Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DORDTSE LEERREGELS

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDSTUK II, ARTIKEL 3. Deze dood des Zoons Gods is de enige en volmaakte offerande en genoegdoening voor de zonden; van oneindige kracht en waardigheid, overvloediglijk genoegzaam tot verzoening van de zonden der ganse wereld.

Wat betekent het, dat de dood van de Zoon Gods een offerande wordt genoemd? Deze vraag wordt verschillend beantwoord. Sommige der nieuweren zeggen, dat bij het offer in het O. Testament zeker niet gedacht wordt aan plaatsvervanging. En daar zou ik nu juist wel aan willen denken. Eerst constateren we, dat het N.T. de dood van de Zoon Gods een offerande noemt. Neem maar 1 Cor. 5 : 7: „Want ook ons Pascha is voor ons geslacht n.l. Christus". De gemeente onder het O.T. had haar paaslammeren, doch ook de gemeente van Christus heeft haar Paaslam. Was het paaslam in Israël een offer? Inderdaad, het is een offer ter verzoening der zonden. In Exodus 12 : 27 lezen we: „Dit is de Here een paasoffer, die voor de huizen der kinderen Israels voorbij ging in Egypte, toen Hij de Egyptenaren sloeg en onze huizen bevrijdde". Vanwege het bloed van het paaslam, dat aan de deurposten was, ging de Here sparend voorbij. Van dit lam der verzoening mocht geen been verbroken worden. De Apostel Johannes ziet dit in Christus vervuld. Ook in de brief aan de Hebreeën vinden we een nauw verband tussen het bloedige offer van de Hogepriester, die eenmaal 's jaars in de tweede tabernakel inging niet zonder bloed, hetwelk hij offerde voor zichzelf en voor des volks misdaden, en Christus. Zonder bloedstortinggeschiedt er geen vergeving.

Het komt mij voor, dat de dood van Christus een offerande tot verzoening is. Anderen ontkennen dit. Zij menen, dat in de Schrift de dood van Christus wel een offerande wordt genoemd, maar dan meer als een offergave. Men heeft in het O.T. ook drieërlei soorten offers, zo zegt men. Soms is het een dankoffer als een gave van de mens aan God. Soms is het offer een middel om de gemeenschap tussen God en mens uit te drukken en soms is het een middel der verzoening. Nu willen nieuweren bij de dood van Christus het liefste denken aan de zelfovergave van de Zoon Gods. Wat de Schrift offer van Christus noemt zou dan niet meer zijn dan een vorm van gehoorzaamheid, een veraanschouwelijküig van Zijn gehoorzaamheid. Het offer van Christus zou dan in één lijn staan met de offeranden der gelovigen. We komen dan weer in de lijn der helpende genade. Christus staat naast ons. Hij is het grote voorbeeld van de zelfovergave. De gelovigen, alle mensen eigenlijk, moeten Hem daarbij navolgen.

Wij sluiten ons in deze dingen toch maar liever bij de gereformeerde belijdenis en dus bij de Dordtse Leerregels aan. Het werk van Christus wordt door ons gezien als plaatsvervangend. Zijn offerande staat niet op één lijn met de mededeelzaamheid en weldadigheid der gelovigen. De dood van Christus is een zeer aparte offerande. Hij bracht een genoegdoening voor de zonden. Wanneer wij ons dicht aan de Schrift houden is het niet zo moeilijk te verstaan. Wij zijn vervloekten en liggen onder het vonnis des doods. Deze dood betreft de tijdelijke, geestelijke en eeuwige dood. Is daar niets meer aan te doen? Door ons mensen niet. Daar is bij ons geen middel om deze straf te ontgaan en wederom tot genade te komen. Zalig worden is bij de mensen onmogelijk. Bij God echter zijn ale dingen mogelijk. Wat heeft de Here gedaan? Hij heeft Zijn Zoon gegeven en Hij heeft Christus laten verdienen, wat Hij verdiende. De Vader heeft de Zoon gegeven, opdat de Zoon als het Lam Gods de zonde zou wegdragen en daarmee de toorn Gods. De Vader is in het werk der verzoening de Eerste en de Laatste.

Hoe is dit gebeurd, dat Christus de zonden wegdroeg? Hij is tot vloek geworden en tot zonde gemaakt. Zo leren ons Galaten 3 en Corinthe 5. Als een gevloekte en een zondedrager is Hij in de dood gegaan. Is dit sterven als een gevloekte en zondedrager een offerande te noemen? Wat bedoelden de offeranden ter verzoening in het O. Testament? Zij bedoelden de dood weg te nemen. Het is een grondregel van het O.T.: de bezoldiging der zonde is de dood. Als God de zonde niet verzoent of geen middel ter verzoening geeft, moet de schuldige mens sterven. Jeremia bad tegen zijn vijanden: „Here, maak geen verzoening over hun ongerechtigheid en delg hun zonde niet uit voor Uw aangezicht maar laat hen nedergeveld worden voor Uw aangezicht. Jer. 18 : 23.

Dus de zondige mens moet sterven, tenzij God een zoenmiddel geeft. Van een zoenmiddel lezen we in 1 Sam. 3 : 14 b.v. „Daarom dan heb Ik het huis van Eli gezworen: zo de ongerechtigheid van het huis van Eli tot in eeuwigheid zal verzoend worden door slachtoffer of door spijsoffer". Hoe werkte dit offer? Het bloed van het offerdier bedekte de zonde of nam ze weg. Zo stierf dit beest in de plaats van de schuldige mens. Prof. Gispen schrijft bij Lev. 17 : 11 „Het leven van het dier komt in de plaats van het leven van de mens". Als de zonde niet weggenomen. wordt, moet het leven van de mens worden weggenomen. Hoe komt nu de zonde van de mens op het offer te liggen? Daar staat in Leviticus 1:4: „En hij zal zijn hand op het hoofd des brandoffers leggen, opdat het voor hem aangenaam zij, om hen te verzoenen".

Hier is sprake van de handoplegging. Pas als deze door de offeraar was ge­schied, is, zoals hier met nadruk staat, het offer voor hem aangenaam om hem te verzoenen. Dat offerdier neemt dus wat over van de mens. Misschien moet ik zeggen: de mens verenigt zich met het offerdier. De handoplegging is n.l. een zwaar leunen op het dier. De offeraar spreekt daarmee uit, dat hij het zonder dit dier niet doen kan. Kwam hier nog een schuldbelijdenis bij? Volgens de Joodse traditie ging de handoplegging met een schuldbelijdenis van de offeraar gepaard. Een voorbeeld daarvan vinden we in Leviticus 16 : 21. Daar wordt gesproken van de bok, die de woestijn in moet. „En Aäron zal beide zijn handen op het hoofd van de levende bok leggen, en zal daarop al de ongerechtigheden der kinderen Israëls, en al hun overtredingen, naar al hun zonden, belijden; en hij zal die op het hoofd des boks leggen".

De zonden zijn door deze handeling van Aaron zinnebeeldig op de kop van de bok gelegd, dus op de bok overgedragen. Deze is nu met die zonden beladen en neemt de plaats in van de Israëlieten, die er mee beladen waren.

De overdracht van schuld door de handoplegging is hier duidelijk. Prof. Noordzij verklaart het zo, dat door de handoplegging de zielsinhoud van de een wordt overgebracht op de ander. Dat betekent de handoplegging tussen mensen, zoals blijkt uit Humeri 8 : 10; 27 : 18. Het offerdier ontvangt derhalve wat deze offeraar tot de daad van het offeren heeft gebracht d.i. zijn onreinheid en zonde. Door de handoplegging wordt het dier dus in zekere zin de opvolger van de offeraar. Sterft het dier, dan zinkt de offeraar in de dood. Het is dus de gedachte der plaatsvervanging, die in de handoplegging tot uitdrukking komt. Prof. Gispen ziet in de handoplegging ook de overdracht. Het is de overdracht van de gezindheid van de offeraar op het offerdier. Daardoor kan het offerdier de plaats innemen van de offeraar.

Als dus de dood des Zoons van God een offerande wordt genoemd, hebben we hier ook te denken aan de plaatsvervanging. De Vader wilde Zijn eeuwige liefde bewijzen aan Zijn volk. Daartoe gaf Hij de Zoon. Het is dus helemaal niet zo, dat de mens zelf een offer aanbrengt om daarmee de liefde Gods op te wekken. Deze liefde Gods is voor al 's Heren volk van eeuwigheid. Maar de toorn Gods tegen de zonde, de strafeisende gerechtigheid, moest uit de weg gedaan worden. Dit kon alleen doordat het Lam Gods de zonde der wereld wegnam. Want het was nu eenmaal zo, dat de offeranden onder de oude bedeling slechts schaduwen waren van de ene offerande van Christus. De dood des Zoons van God is de enige offerande. Daar van staat in Hebr. 10 : 14: „Want met één offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen die geheiligd worden". En in Hebr. 9 : 28: , , Alzo ook Christus éénmaal geofferd zijnde om veler zonden weg te nemen". De Joodse offeraar moest vele offerdieren brengen. Christus bracht een volmaakte offerande. Gelijk het offerdier trad in de plaats van de offeraar, zo trad de Zoon Gods in de plaats van Zijn volk.

Wij kunnen niet tot God naderen zonder dat onze zonde is weggedaan. God wil, dat aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiede. Daarvan getuigt dat machtige woord uit Hebr. 9 : 22: „zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving". Zonder de bloedstorting van Christus moeten wij zelf de vloek en de toorn Gods eeuwig dragen. Doch nu is er de dood van de Zoon Gods tussenbeide gekomen. Dit offer is niet onze prestatie, waardoor wij iets bij God veranderen. Het is ook niet zo, dat onze zelfovergave of onze andere offers iets kimnen toedoen aan dit ene offer, of onze heiligheid groter kunnen maken. Hebr. 10 : 10 zegt van het doen van de wil Gods door Christus: „In welke wil wij geheiligd zijn, door de offerande des Hchaams van Jezus Christus, eenmaal geschied". En dan zegt vers 14: „Want met ene offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden". Dus is het een volmaakte offerande en ook een volmaakte genoegdoening.

Als een ontdekt zondaar hoe langer hoe meer bij zichzelf bepaald wordt, komt het al duidelijker naar voren, dat hij een leven vol zonde achter zich heeft en voorts elke dag de schuld groter zal maken. Dat staat onveranderlijk vast. Daarom is het nodig, dat wij onszelf loslaten, in de dood geven. Met ons is het verloren. Hoe meer dit tot ons in werkelijkheid is doordrongen, hoe meer rede er is om op Jezus de Zone Gods te hopen. Hij heeft een volmaakte genoegdoening aangebracht. Daar hoeft van ons niets bij. De dood des Zoons van God is de enige en volmaakte offerande en genoegdoening voor de zonden. Wat nu te doen? Dat iedere onbekeerde aanhoude bij de troon der genade, dat God u recht mocht doen zien, dat gij geheel ellendig en verdoemenswaardig voor God zijt.

De bezoldiging der zonde is de dood. Wij zijn allen in enig opzicht en in vele opzichten overtreders van Gods geboden en dus vervloekten. De H. Geest is uitgestort om ons dat te doen zien. Bidt hier om. En vlucht dan naar Jezus Christus. Voor al uw zonden is genoeg gedaan. Gij kunt er niet zo zwart uitzien, of er is raad. Al hebt gij de Here veel tegengestaan, al zijt gij tegen uw overtuigingen ingegaan en hebt de zonde aan de hand gehouden. Al hebt ge veel de Geest Gods bedroefd. Al schijnt uw innerlijk geestelijk leven achteruit te gaan. Al ziet het er nog zo donker bij u uit. Aan de kant van Jezus is er een weg om verlost te worden. Hij kan redden, Hij alleen. Hij kan volkomenlijk zalig maken, die door Hem tot God gaan. Het is een volmaakte offerande en genoegdoening voor de zonden. En nu biedt de Christus zichzelf aan, niet om Farizeërs of rijke jongelingen of dergelijke te zaligen, maar om de verloren tollenaars en de strafwaardige moordenaars, kortom alles wat goddeloos is en voor eeuwig verloren moet gaan van alle zonde te verlossen.

De offeraar onder Israël leunde sterk, met zijn twee handen wellicht, op het offerdier. De verloren zondaar onder ons leune en steune met heel zijn ziel gelovig op het Lam Gods, wiens dood de enige én volmaakte offerande en g.noegdoening voor de zonden is.

G.   L.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 september 1958

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 september 1958

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's