Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DORDTSE LEERREGELS

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDSTUK II, ARTIKEL 5. Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk, die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte allen volkeren en mensen, tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof.

L VROEGINDEWEIJ

Het convent van Wezel droeg aan de prediker op: , , Hij zal trachten, zoveel dit in zijn vermogen zal staan alle schuilhoeken en verborgen omhulsels van het menselijk hart bloot te leggen. ... ook zal hij niet alleen de grove schelmstukken en openbare schanddaden vervolgen, maar evenzo trachten de verborgen geveinsdheid der zielen uit te kleden en het broeinest van goddeloosheid, hovaardigheid en ondankbaarheid, dat zelfs bij de allerbesten schuilt, in het licht te stellen en op de geschikst mogelijke manier uit te roeien." Preken is een moeilijk werk. Waarom? Omdat de personen aan wie het Evangelie verkondigd moet worden in een verborgen geveinsdheid verscholen zitten.

Hoe moeten we nu dat Evangelie verkondigen? Op zichzelf wijst dit woord op het werk van de heraut, die feiten bekend maakt, verheugende feiten. Als men daar echter uit af zou willen leiden, dat verkondigen ongeveer hetzelfde is als het werk van de notaris, die met vlakke stem, zonder enige emotie te verraden, een testament voorleest, zou men zich deerlijk vergissen. Daar is zeker enige overeenkomst met het werk van een heraut. Ik stel mij voor, dat hij eerst hoorders zocht, die zijn taal verstaan konden. Op een zaal met baby's zal hij zijn boodschap in de regel niet gebracht hebben. Wat doet de prediker nu? Die zocht mensen, die hem verstaan kunnen. Die zijn er echter zo maar niet. Een mens, die in een broeinest van goddeloosheid zit verstaat niet zo maar ineens de taal van het Evangelie. Wat deed daarom Petrus, toen hij voor de taak stond het Evangelie te verkondigen op de eerste Pinksterdag? Hij begon met zijn hoorders de situatie open te leggen, waarin zij zichzelf gebracht hadden. En toen zij verslagen waren en hun verborgen geveinsdheid ontdekt, predikte hij hen Jezus Christus. Zo deed ook Paulus. Hij begon niet direct met de boodschap: , , Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft". In Athene begon hij met de onbekende God, die hij predikte, Die de wereld gemaakt heeft en al wat daarin is! Deze God is de bron van alle leven en door Zijn voorzienig bestel zijn de Atheners die ze zijn. Wat is de bedoeling van deze God der goden? Zijn bedoeling is dat de Atheners Hem zouden zoeken. Om het vinden mogelijk te maken komt Paulus nu met de boodschap dat de wijze mannen van de Areopagus hun wijsheid en alles zouden vergeten en wegwerpen voor de mollen en vleermuizen om zich tot de levende God te bekeren. Daar is een zeer dringende reden voor, want het oordeel met zijn straf en pijn is aanstaande. Daar is een Man bestemd om de wereld te oordelen. Zo spreekt Paulus in Athene.

Dat is wat anders dan de verkondiging van zaligheid, zomaar luk raak zonder onderscheiding uitspreken en weer heengaan. Ook in Lystre predikt Paulus eerst de bekering. De verkondiging dat Jezus Christus gegeven is staat dus in een raam. De Here Jezus is niet het begin. De schepping en de val, dat is het begin. Hoe groot de zonde en ellende is, dat preken zij eerst. Maar dat moet geen verhindering zijn om de voornaamste plaats te geven aan het feit, dat God nu Zijn Zoon gegeven heeft. Op dat geven mag en moet de nadruk worden gelegd. Maar dan niet een geven zoals een pak levensmiddelen of een pak Sinterklaas-cadeau's worden gegeven! God heeft Christus geschonken. Dat zegt Johannes 3 : 16. Deze schenking mag en moet gepredikt worden. Doch deze prediking sticht groot onheil als de rechte bekering en het ware geloof niet gepredikt wordt. Dan neemt de hoorder Christus aan, zoals een vader het feit aanneemt dat het Rijk zijn schoolgeld betaalt. Misschien met de boodschap er bij: je mag het Rijk wel dankbaar zijn.

In dit geval: je mag — met eerbied gesproken — God wel dankbaar zijn. De schenking van Christus mag en moet verkondigd worden, doch tegelijk er voor gewaakt, dat onheilige handen zonder bekering zich van deze gave meester maken. Dat zijn ze die over de muur klimmen en de enge poort vermijden. Nochtans moet het uitzicht op de schenking onbelemmerd blijven. En daarvoor is het nodig, dat de prediker zelf weet heeft van zijn diepe val en grove goddeloosheid en dat hij zelf tot een niet is gemaakt en van uit deze lage staat een uitzicht op Christus heeft. Alle bomen, die dit uitzicht schaden, moeten omgehakt worden, opdat als het God behaagt de blinde ogen der zondaren te openen, deze bomen het uitzicht niet belemmeren. Doch vanzelfsprekend moet er op gewezen worden, dat het zien met het blote verstand, niet het ware zien van het Lam Gods is. Daarvoor is een verlichting van het verstand nodig.

Wat is het verschil? Als iemand beladen is met zijn schuld en alzo een goddeloze en verlorene in eigen oog en hij ziet nog niet recht, zo blijft het pak op zijn schouder liggen. Maar zodra de H. Geest zijn verstand verlicht om te zien met de ogen des harten, dat het ook voor Hem is, dan valt de last van zijn ziel af. Dan gaat hij het paradijs binnen. Wie echter niet weet, van die zware last van zonden en plagen, die niet te dragen is, kan ook geen pak verliezen. Die kan gemakkelijk geloven.

Voor armen en ellendigen moet echter Christus zo gepredikt worden, dat 't uitzicht op de schenking al ruimer wordt, zo de Here de prediking zegent.

Ik geloof niet, dat wij voor dat woord schenken bang hoeven te zijn. We moeten er wel bang voor zijn, dat niet de H. Geest een goddeloze deze Christus en al Zijn weldaden deelachtig maakt, doch dat het natuurlijk geloof en de natuurlijke vroomheid deze deelachtigmaking bewerken.

Het mag gepredikt worden dat Jezus Christus met Zijn gerechtigheid en al Zijn zaligheid aan de zondaren aangeboden wordt. Het is een gezegend werk van de H. Geest als we geloven mogen, zoals zondag 7 dat zegt, dat het niet alleen voor anderen in 't algemeen is, doch ook voor mij. De prediking brengt het aanbod tot allen, de H. Geest past het toe op u en mij, naar het God behaagt. Men leze hiervoor het laatste hoofdstuk van Een beschouwing van het Verbond der Genade door Thomas Boston. Aan het slot van zijn bespreking van de 7e zondag schrijft Comrie: , , Wij verstaan het schenken, aanbieden of geven onder deze bepaling, dat de dingen, die dus aangeboden zijn, ons waarlijk van God geschonken en gegeven zijn in de belofte van het Evangelie en menen dat deze drie woorden, ofschoon verscheiden in klank, een en hetzelfde betekenen. In dit opzicht wordt de gehele zaligheid, die God schenkt aan ons arme zondaars, die niets als hel en verdoemenis waardig zijn en die niets hebben of doen kunnen om die zaligheid te verkrijgen, een gave genoemd die God ons in het Evangelie voorstelt, aanbiedt en uit vrije genade schenkt. Gelijk de roeping overal waar het Evangelie gepredikt wordt tweeledig onderscheiden wordt öf in een algemene óf in een bijzondere en krachtdadige, zo moet ook het schenken, geven of aanbieden van de vergeving der zonden, de eeuwige gerechtigheid en zaligheid tweeledig aangemerkt worden; óf meer in het algemeen of meer in 't bijzonder.

De algemene aanbieding (gelijk de algemene roeping) of het schenken van Christus wordt allen, waar het Evangelie verkondigd wordt, gedaan, opdat zij zich daarvan bedienen zouden en de gave aannemen en het zegel zetten op Gods getuigenis, dat Hij waarachtig is. Ofschoon nu dit een recht geeft om de weldaad, die God aanbiedt of schenkt, voor zich in het bijzonder te omhelzen en het oordeel verzwaart als wij het niet doen, zo zijn wij nochtans zo zorgeloos, goddeloos, blind en ongelovig, dat wij dit verwaarlozen en niet de minste adht daarop geven, noch geven kunnen; vermits wij zo geheel dood in de zonden zijn, dat wij geen besef hebben, noch van onze rampzaligheid, waarin wij gedompeld zijn, noch van de zaligheid die ons om niet geschonken of aangeboden wordt.

Ondertussen, de Heilige Geest, als het Hem behaagt, werkt alzo dat Hij dat aanbod, hetwelk in het algemeen gedaan wordt, door deszelfs onmiddelliike, krachtdadige en onwederstandelijke werking zo doet indringen in onze harten met Goddelijke overtuiging, dat wij overtuigd worden, dat datgene wat God in het algemeen aanbiedt aan anderen, dat Hij dat alles om niet voor ons zelf in het bijzonder aanbiedt en schenkt. Dit is in het kort wat de grote Calvijn Institutie III, 2, 6 en 7 ons leert". Zover Comrie.

Daar is dus de verkondiging in het gepaste raam, opdat het recht verstaan worde, van de schenking. Dit moet voorgesteld, dus in al zijn delen toegelicht worden. Doch nu het bevel en dan eerst van bekering. Als aan dit bevel de hand gehouden wordt in deze volgorde blijven we in bijbelse lijn. Het is een al te veel verbreide, doch nochtans verkeerde voorstelling, dat de Here Jezus altijd maar sprak van geloof. Men wil dan, dat ieder maar voorgehouden wordt: geloof in Jezus Christus. Dr. Hans Pollman in zijn: , , Die Metanoia als Zentralbegriff der christliche Frommigkeit". betoogt, dat niet, zoals onder invloed van de reformatoren meestal gedacht is, het geloof het centrale begrip is in de prediking van Christus en de apostelen, maar de bekering. Afgezien van zijn opmerking over de reformatoren heeft hij wel gelijk. Het geloof is op zichzelf een radicale omkering en de band aan Christus. Maar toch wordt door velen de bekering in hun prediking een evangelisch vage en kleine plaats gegeven.

Jezus zeide niet tot Nicodemus: geloof maar. Ook niet tot de rijke jongeling. Hij was gekomen om tot bekering te roepen. Dat is tot een volkomen overgave aan God en dan eerst tot een los­ laten van zijn eigen gerechtigheid en alzo tot een inleven van zijn verlorenheid en goddeloosheid voor God. Daar is geen plek voor deze verkondiging dan bij armen, ellendigen, blinden, naakten, jammerlijken (Openb. 3 : 17). Dat bevel van bekering staat in de Leerregels voorop. Maar preek aan zulke „bekeerden" die in hun verlorenheid radeloos zijn het geloof in Christus. Want armen wordt het Evangelie verkondigd met bevel van geloof. En aan anderen geeft Christus zich niet. Om persoonlijk te geloven moet Christus zich eerst aan ons persoonlijk openbaren. Dat doet Hij alleen, zegt Calvijn, aan de ellendige en benauwde zondaren, dewelken zuchten, arbeiden, beladen zijn, hongeren, dorsten, en van droefheid en ellendigheid uitdrogen."

Geef bevel tot bekering, prediker, d.i. tot een haten van de zonde, want de haat tegen de zonde maakt ons de eerste toegang open tot de kennis van Christus. (Inst. III, 3, 20.)

Overal bijna bindt Christus het de mensen op het hart, dat heel hun levenshouding, totaal en radicaal anders moet worden, willen zij ingaan in het Koninkrijk Gods.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 november 1958

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 november 1958

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's