Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Het tellen onzer dagen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen. Psalm 90:12

Het zou niet onmogelijk zijn, dat u bij het lezen van deze tekst bij uzelf denkt: dat is meer een woord, dat past op de laatste dag van het jaar". Zeker, ook daarvoor is het zeer geschikt. Maar dat wil niet zeggen, dat in deze tekst geen onderwijzing zou liggen voor ons, ook al zijn reeds enige dagen van het jaar 1960 gepasseerd. Mozes heeft deze bede toch niet bij uitstek tot God opgezonden op de oudejaarsavond, ook al is het waar, dat hij zelf aan de avond van zijn leven was. Integendeel — in deze behoefte moet elk kind van God eigen behoefte terugvinden. Want u zult het mij toch gewonnen geven, dat de dagen van dit jaar dezelfde zijn als die van 1959. In het boek Prediker lees ik het: „Al deze dingen worden zo moede, dat het niemand zal uitspreken. Het oog wordt niet verzadigd met zien; het oor wordt niet vervuld van horen. Hetgeen er geweest is, hetzelve zal er zijn, en hetgeen er gedaan is, hetzelve zal er gedaan worden. Zodat er niets nieuws is onder de zon".

Ja, dat zullen wij bevestigd vinden ook in de voor ons liggende tijdkring. Maar, en dat maakt juist het tellen van onze dagen noodzakelijk, deze tijdkring loopt ten einde. Dit jaar kan het jaar zijn van onze dood. Wie is ervan verzekerd, dat hij zal leven? Daarom moeten wij onze dagen tellen. 

Wat wil dat nu zeggen? Soms, dat wij gaan tellen gelijk de kinderen op de school? Mij dunkt, dit behoefde Mozes niet te leren. Dat tellen, dat hij moet leren, dat is wel een ander tellen geweest. Teilen, maar in de zin van op de juiste wijze waarderen. Elke dag is toch van waarde, omdat God ons elke dag geeft. Elke dag telt immers mee voor de eeuwigheid. O, wat worden vele dagen verbeuzeld, verspeeld, verspild. En dat waren toch alle dagen, die kostelijk zouden kunnen zijn voor onze zielen, die geschapen zijn voor de eeuwigheid. Hebt gij de dagen van dit nieuwe jaar ook geteld, op de juiste wijze gewaardeerd? Nu niet gezien op een ander, op uw buren mogelijk; maar nu de hand in eigen boezem. Wat is er dagelijks voor ieder onzer reden, om ons te beschamen, dat wij van Gods tijd ónze tijd gemaakt hebben.

Let eens op Mozes. Hij is oud, maar hij zegt niet: „ik kan mijn dagen wel tellen". Neen, hij wil er eerlijk voor uitlopen, dat hij die heilige kunst nog lang niet kent. Hij wil het leren. Het is hem zelfs een behoefte. Welk een wonder. Want dat is genadewerk. Leer ons onze dagen tellen. Ook wonderlijk. Hij bidt niet: „Leer mij mijn dagen tellen", maar hij vraagt dit ook meteen voor anderen.

Maar nu bidt hij met zonder meer: „Leer ons onze dagen tellen", doch daar staat in de tekst nog een woordje tussen. Namelijk het woordje „alzo". En dat is niet zonder betekenis. Wat dit betekent, dat is duidelijk als wij letten op de voorgaande verzen. Er staat daar o.m.: „Want wij vergaan door Uw toorn, en door Uw grimmigheid worden wij verschrikt. Gij stelt onze ongerechtigheden voor U, onze heimelijke zonden in het licht Uws aanschijns. Want al onze dagen gaan henen door Uw verbolgenheid. Wij brengen onze jaren door als een gedachte. Wie kent de sterkte Uws toorns, en Uw verbolgenheden, naardat Gij te vrezen zijt? "

In dit licht hebben wij nu deze bede van Mozes te zien. Het waren de zonden, welke de Heere verwekten tot toorn. Het waren de ongerechtigheden, waardoor Gods grimmigheid in beweging gebracht werd.

Leer ons alzo onze dagen tellen.

Dat wilde Mozes nu leren. „Maar", zo zult ge zeggen: „waarom heeft Mozes dit dan begeerd voor zichzelf en voor anderen? " Daarop geeft de tekst zelf het antwoord: „Opdat wij een wijs hart bekomen".

Ik hoor dus van Mozes niet dat hij zegt: „Ik heb dat wijze hart reeds". Neen, hij legt hier een ootmoedige belijdenis af, dat hij dat wijze hart niet had. Dat hadden wij zeker niet gedacht. Mozes, de man Gods, een toonbeeld van geloof en Godsvrucht. Had hij dan in het geheel geen deel aan de wijsheid? Zeer zeker, maar dan in beginsel.

Maar waarom bidt hij dan niet om vermeerdering van wijsheid? Hoe dat komt? Wel, als de Heere ons hart ware wijsheid leert kennen, dan spreken wij niet zozeer over de wijsheid, maar meer over de dwaasheden, die wij in ons bevinden. En vanwege de dwaasheden, die wij bij onszelf zien, kunnen wij niet zeggen, dat wij zo wijs zijn. Hoe zien wij hier Mozes in het hart. Heus, het was met hem niet zoals bij zovelen die denken dat zij daar al heel ver boven uitgegroeid zijn. Maar Mozes is nog niet volgroeid. Al is hij naar het lichaam oud, geestelijk staat hij nog aan het begin.

„Opdat wij een wijs hart bekomen".

Dat is genadewerk. Want dat laat zien, dat Mozes zijn dwaasheden duidelijk onder ogen gekregen had, zijn dwaasheden waren hem een last.

Ik denk dat Mozes zijn dwaasheid van Meriba wel nooit heeft kunnen vergeten. Wat stond hij daar toch hoog in zichzelf. Hij zou het volk wel eens water geven. En in plaats van te spreken tot de steenrots, sloeg hij op de steenrots.

Maar deze dwaasheid is hem duur komen te staan. Hij had God verwekt tot toorn. Kanaan mocht hij niet ingaan. Slechts vanaf de Nebo mocht hij een blik werpen over het beloofde land.

En dat is heus niet de enige dwaasheid in het hart van Mozes. Ook al is een mens geroepen en gerechtvaardigd dan moet hij na ontvangen genade belijden: Heere, Uw woord is de waarheid. Want daar is niet één mens, die niet zondigt. Calvijn zegt, dat God de Heere in het stuk van de heiligmaking zo met Zijn volk handelt, dat het er altijd schuldig van onder komt. De begenadigde blijft zondaar, arm zondaar. „Opdat wij een wijs hart bekomen". Dat verstaat de natuurlijke mens niet.

Waarom niet? Omdat hem of haar de wijsheid, die men van zichzelf heeft, nog niet tot dwaasheid is geworden. Als dat door genade gekend mag worden, dan zal de mens die zijn beste dagen verspeeld heeft in de dienst van satan, wereld en zonde, zich daarover moeten mishagen. Dan heeft men zijn dagen niet geteld. Het wordt tot schuld.

En gevoelende wat God daarin is aangedaan, zal men vragen wat Mozes bad. En daarin is Mozes niet de enige. Ik vind dit bij al de bijbelheiligen. Ik vind het ook in de psalm van David:

„En dat Uw Geest mij ware wijsheid leer, Mijn oog verlicht, de nevels op doe klaren. Dat mijne ziel de wond'ren zie en eer, die in Uw wet alom zich openbaren."

(Huizen N.H.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 januari 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 januari 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's