Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DORDTSE LEERREGELS

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDSTUK II, ARTIKEL 5, Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk, die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte allen volkeren en mensen, tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof.

L. VROEGINDEWEIJ

In dit artikel zitten heel wat punten, die in de dagen der Dordtse vaderen omstreden werden, maar in deze tijd niet minder. Ons artikel legt er sterk de nadruk op, dat het Evangelie aan alle volkeren en mensen zonder onderscheid moet gepredikt worden.

Dat gaat rechtstreeks tegen een verwijt van de Remonstranten in. Deze stelden dat de gereformeerden niet krachtig konden preken. Zij moesten immers altijd een voorbehoud maken in deze geest: Ik predik u het Evangelie als gij uitverkoren zijt. De reactie op dit verwijt vinden we in artikel 5. Het Evangelie moet aan alle mensen en volkeren gepredikt worden. De Remonstranten van tegenwoordig — als ik dit zo zeggen mag — plegen hetzelfde verwijt naar voren te brengen. Daar zou geen appèl zitten in de waarlijk gereformeerde prediking. Nu weerspreekt de practijk dit verwijt volkomen. Men denke aan de grote predikers Withefield en Spurgeon om Luther enCalvijn dan maar niet te noemen. Men denke aan de hedendaagse predikers, die voluit de verkiezing belijden en toch met grote bewogenheid oproepen tot bekering en geloof. Ongetwijfeld bestaat er slappe bloedeloze prediking. Maar die is er minstens evenveel bij de felste verwerpers van de belijdenis der uitverkiezing. Ik zou het eer andersom willen stellen. De prediking van het Evangelie geschiedt immers tot volken en mensen, die midden in de dood liggen. Als men het heel precies wil zeggen, moet men het zo uitdrukken, dat iedere hoorder van het Evangelie even dood is voor de prediking als de doden op het kerkhof dood zijn voor de menselijke stem.

Dit is een belangrijk stuk van de Bijbelse leer aangaande de mens. De Here Jezus noemde de mens van nature dood want Hij sprak: , , Laat de doden hun doden begraven". In Johannes 5 : 25 heten alle mensen zonder meer doden, die alleen door de Zoon van God kunnen worden levend gemaakt: , , De ure komt en is nu, "wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods en die ze gehoord hebben zullen leven". De Apostel schrijft in Efeze 5 : 14: „Sta op uit de doden". In Efeze 2 heeft hij dan reeds geschreven dat de uitverkorenen levend zijn gemaakt.

Hoe zou het nu zijn als er geen uitverkiezing was?

Dan zou alle prediking op niets uitlopen. Want wat behelst de verkiezing Gods? Zij behelst dat de eeuwige God een volk tot zaliigheid heeft uitverkoren en zich heeft voorgenomen hen in de tijd levend te maken door middel van de prediking van het Evangelie. Dit betekent ten eerste dat de prediking onmisbaar is. , , Hoe zullen zij horen, zonder die hun predikt? ". En dit betekent ten tweede, dat de geroepen prediker met vreugde zijn arbeid mag verrichten, want God heeft hem niet geroepen om vruchteloos het Evangelie te verkondigen. God zorgt Zelf voor de vrucht. Maar wat staat een prediker er arm voor, die meent, dat de vrucht op zijn prediking van zijn onwillige, dode hoorders moet komen. Misschien kan hij ze wel in beweging brengen en misschien ontstaat er veel godsdienst, maar geen spiertje waar geestelijk leven kan hij in of met zijn hoorders verwekken. Juist omdat God Zijn volk heeft uitverkoren in Christus moet deze Christus gepredikt worden. Het behaagt God nu eenmaal door middel van de dwaasheid der prediking zalig te maken.

Wat is voorts de inhoud van de pre­diking van, het Evangelie, dat tot alle volkeren en mensen moet gebracht worden?

Deze inhoud is niet de aankondiging, dat alle hoorders of alle mensen door de Middelaar Jezus zalig zullen worden. Zij is ook niet, dat alle mensen met God verzoend zijn door Jezus. Christus. De inhoud is ook niet dat alle mensen uitverkoren zijn tot zaligheid. En evenmin is de inhoud van deze prediking, dat alle mensen de zonden vergeven zijn en dat zij dit nu moeten geloven. Prof. H. Bavinck schrijft in dit verband: , , De prediking van het Evangelie luidt niet tot elk mens, hoofd voor hoofd: „Christus is in uw plaats gestorven, al uw zonden zijn verzoend en vergeven". Ik ben er niet helemaal zeker van, dat in onze dagen niet in deze trant door sommigen wordt gepreekt. Geloven zou dan zijn, dat men deze feitelijke toestand gelooft en er blij mee is. Gelooft men dit niet, dan is het toch waar, maar men mist de blijdschap er van. Wat een dwaasheid is zulk een prediking. De mens immers is een vijand van God en Zijn dienst. Hij is er bovendien vaak van overtuigd, dat hij een knap mens is. En anders begeert hij helemaal geen knap en deugdzaam man te zijn, maar wil veel liever van het leven genieten, of nog weer anders begeert hij een standbeeld voor zichzelf in dit leven op te richten. Tot zulke mensen zegt de dominee: Christus is in uw plaats gestorven, of iets dergelijks, en al uw zonden zijn verzoend en vergeven. Wat zeggen deze hoorders? Zij zeggen: dank je wel voor de boodschap, dan kunnen we met een gerust hart verder gaan met ons onbekeerde wereldse leven.

Als het zo echter niet is, hoe is het dan wel? Om deze vraag te beantwoorden luisteren we naar de belijdenis der vaderen, die altijd nog de belijdenis der Hervormde Kerk is. In de vorige artikelen van het tweede hoofdstuk der Leerregels is over de kracht van de offerande van Christus gesproken. Nu gaat het verder met een beschrijving van de wijze, waarop de verzoening aan ons zondaren wordt toegepast. Dat geschiedt door middel van de prediking van het Evangelie. Wat behelst het Evangelie? Een belofte. Hier wordt het enkelvoud gebruikt. Is dit wel juist? Moet er niet van beloften gesproken worden? Bij deze vraag zou ik eerst op willen merken, dat er inderdaad vele beloften in de Schrift staan, die van volstrekte aard zijn, doch alle voor de gelovigen bestemd. Hun brood zal zeker zijn en water gewis. De Here zal hen niet begeven noch verlaten. Zij mogen al hun bekommernis op de Here werpen. Maar voor de goddelozen zijn er uiteindelijk geen beloften, dan dat de Here hen in Zijn lankmoedigheid nog wil dragen.

Over de vele beloften handelt art. 5 niet. Dit artikel spreekt over de ene belofte. De ene belofte is eschatologisch, heeft dus betrekking op het leven na dit leven. Het is de belofte van het eeuwige leven. Weliswaar is dit eeuwige leven reeds hier in de tijd het bezit van de gelovige, maar het leven aan deze zijde des grafs is toch maar het voorlopige. Wij hebben hier geen blijvende stad, maar zoeken de toekomende.

Een tweede opmerking is deze, dat de belofte van het Evangelie, die aan alle volkeren en mensen gepredikt moet worden voorwaardelijk is, in elk geval een voorwaardelijke vorm heeft. Het eeuwige leven is gebonden aan de voorwaarde van geloof. Daar wordt dus niet aan de hoorders van het Evangelie iets beloofd, dat zij alleen maar aan hoeven te nemen, doch er wordt geloof in Christus gevraagd. Het eeuwige leven wordt niet zo zonder meer aan ieder beloofd.

Alleen die in Christus gelooft, heeft het eeuwige leven! De voorwaarde is niet, dat iemand aan het eeuwige leven of aan de belofte van dat leven gelooft, doch of hij in Christus gelooft. In de Heilige Schrift nu wordt vaak over de belofte gesproken. Hoe ligt dat daar? Kort samengevat ligt het daar zo, dat God aan Abraham en zijn zaad de belofte heeft gegeven. De vervulling van deze belofte hangt niet af van de gehoorzaamheid aan de wet. Wie zijn nu dat zaad van Abraham? Alle vleselijke nakomelingen van hem? Lang niet. Het is voor de kinderen der belofte en niet voor de kinderen des vleses. Het beloofde goed komt aan degenen die uit het geloof van Abraham zijn, dus die eenzelfde geloof als hij deelachtig zijn. In Galaten 3 wordt onder het zaad van Abraham alleen Christus gerekend. De Zone Gods, die vlees is geworden en uit Abraham gesproten is het zaad. Hij is de eigenlijke erfgenaam der belofte.

Naast Christus zijn er mede-erfgenamen. Beter nog: in Christus zijn er medeerfgenamen. Wie Christus aangedaan heeft, wie in Christus Jezus is, wie Hem toebehoort is zaad van Abraham. Zij zijn erfgenamen naar de belofte. Wat is nu de inhoud van de belofte aan Abraham en zijn zaad? Het heil in Christus. Men zou met zondag 1 kunnen antwoorden: dat ik met lichaam en ziel, in leven en in sterven, het eigendom van Christus ben. De Schrift spreekt op de ene plaats van beloften en op de andere plaats van belofte, maar het is altijd het heil in Christus. Alle beloften zijn in Christus werkelijkheid geworden. Hij, heeft de beloftenissen der vaderen bevestigd. (Rom. 15 : 8). Dat heeft Hij gedaan door ze te vervullen of te verwerkelijken.

De Schrift gebruikt om het beloofde goed te typeren de woorden: erfenis, leven, gerechtigheid. Geest, kindschap. Al deze beloofde goederen zijn in Christus. De Heilige Geest, die door het geloof verkregen wordt (Gal. 3 : 14) is het onderpand van de volkomen toepassing van alles wat in Christus is aan de gelovigen. De Geest Gods is het zegel der begonnen verwerkelijking der beloften en waarborg van de Voleinding, die komt.

Dus de inhoud van de belofte van het Evangelie is het heil in Christus. Nu mag men ook zeggen: Christus. Vandaar dat de Leerregels in het volgende hoofdstuk de prediking typeren als de aanbieding van Christus. Zo wordt het eeuwige leven voorgesteld en verkondigd op voorwaarde van het geloof in Christus. Zo wordt de gekruisigde Christus in het Evangelie aangeboden aan een iegelijk. Maar wat is nu geloven? Is het de vergeving van zonden voor waar houden, ook als men niet in Christus gelooft? Neen, alleen de gelovige mag voor waar houden, dat hem de zonden vergeven zijn. Geloven is niet de een of andere stelling of waarheid geloven, doch Christus omhelzen en zich eigen maken. Hoe wordt dus deze voorwaardelijke belofte van het Evangelie verkondigd en hoe wordt het heloofde goed het eigendom van de mens? Een vraag, die waard is om er op in te gaan.

L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 oktober 1958

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 oktober 1958

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's