelijk. Er wordt een rijkdom van genade aangeboden in de Schrift en een God verkondigd, die alles wil schenken, wat er nodig is om die rijkdom te willen en te kunnen aannemen. Nooit wordt in de Schrift de Verkiezing gebruikt om van te voren iemand uit te sluiten. De Verkiezing van Israël heeft Ruth de Moabitische evenmin uitgesloten als Rachab de hoer.

Daar zijn er ongetwijfeld, die God in Zijn uitverkiezing voor de grondlegging der wereld voorbijgegaan is. Maar deze worden door het evangelie niet uitgesloten. Zij sluiten zichzelf uit. Nooit sloot God iemand uit in de bedeling hier op aarde. „Niemand heeft het recht om te geloven, dat hij een verworpene is, want elk wordt ernstig en dringend geroepen en is verplicht te geloven in Christus tot zaligheid".

Wanneer predikt de Heere Jezus de Verkiezing nog meer.? Als Hij b.v. in Matth. 13 vers 11 verklaart waarin het verschil gelegen is tussen de schare en de discipelen. De schare verwerpt Christus, staat blind en doof voor Hem. Zij hoort de woorden wel, doch kent Hem niet. De discipelen kennen Hem. Petrus zal straks belijden: „Gij zijt de Christus". Waar komt dit vandaan ? Het is aan Petrus geopenbaard. En van de discipelen geldt: , , Omdat het u gegeven is de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar dien is het niet gegeven". Het is aan de schare ook na de opstanding niet gegeven. Maar dat betekent niet, dat het hun geweigerd is, hoewel zij het zochten. Wie zoekt vindt. Wij staan bij de toebrenging tot het Koninkrijk Gods voor deze zaken. Het Koninkrijk wordt iedereen gepredikt, die de rechte evangelieprediking hoort. Christus wordt aangeboden, vergeving der zonden verkondigd in Zijn naam. Iedereen verwerpt Christus. Iedereen ligt en blijft dood in zonden enmisdaden. Iedereen is onwillig om zich te bekeren of te laten bekeren. Uit deze onwilligen grijpt God degenen, die het Hem behaagt te grijpen. Deze werken tegen, zo lang ze kunnen. Gods vrijmacht komt daarin uit, dat Hij barmhartig is, dien Hij wil en verhardt dien Hij wil, ook met Zijn levendmakende genade helpt of voorbijgaat, dien Hij wil.

De discipelen kwamen alleen te staan onder het volk. Zouden zij het niet mis hebben? Waarom wendt het volk zich af? De Heere Jezus troost hen met de Verkiezing.

Maar een ander gebruik van de prediking der Uitverkiezing is ook mogelijk. Wij vinden deze in Matt. 22 : 14. Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren." Daar is het een waarschuwing voor allen, die zich koesteren in de gedachte, dat zij bondelingen en dus geroepenen zijn. De Joden waren hier heel sterk in. Zij waren Abrahams zaad. Zij waren leden van het uitverkoren volk. Zij waren geroepenen tot het Koninkrijk Gods. Jezus hebben zij niet nodig. Op de bruiloft, die voor hen bereid is, willen zij niet komen. Zij zijn immers toch al kinderen Gods. De bekering, de wedergeboorte, de vernedering, die Christus preekte, was voor hen niet nodig. Dat is slecht met hen afgelopen. Onder de nieuwe geroepenen is dan ook zo'n man. Hij is wel een voorbeeld voor velen. Ook hij heeft genoeg aan zijn roeping. Deze heeft hij aangenomen. Doch alles verlaten om Christus' wil, dat is er bij hem niet bij. Ook hij wordt uitgeworpen als type van velen. En nu komt de waarschuwing: „Het is niet genoeg geroepen te zijn. Men moet ook met Christus bekleed zijn". En dat zijn er weinigen. Hier is het een waarschuwing om niet op de uitwendigheden van het Christendom te vertrouwen.

De lezer, die met aandacht de bijbel onderzoekt zal mogelijk nog meer plaatsen ontdekken waar Christus met de prediking der Verkiezing troost of waar-rechtvaardige in eigen oog te waarrschuwt.

Het kan van deze prediking nooit de bedoeling zijn om van te voren vast te stellen, wie de uitverkorenen zijn. Maar wel om te prediken, dat het weliswaar bij de mensen onmogelijk is om zalig te worden, doch dat bij God alle dingen mogelijk zijn en dat Hij alle zondaren ernstig roept.

De Uitverkiezing moet verkondigd worden in de kerk, zowel in de vergadering van het kleine kuddeke, ais in de vergadering der geroepenen, die zich op hun roeping laten voorstaan. Zij mag nooit voorgesteld worden om een arme zondaar uit te sluiten, maar wel om een rechtvaardige in eigen oog te waarschuwen. Maar de Verkiezing moet altijd zo gepredikt worden, dat er ruimte blijft voor het geloof en het gebed van de Kananese vrouw. Het is niet best als alleen een uitverkorene geholpen kan worden. In elke prediking moet er voor Ruth en voor Rachab en voor de Samaritaanse en de Kananese plaats blijven. Nochthans mag niet vergeten worden, de noodzakelijkheid te verkondigen van het toepassende werk des Geestes, van de levendmaking en van de trekking tot Christus en van het openen des harten.

Het zal altijd een wonderlijke daad Gods zijn telkens als er een zalig wordt. Het is Verkiezing.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1958

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1958

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's