Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DORDTSE LEERREGELS

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDSTUK II, ARTIKEL 2. Maar alzo wij zelve niet kunnen genoegdoen, en ons van de toorn Gods bevrijden, zo heeft God uit oneindige barmhartigheid Zijn eniggeboren Zoon, ons tot een borg gegeven, die, opdat Hij voor ons zou genoegdoen, voor ons of in onze plaats, zonde en vervloeking aan 't kruis geworden is.

Door velen in onze tijd wordt juist de plaatsvervanging, die ons artikel duidelijk leert, verworpen. Wat verliezen wij daarbij? Begrijpt u het belang van deze vraag? Het gaat in de kerk niet om problemen. Die trachten de geleerden in de filosofie op te lossen. In de kerk gaat het om de zonde. Daar is maar één probleem. Dit vraagstuk luidt: , , Hoe word ik van de schuld en de macht der zonde bevrijd en rechtvaardig voor God? " Als God een mens komt bekeren, krijgt hij met deze vraag van doen. De Catechismus formuleert haar zo: „Is er enig middel waardoor wij deze straf zouden kunnen ontgaan en wederom tot genade komen? " Die straf is een verdiende straf. Zo leert elk kind van God het. De Here komt tot hen met de eis van Zijn wet. Die wet leert hij kennen als rechtvaardig, heilig en goed. Hij leert God kennen in de deugd van Zijn rechtvaardigheid. Allerlei richtingen in de kerk komen met allerlei problemen aandragen. Maar de uitverkorenen Gods hebben dit probleem. De prediking der Reformatoren heeft hierop een helder antwoord gegeven, omdat zij een diep inzicht in de Schrift mochten hebben. Dat antwoord hield twee dingen vast. Eerst, dat de verzoening met God mogelijk was door de grote liefde Gods. De liefde Gods is de hoogste oorzaak van onze verlossing. Vóór de grondlegging der wereld heeft Hij hen, die verlost zouden worden bemind en uitverkoren. Doch daar lag de schuld van deze uitverkorenen. En nu zegt de Schrift dat God een vijand is van de mensen, totdat zij door de dood van Christxis in genade zijn hersteld. Dit schijnt met elkaar te strijden. Toch zijn beide stukken waar: de liefde en de vijandschap. De liefde is er bij God en zij is eerst, maar de Here kan deze liefde pas in waarheid ons doen gevoelen als we in Christus zijn en zo verlost van de schuld der zonde en begiftigd met de H. Geest. De liefde Gods is van eeuwigheid voor Zijn volk, maar Hij zou dit volk toch in de hel moeten stoten als Christus niet in hun plaats naar de hel gegaan was. Als God de mens aanziet, de uitverkoren mens, zoals hij is, dan ziet Hij in deze mens niets dan stof tot toorn. Maar door Christus reinigt God de mens, die Hij in weerwil van zijn zonde bemint, doch om zijn zonde naar Zijn gerechtigheid moet verdoemen, van alle ongerechtigheid. Dat gaat niet door vergeving zonder meer, doch door het geven van Christus tot een losprijs en vergeving in Zijn naam. Wanneer er nu een zondaar aan zijn schuld ontdekt wordt en hoe langer hoe meer het ongenoegen Gods komt te gevoelen, en de H. Geest hem Christus komt openbaren, Wordt het plaatsvervangend lijden en sterven van de Zaligmaker hem tot grote troost. Deze troost nu willen vele predikanten en professoren van deze tijd aan Gods volk ontnemen. Daar is inder­tijd Lelio Socinus al mee begonnen. Hij heeft daarover een brief geschreven aan Calvijn. Daarin verklaart hij zich roerend eens met de lofzang op Gods liefde als de eerste oorzaak der verlossing. Maar dat andere, dat Christus de zaligheid verworven en verdiend zou hebben, acht hij volstrekt uitgesloten.

De nadenkende lezer zal zich afvragen, waartoe de Here Jezus dan gekomen is? Socinus antwoordt: Christus kwam niet om Gods toorn te stillen, de vloek weg te nemen en de vijandschap op te heffen. Hij kwam alleen om ons in Zijn kruis de hoogste liefde te prediken. Wij hebben nu eenmaal een verkeerde opvatting van God alsof Hij een vertoornd Rechter zou zijn. De kruisdood is dus geen rantsoen voor velen, geen verzoening voor onze zonden, geen dragen van de zonden, doch alleen een prediking van de liefde Gods. Die prediking zegt: ik heb u zo lief, ik wil wel voor u sterven, maar het lijden en sterven heeft in zichzelf geen zin en het wordt niet duidelijk, waarom de Christus moest lijden.

Calvijn heeft op deze brief uitvoerig geantwoord. Hij handhaaft ten volle de liefde Gods als eerste oorzaak, maar laat de verdienste van Christus niet los. Velen verwijten aan de gereformeerde leer der verzoening het woordje verdienen. Dat woord zou aan de Roomse boeteleer ontleend zijn en daarom verwerpelijk. Dat is een vergissing in deze zin, dat de roomse leer spreekt over het verdienen door mensen. De gereformeerde leer spreekt over het verdienen alleen door Christus. Luther en Calvijn hebben voor 't werk van de Zaligmaker graag de termen verdienen en voldoening gebruikt. Zij hielden vast aan de liefde Gods als eerste oorzaak, maar lieten daardoor niet wegnemen, dat Christus ten volle aan Gods gerechtigheid heeft genoeggedaan en metterdaad voor ons verzoening verworven heeft. Daar is b.v. Johannes 3 : 16. De liefde Gods ontvangt hier als de hoogste oorzaak of bron de eerste plaats, maar dan volgt het geloof in Christus. Wanneer het werk van Christus alleen prediking zou zijn, moest de zaligheid zijn voor hen, die in God geloven. In Joh. 3:16 wordt echter nadrukkelijk verklaard, dat alleen die in Christus gelooft niet verderft.

De wijze der verzoening en redding van het verderf is dus in Christus. Het gaat om meer dan bekendmaking van Gods liefde, het gaat om verzoening. De zonde moet worden bedekt of weggedaan. Daarvoor was het bloed van Christus nodig d.w.z. Zijn lijden en sterven. De Christus immers moest lijden. Dat staat herhaaldelijk in de Schrift. Daarvan zegt Calvijn: , , Een groot gewicht heeft het woord verzoening, omdat God op een onuitsprekelijke wijze, ten tijde, dat Hij ons beminde, toch tegelijk op ons vergramd was, totdat Hij in Christus verzoend is". Het komt mij voor, dat er geen twijfel kan bestaan aan die stelling, dat het lijden en sterven van Christus hoger doel heeft, dan de prediking der liefde Gods alleen. 1 Joh. 1 : 7 zegt: „Zijn dood is een verzoening voor onze zonden". De kracht van het vergoten bloed is, dat de zonden aan de gelovige niet toegerekend worden. Men zou de vraag kunnen stellen, waarom ieder, die de naam van Christus noemt, niet blij is, met dat lijden en sterven van de Zoon Gods in het vlees. Ik zou daar slechts één reden voor weten.

De tegenstanders van de leer der plaatsvervanging hebben te weinig oog voor de geweldige werkelijkheid van Gods gerechtigheid, heiligheid en toom. Dat is geen kwestie van denken, doch van onderwijs door de H. Geest. De Schrift zegt van de Geest: „Deze zal overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel". Het komt mij voor, dat het voor een prediker of schrijver een groot verschil maakt of hij aan zijn schuld en verdorvenheid is ontdekt, dan wel of hij rechtvaardig is in zijn eigen ogen. Daar zijn twee soorten belijders van het Christendom, meen ik. Sommigen zitten met problemen. Zij voelen zich alleen en in het duister. Voor hen is Christus een licht. Dat is Hij voor de anderen ook. Maar bij hen komt een andere nood daarboven openbaar. Zij leren die diepe verlorenheid kennen, zoals David en de tollenaar en Paulus en Luther. Bij hen komt hun volkomen machteloosheid en hun grote schuld naar voren. Daarom hebben zij de verkiezing van eeuwigheid en de plaatsvervanging in de tijd nodig. De eersten helpen zichzelf in veel opzichten, als zij maar een beetje licht hebben. De anderen moeten in alles geholpen worden. Deze twee soorten van belijders zijn wel heel erg moeilijk te verenigen. Hun prediking maakt openbaar, dat er tussen hen een verschil is als tussen de farizeër en de tollenaar, zij het dan met andere termen.

De plaatsvervanging moet dus geschrapt worden. Wat moet daarvoor in de plaats komen? De gedachte van de solidariteit. Het zou zo wezen, dat Christus bij ons mensen was gekomen, toen wij leden aan de gevolgen van de zonde. Hij is gekomen om met ons te lijden en niet voor ons of in onze plaats, . Christus heeft niet de straf of de schuld der zonde op Zich genomen. Hij heeft de gevolgen der zonde weggenomen. De gedachte van Gods gerechtigheid wordt losgelaten. Daar is geen gerechtigheid, die voldoening eist. Daar is bij God alleen maar liefde die helpt.

Wat is het verschil? In de plaatsvervanging doen de mensen niets. Zij worden uitgeschakeld. De kinderen Gods werken niet mee aan hun zaligheid. Christus heeft de pers alleen getreden. Maar in de solidariteit doet men het samen. De uitverkorenen, de mensen zijn dan niet vrijgesteld. Zij lijden en sterven ook. Zij worden evenwel in hun strijd geholpen. Het is een poging om de helpende genade te verheerlijken. Door genade alleen, dat willen velen niet. Daarom heeft men in het stuk der verzoening de solidariteit uitgevonden. Christus komt het niet van ons overnemen, doch Hij komt ons helpen en zo Gods liefde openbaren. Doch van Gods gerechtigheid is er op Golgotha niets te zien. Trouwens, hier zijn geen mensen aan het woord, die lijden onder hun schuld. Het gaat om de , , natuurlijke" gevolgen der zonde. Voor de uitverkorenen Gods, voor wie schuld tot schuld wordt is hier geen troost. Christus bevrijdt niet van de schuld, alleen van de gevolgen der zonde. De Hare Jezus bevrijdt ook niet van de toorn Gods. Wij echter verheugen ons, dat Jezus Christus zo solidair met ons is geworden, dat Hij plaatsvervangend onze zonden heeft gedragen en niet alleen de gevolgen der zonde. Jezus stierf in de plaats van en ten gunste van Zijn uitverkorenen. Ja maar, zegt men, het is niet mogelijk dat God de onschuldige in plaats van de schuldige straft. Waarom kan dat niet? Dat is een vooroordeel. En het hele evangelie weerspreekt dat vooroordeel, door luide uit te roepen: De Vader heeft de Zoon tot zonde gemaakt en Hem doen lijden in plaats van Zijn schuldig volk: onschuldig voor de schuldigen. De solidariteit gesteld tegenover de plaatsvervanging betekent dus: de helpende genade. Het is een arm evangelie.

Berkouwer schrijft terecht: , , Het protest tegen de plaatsvervanging in de offerande van Christus is de natuurlijke, vanzelfsprekende afweer van het menselijk hart. En wie hier protesteert haalt de schuld naar zich toe als de armoede na het geweigerd geschenk. Alleen in de werkelijke plaatsvervanging, in de radicaliteit van dit offer, in deze ommekeer is de daad van Gods barmhartigheid en gerechtigheid. Hier geldt dat geen oog het heeft gezien en geen oor het heeft gehoord noch is het in het mensenhart opgeklommen. Alleen door de kracht van de Heilige Geest kunnen de protesten tegen deze ruil worden overwonnen in de vreugdevolle aanvaarding van dit geschenk: de vergeving der zonden.

Alleen het geloof kan het verstaan, juist dan, als het weet, dat het , , sola fide", het „sola gratia" hier tot werkelijkheid wordt en als het protest zwijgt, nadat het woord van Christus wordt verstaan: „Indien Ik u niet was, hebt gij geen deel aan Mij".

De leer van het solidarisme doet geen recht aan verschillende woorden der H. Schrift. Aan het slot van Romeinen 3 niet en aan Marcus 10 : 45 niet en aan Galaten 3 : 13 niet en eigenlijk aan geen enkele tekst. Deze solidariteit is er wel, doch er is nog veel meer. Wij blijven dus bij de leer der plaatsvervanging zoals artikel 2 deze tot uitdrukking brengt. De Christus heeft niet alleen met ons de gevolgen der zonde gedragen, maar is in onze plaats d.i. in de plaats van allen, die in Hem geloven zullen, zonde en vervloeking aan het kruis geworden. Die dood des Zoons was en is een dierbare dood. De mens, die zichzelf leert kennen als een schuldige, machteloze en vervloekte zondaar, die geen zucht aan zijn zaligheid kan toedoen, wordt door Christus volkomen geholpen en gered. Het is alleen Jezus en alleen Zijn bloed en alleen Zijn lijden en sterven. Het is genade alleen. Geen helpende genade en geen samenwer­king tussen God en mens.

L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 augustus 1958

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 augustus 1958

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's