Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE PREDIKING DER VERZOENING 1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE PREDIKING DER VERZOENING 1

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding gehouden op de Jaarvergadering van de Gereformeerde Bond op woensdag 15 april jl. te Utrecht

1.

In het formulier om de dienaren des Woords te bevestigen staat, dat het ambt der herders of dienaren des Woords is, dat zij des Heeren Woord, door de Schriften der profeten en apostelen geopenbaard, grondig en oprecht aan hun volk zullen voordragen, en het toeëigenen, zo in het gemeen als in het bijzonder, tot nuttigheid der toehoorders, door onderwijzing, vermaning, vertroosting en bestraffing, naar eens iegelijks behoefte, verkondigende de bekering tot God, en de verzoening met Hem door het geloof in Jezus Christus, en wederleggende met de Heilige Schrift alle dwalingen en ketterijen, die tegen deze zuivere leer strijden.

Even verder gaat het formulier aldus voort: Op een andere plaats stelt de apostel Paulus zichzelf aan de herders voor tot een voorbeeld, verklarende dat hij, in het openbaar en bij de huizen, geleerd en betuigd heeft de bekering tot God en het geloof in Jezus Christus. Maar inzonderheid hebben wij een zuivere beschrijving van het ambt van een dienaar des Evangelies in de tweede Corinthebrief, waar de apostel aldus spreekt: Al deze dingen zijn uit God, die ons met zichzelf verzoend heeft door Jezus Christus, en ons (namelijk de apostelen en herders) de bediening der verzoening gegeven heeft; want God was in Christus de wereld met zichzelf verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende, en heeft het Woord der verzoening in ons gelegd. Zo zijn wij dan gezanten van Christus' wege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christus' wege: Laat U met God verzoenen.

Belangende de wederlegging der onzuivere leer, zegt dezelfde apostel, dat een dienaar aan het Woord Gods moet vasthouden, om de tegensprekers te wederleggen, en de mond te stoppen.

Met deze citaten uit het bevestigingsformulier zijn wij direct in het hart van de zaak, die ons bezighoudt.

Het voordeel van de behandeling van de verzoening, onmiddellijk in het raam van de prediking, is groot. Immers, het gevaar is niet denkbeeldig, dat wij, bij de dogmatische bezinning, in allerhande speculaties verzeild geraken, die in de schrift geen grond hebben en aan de prediking een grote vermagering geven. Daarom hebben wij gekozen voor de behandeling van de pericoop uit 2 Cor. 5, waar de apostel indringend en aangrijpend de bediening der verzoening aan de orde stelt. Vanuit de behandeling van deze pericoop hopen wij de gelegenheid te hebben de verbanden van de verzoening na te speuren, haar plaats in de prediking aan te wijzen en de dwalingen, waaraan onze tijd zo rijk is, af te wijzen.

Na de pericoop over het verbreken van de aardse tabernakel (1-11) krijgt de apostel de rechterstoel van Christus in het gezicht. Daarvoor moeten allen geopenbaard worden. Dat geeft hem aanleiding opnieuw over zijn ambtelijk werk te gaan spreken. Daarover had hij reeds gehandeld in het vierde hoofdstuk. Maar ook de gedachten van het eerste deel van hoofdstuk 5 neemt hij mee en vervlecht deze tot een aangrijpende pericoop over de verzoening. Daarom begint hij zichzelf en de geadresseerden te stellen voor het aangezicht Gods. Dat betekent hier: voor de rechterstoel van Christus, waarop dus gezeten is de enige Rechter, die schrik verspreidt, die Zijn majesteit ten toon spreidt en de mensen voor zijn gericht doet vrezen.

Dus is voor de prediking der verzoening voor alle dingen nodig, dat de dienaren der verzoening weten, dat zij in de tegenwoordigheid Gods verkeren, van deze dienst rekenschap zullen geven aan Hem, die als Rechter ons als dienaren oordelen zal. Paulus gebruikt de uitdrukking: Wij dan wetende de schrik des Heeren, om de oprechtheid en de zuiverheid van zijn bedoelingen te tonen en tegelijk het gevoel levend te houden, dat wij van alles rekenschap zullen geven voor deze rechterstoel. Christus begint altijd met de mensen te laten vrezen (Luc. 5 : 8; 24 : 37 enz.). Deze vrees sluit de blijdschap in de dienst der verzoening niet uit, maar in.

Deze schrik geeft aan de prediking de klem, de ernst en de vaart. Hier toont de apostel, dat het aanleiding is om de mensen te bewegen, te overtuigen en te overreden tot het geloof. Tot een van de meest essentiële elementen van de prediking behoort de liefde en de geestdrift. Ontbreken die, dan is de prediking droog en koud, hoeveel waars er ook in gezegd kan worden.

Daarom ligt de prediking van de verzoening naar twee kanten open, n.l. naar de kant van de hoorders, met liefde en aandrang gebracht en naar de kant van God. Immers zij ligt naar haar meest verborgen beweegredenen voor de Heere open en bloot. Anders gezegd: de mond spreekt geen andere taal voor de mensen dan het hart in het gebed voor God, en het hart is aan de Heere gewijd. Dat betekent niet alleen: mijn prediking ligt voor God en mensen open, maar ook: ik heb het vrijsprekend vonnis uit Gods mond gehoord. Dat heeft zijn vrucht voor de gemeenten. Wat voor God waar is, dient ook voor de gemeente waar te zijn. Immers het getuigenis Gods wordt geopenbaard in de gewetens der leden der gemeente. Paulus mocht verwachten, dat het voor de Corinthiërs onomstotelijk vaststond, dat zijn bediening door allen aanvaard werd. Dat blijkt niet zo te zijn. Dat ligt in dit geval niet aan Paulus, maar aan de gemeente van Corinthe. Ja, Paulus wil met deze woorden zeggen, dat hij bij God als een onschuldige te boek staat, dus mag dit dus bij de Corinthiërs ook wel zo zijn.

Voor ons is van het grootste belang, dat wij in het oordeel Gods eer en meer thuis zijn dan in de beoordeling der mensen en dat met de beoordeling Gods instemt elk en een ieder, die aan de troon Gods meeluistert. Dat de dienst der verzoening ingang heeft in het bewustzijn der gelovigen en de openbaring Gods door de ene Heilige Geest, die de verzoening doet uitdragen, in het hart van de prediker werkt en in het bewustzijn van de hoorders de rechte verbinding werkt. Blijkt het aan het laatste te haperen, dan heeft Paulus de geloofsmoed en de geloofskracht om te zeggen, dat het niet schort bij hem, maar bij hen. Dat wil zeggen: hij heeft geen bijbedoelingen, maar de ene bedoeling: hen het Woord Gods recht te verkondigen.

Dit alles kan uitgelegd worden als een hoogmoedig roemen op zichzelf, maar dat is de bedoeling van de apostel allerminst. Hij wil, dat zij door zijn prediking en de dienst der verzoening roemen zullen en tot dankbaarheid en werken der dankbaarheid bewogen worden, opdat zij op een andere wijze zouden roemen dan degenen, die dat wel met de mond, maar niet met het hart doen. Dat zijn de huichelaars, die met allerlei bijoogmerken het Evangelie verkondigen. Dat zijn de Judaïsten, die Paulus dienst overal zwart maken.

Opnieuw komt hierin tot ons een les. Namelijk, dat de ware dienst der verzoening in de gemeenten immer van binnenuit bedreigd wordt door mensen, die zichzelf aanprijzen, die kunnen bogen op allerlei voorspraak en aanbevelingsbrieven; mensen, die het Evangelie onder allerlei bijoogmerken brengen, wier mond een andere taal spreekt dan het hart, huichelaars, die vroeg of laat openbaar komen en de dienst van de geroepen dienaren van Christus immer in de schaduw pogen te stellen. Tegenover de snoeverij van zulke lieden moeten de gemeenten hun dankbaarheid stellen voor de dienst van hun dienaren door uit de vruchten van deze bediening in hun eigen leven God te prijzen en de roemers met de mond, maar niet met het hart, te beschamen en te ontmaskeren.

In geheel het werk van de apostel gaat het om de dienst aan God en de gemeente. Is hij uitzinnig (waarschijnlijk een verwijzing naar de glossolalie en andere bijzondere geestesgaven), hij is het voor God, is hij gewoon, dat wil zeggen rustig, hij is het voor de gemeente.

In het eerste geval: het uitzinnig zijn, is Paulus uit zijn geestelijk evenwicht, buiten zichzelf, maar tot eer van God. In het laatste geval: gematigd van zinnen, dat is gewoon, kalm, dus niet in ekstatische toestand, spreekt Paulus zo, dat ieder hem begrijpen en volgen kan. Ook dat heeft een doel namelijk het heil der gemeente. Wij hebben waarschijnlijk in het „uitzinnig en gematigd van zinnen zijn" met twee zijden van het werk van Paulus te doen, waardoor zijn prediking en optreden gekenmerkt is. Deze beiden blijken aangevochten te zijn. Immers in het eerste geval vond men Paulus te hoogmoedig, in het tweede geval vond men hem te weinig eisend. Maar Paulus maakt hen duidelijk, dat hij in beide gevallen alleen de eer van God en het heil van de gemeente op het oog heeft.

Al is de lijn naar de prediking van onze tijd hier zeer moeilijk, omdat deze bijzondere geestesgaven niet meer onder ons zijn (de oorzaak hiervan kan in deze behandeling in het midden gelaten worden), toch valt hieruit te leren, dat in de meest verheven gemeenschap met God en de uitstraling daarvan naar buiten, de prediker alleen heeft te bedoelen de eer van God. In de gewone voortgang van de prediking van het Woord heeft hij zich te schikken naar de toestand van de gemeente en hun heil — wat ze overigens ook begeren — op het oog te hebben.

Een nieuwe drijfveer tot de prediking wordt genoemd in vers 14. Want de liefde van Christus dringt ons. Behalve de schrik des Heeren is daar de liefde van Christus. Zij sluiten elkaar niet uit, maar in. Zij zijn twee zijden van dezelfde zaak. Het is de door Christus betoonde en bewezen liefde. Het is de liefde, die van Hem uitgaat, die Hij betoonde tot in de dood. Hij was er vol van. Hij gaf zich helemaal weg. Hij stierf. Deze liefde betoont Hij aan arme zondaren. Deze liefde is beslagleggend. Is één van de motieven tot de arbeid van de apostelen en zijn medewerkers. Daardoor gedreven roept hij mensen op zich te bekeren. Daarmee is hij geheel bezet. Niet alleen hij, maar allen die met hem werken in het Koninkrijk Gods. Want deze liefde zoekt zichzelf niet, maar is vol van zelfverloochening. Deze liefde van Christus zet zich voort in de door Hem verkoren instrumenten. Immers Christus jaagde na de grootmaking van Gods grote Naam en de zaligheid der gemeente. Die liefde houdt gevangen. Zij doet overgegeven arbeiden. Zij verbindt met een onverbreekbare band aan Christus Zelf. Die liefde wekt wederliefde, doet in de gehoorzaamheid des geloofs uitgaan met het Woord des Evangelies. De meest verstokte zondaar moet wel onder de indruk komen over deze zichzelf wegschenkende liefde. Dit gaan-ingehoorzaamheid brengt tot oordelen, dat indien een voor allen gestorven is, zij ook allen gestorven zijn. Een voor allen. Dat zijn allen, die bij Hem behoren. Hier is zeker niet in het geding, dat dit alle mensen hoofd voor hoofd betekent, maar zoals zo vaak bij de apostel zijn allen: de gemeente. Ook daarin is onderscheid; denk maar aan vers 10, maar dat is op het ogenblik niet aan de orde. Hier gaat het over de overweldigende rijkdom: een voor allen, maar dan zijn ook allen gestorven. Want dit een-voor-allen heeft tot gevolg: het gestorven zijn en het dagelijks sterven en het toebehoren aan Christus. Deze liefde is dodend voor de eerzucht en het zoeken van zichzelf. Dan kunnen wij, het hebben door de mensen in een hoek gezet te worden. Deze overtuiging van de liefde van Christus geeft kracht aan de vermaning, behoort tot het bewegen tot het geloof.

Immers deze dood van Christus is geschied in de plaats van en ten behoeve van. Hier is de plaatsvervanging en de vertegenwoordiging in het geding. Christus stierf voor de zonde.

In Hem stierf de zonde. Zij die leven, dat zijn zij, in wie die liefde van Christus zich werkzaam betoont, leven nu voor Hem. Zij zijn verlost van het leven voor zichzelf. Dat was en is een schijnleven, dat de naam van leven niet verdient, maar een leven voor de Satan. Alleen de dood en de opstanding van Christus verlossen van dit schijnleven en brengen een nieuw en eeuwig leven.

Bij dit leven is het niet van belang Christus naar het vlees gekend te hebben of op een vleselijke wijze zich te laten voorstaan op een kennis van Christus, die de ware kennis niet is. Het gaat niet om een vleselijk kennen, maar om een kennen naar de Geest. Een Hem zo kennen als Paulus Hem heeft leren kennen, toen Hij hem op de weg naar Damascus verscheen. Een Hem zo kennen, dat drijft tot een Hem uitdragen zoals Paulus deed, toen hij hen terstond Christus verkondigde.

Daarom is alleen hij, die in Christus is, een nieuw schepsel. In Christus zijn betekent: Christus ingelijfd zijn, het van zijn lichaam zijn en daarom geheel door Hem geregeerd worden, deel hebben aan de vruchten van Zijn werk, de unio mystica beoefenen met Hem en daarom bewust leven tot Zijn eer. Daarmee zijn alle vleselijke voorrechten afgesneden. Alles wat een mens, ook een prediker, heeft aan kennis, aan geleerdheid en aan gaven buiten de vernieuwing van het hart en het leven om, buiten het in Christus zijn, is van tijdelijke waarde, maar niet van eeuwige waarde. Wie in Christus is, is een nieuw schepsel. Het oude is voorbijgegaan en zie het is alles nieuw geworden. Het is een gebrek van alle tijden — zegt Calvijn — dat men aan een imponerend optreden zich meer gelegen laat liggen dan aan ware heiligheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juni 1959

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE PREDIKING DER VERZOENING 1

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juni 1959

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's