In de voorhaven des Heeren
„Zelfs vindt de mus een huis, en de zwaluw een nest voor zich, waar zij haar jongskens legt, bij Uwe altaren, Heere der heirscharen, mijn Koning en mijn God". Psalm 84 : 4.
De Psalmdichter vergelijkt zich hier met een musje en zwaluw, vogeltjes die ook wij zo heel goed kennen, klein en nietig, als het over kracht gaat, zonder enig verweer. Maar toch zijn ze veilig, want wat doen die vogeltjes, die de Psalmdichter heeft gadegeslagen? Ze bouwen haar nestje op 'n veilige plaats, waar de wilde dieren niet komen en waar ze door mensen niet verdreven worden, bij de altaren, in de voorhoven van de tempel, daar boven in de kapitelen, het bovenste gedeelte van de tempelzuilen. Daar zijn ze veilig, daar is geen koude, daar zijn ze beschermd tegen windvlagen en regen.
Welnu, waar die musjes en zwaluwen het gevonden hebben, daar heeft de Psalmdichter het ook gevonden : in de tempel, bij Gods altaar. En dan vindt hij ook z'n beeld in de mus en de zwaluw, want in zichzelf is hij ook zo gering en nietig, zonder bescherming, zonder verweer tegen de vijanden die ieder kind van God zo kunnen belagen. Daar is de eis der wet die niet met rust laat, de vloek der wet die voortdrijft naar het verderf, de duivel die dreigt en benauwt, het vlees dat zo diep verdorven is en een vreselijke zondelust en zondemacht openbaart.
Weet ge er van ?
Waar moet ge nu heen, gij die als een Hiskia de dood voor ogen hebt en daarom piept als een zwaluw: , , 'k Wil vluchten, maar kan nergens heen!"
Is er dan heel geen plaats der rust, geen weg der ontkoming. ?
Jawel, let nu goed op ! Zie, waar de musjes en zwaluwen heen vluchten : ze bouwen haar nestje bij de altaren. Daar was de Psalmdichter ook. Daar moet gij ook zijn! M.a.w. ge moet bij Christus zijn. Die thans, is in het hemelse heiligdom als het ware offer der verzoening. Ge moet u aan Hem overgeven, op de voorwaarden die Hij stelt, n.l. als een arm boetvaardig zondaar. Dat is geloof en het werk des geloofs. Ophouden met werken, met het zelf te willen en te kunnen doen, in een zich verliezen in Zijn Borggerechtigheid. Dat is de hoornen van het altaar aangrijpen, de hand leggen op het offer.
Van nature doen we dat niet. Dan zoeken we het, waar het niet te vinden is. Maar het is het welbehagen des Heeren blinden te leiden langs een weg, die ze niet kennen, hen te ontledigen en als een berouwvol zondaar te brengen tot de Zich ontfermende Middelaar en verlosser Immanuël. In Hem doet de Geest ons vinden en ontvangen door het geloof vrede in gerechtigheid en we horen niet meer de vloekspraak van de wet, maar de Geest, Die met onze geest getuigt, dat we in Hem als. kind zijn aangenomen.
Hebt ge het in Hem ook gevonden ? Of nog voor eigen rekening ? Die rekening klopt niet!
Daar in de tempel bij de altaren vindt de Psalmdichter het nog steeds opnieuw.
Zie nu de musjes en zwaluwen daar vliegen en scheren over het tempelplein en zich verzadigen van wat er afvalt van het altaar of uit de korven der eerstelingen !
Wat een kostelijk gezicht !
Zo gaat het toch ook met de Psalmdichter en al Gods kinderen. Dagelijks worden ze verzadigd met het goede van Gods woning. De Heere is zo goed voor Zijn kinderen, die geloven in Zijn genadige liefde. Hij overlaadt ze dag aan dag met Zijne gunstbewijzen ! En ten dage des kwaads versteekt Hij ze in Zijn hut.
Ja, mijn ziel roept uit tot God, Die leeft en aan mijn ziel het leven geeft.
Hier spreekt hét geloof. En zo is het toch alleen goed ?
Maar er is meer om op te letten. We stippen het alleen even aan. Heeft de Psalmdichter het voor zichzelf gevonden in de tempel bij de altaren Gods, hij zoekt en vindt het er ook voor zijn kinderen, gelijk dit treffend in beeldspraak ons, medegedeeld wordt. De mus en zwaluw hebben haar jongen bij de altaren, daar zijn ze veilig en wel bewaard als nergens anders. Zo komt hij nu ook met zijn kinderen tot de Heere. De Heere is immers de God des Verbonds, die Zijn genade in de geslachten wil verheerlijken. Dat is Zijn welbehagen. Het zaad zal Hem dienen !
Velen weten hier niet meer van. Maar verstaan wij deze taal dan nog wel in beleving van het genade-verbond?
Stemt ge mede in : Heere der heirscharen, mijn Koning en mijn God ? Anders kan het toch niet.
Ja maar . ., . en nu kan er zo veel volgen.
Misschien mogen we het u nu duidelijk maken.
De zwaluw en de mus waren ongenodigde gasten in de tempel en toch werden ze niet weggejaagd. Zou de Heere dan een bedroefd zondaar wegjagen ?
Worden niet twee musjes verkocht om één penningske. En niet één van deze zal op de aarde vallen zonder uw Vader. Vreest dan niet, gij gaat vele musjes te boven".
Gij gaat vele musjes te boven! Daar hebt ge het! Omdat ge vele musjes te boven gaat, daarom wordt ge door de Heere geroepen, welmenend geroepen. Ge behoeft niet te komen als een ongenodigde gast.
Hoor hoe Hij u roept: , , Wie tot Mij komt zal Ik geenszins uitwerpen".
Hoe zalig, dat te ervaren. Ja, dan gaan we de diepte in. , , Heere, Gij weet van mijn dwaasheid en mijn schuld is voor U niet verborgen!"
Maar het hemelse altaar wordt ons ontdekt in Jezus Christus, de schuldbetalende Borg, en onze ziel wordt van Hem vervuld.
Wat draagt dat gezegende vruchten.
Ik moet uit mezelf en in Hem. Daarin alleen is rust, vrede, . . , , Gun leven aan mijn ziel, dan looft mijn mond !"
Neen, dan kan de Heere Zich niet inhouden, maar Hij doet Zijn Geest uitgaan en die piepende mus vindt schuilplaats, bij het kruis, een verberging in Christus, en zij stamelt : , , mijn Koning en mijn God". Ja het wordt : Abba, d.i. Vader.
Wat houdt dat veel in !
Wel in een heel bijzondere zin gaan we de musjes verre te boven, want we ontvangen een kindernaam en daarom een kinderleven, onderhouden door Zijn zegen.
De musjes sterven, maar wij zullen leven.
De musjes en zwaluwen tjilpen en piepen onbewust, maar Gods kinderen zingen hun lofzangen welbewust. , , Ik zal, o Heere, die ik mijn Koning noem, de luister van Uw majesteit en roem verbreiden...".
Maar volmaakt zingen ze hier nog niet. Wat kunnen ze ook piepen van vrees! Eenmaal wordt dat anders, boven, als ze thuis zijn, dan zal het volmaakt zijn.
O, gezegende vrucht van het kruis. Voor Christus bleef geen schuilplaats over. Hij kirde ais een duif en piepte als een zwaluw in Zijn bange Godverlatenheid. Maar daarom en daarin is Hij ons nu Immanuël, God met ons. Daarom is er voor ons een schuilplaats.
Nu nog in de , , voorhoven des Heeren", maar straks , , binnen" in het Vaderhuis.
Heere der heirscharen, mijn Koning en mijn God!
J. H. Cirkel.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juli 1959
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juli 1959
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's