Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Wonen bij God

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zelfs vindt de mus een huis, en de zwaluw een nest voor zich, waar zij hare jongen legt, bij Uwe altaren, Heere der heirscharen, mijn Koning en mijn God. Psalm 84 : 4.

Onze tekst is genomen uit de bekende 84ste Psalm. Het is niet te zeggen hoeveel malen hij jaarlijks wordt gezongen in de kerk, thuis en op de vereniging. Deze voorkeur is niet volledig te verklaren uit de schoonheid van taal of van melodie, hoewel deze beide ook dit lied kenmerken.

De voornaamste reden, waarom hij zo geliefd is bij de gemeente, is te vinden in zijn geestelijke diepgang. De lof van de tempel te Jeruzalem wordt bezongen; of eigenlijk gaat het niet om de tempel, maar om God, die daar woont. Zijn heerlijkheid is het, die de zanger hier vertolkt.

Waarschijnlijk is hij een Israëliet, die ver weg woont in een vreemd land. Zoals het nu is, zo was het ook reeds eeuwen vóór Christus, dat de Joden niet uitsluitend in eigen land vertoefden, maar velen van hen hadden hun ambacht elders gevonden.

Maar juist als wij iets missen, gaan wij het op waarde schatten. Zo waarderen we eigen land pas recht, als wij in het buitenland zijn.

Zo was het ook met de dichter. Misschien had hij zich, ver van het vaderland, een bestaan verworven, een toekomst opgebouwd, vrienden verworven, maar toch had hij zich er nooit thuis gevoeld.

Misschien had hij deel aan de rijkdom, de wetenschap en de kunst, maar zij bevredigden de diepe behoeften van zijn hart niet.

Hij bleef er vreemdeling, omdat hij daar God miste! De ware, de levende God. De heidense religie en de zondige zeden deden hem des te scherper en duidelijker zien de heerlijkheid van de dienst des Heeren en de zuiverheid van de heilige wet zijns Gods.

Een diep verlangen naar de Heere welde op in hem, dat sterker werd, naarmate hij zich inleefde in de lieflijkheid en schoonheid van Zijn dienst.

Hoe ontroerend schoon vertolkt hij in vsers 3 zijn heimwee naar God: „Mijn ziel is begerig en bezwijkt ook van verlangen naar de voorhoven des Heeren, mijn hart en, mijn vlees roepen uit tot de levende God".

Men kan het laatste deel ook vertalen: mijn hart en mijn vlees gaan jubelend uit naar de levende God, waardoor nog duidelijker tot uitdrukking komt zijn verlangen naar en zijn vreugde in God.

Hoe begrijpelijk, dat deze psalm gezongen werd door de pelgrims, die optrokken op de hoge feesten naar Jeruzalem. Hoe dichter de heilige stad naderbij kwam, hoe meer de contouren van de tempel gezien werden, hoe intenser deze woorden gezongen werden.

Voor deze vrome was het zijn, het wonen bij de Heere 't hoogste, 't beste, wat hij maar verlangen kon. En dan denkt hij aan de vogels, de mus en de zwaluw, die in de oudheid vrij mochten rondvliegen in 't heiligdom en er ongestoord hun nest bouwen.

„Zelfs vindt de mus een huis, en de zwaluw een nest voor zich, waar zij hare jongen legt, bij Uwe altaren, Heere der heirscharen, mijn Koning en mijn God".

Deze dieren mochten voortdurend wonen bij Gods altaar, in de nabijheid van de machtige Heerser. O, wat waren zij te benijden. Zij vonden veiligheid en beschutting in de schaduw van de tempel. Zij mochten er wonen, vonden er hun thuis.

Is er bij u, lezer, óok dat verlangen naar God, ook al is het niet zo vurig, als van deze godvruchtige zanger ? Ach, van nature zijn wij van Hem, in Wien onze ziel alleen ruste vinden kan, vervreemd, ja, is er de vijandschap. Het menselijk hart gaat uit naar hetgeen niet verzadigen kan : geld, bezit, macht, eer; ook naar lagere genoegens. Wij allen zijn vleselijk, verkocht onder de zonde.

En nu spreekt de Heere tot ons door dit woord en wijst ons de weg naar het ware genot, naar wat werkelijk de diepste behoeften kan bevredigen. En dat is Hij zelf, die de dichter in gelovige aanbidding noemt: mijn Koning en mijn God. Gelijk de mus en de zwaluw wonen bij de altaren, zo moeten wij wonen bij God. Alleen, als wij leven in Zijn licht, in Zijn gemeenschap, in gehoorzaamheid aan de Koning, hebben wij vrede en vinden het geluk.

Hoe vaak wordt niet gesproken in de Schrift van dat wonen, dat permanent toeven bij God. In Psalm 27 lezen wij in vs. 4 : „Eén ding heb ik van de Heere begeerd, dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des Heeren, om de lieflijkheid des Heeren te aanschouwen en te onderzoeken in Zijn tempel". In Psalm 71 bidt de psalmist: „Wees mij een rotssteen om daarin te wonen, om geduriglijk daarin te gaan".

Zij vertolken wat leeft in het hart van al Gods kinderen. Veiligheid en bescherming, vrede en geluk, troost en kracht is daar, waar eens mens bij God mag wonen.

Alleen doet zich de vraag voor: kan dat ? Lezen we ook niet in de Schrift, dat God woont in het hoge en verhevene, in de hemel ? Is God niet de Heilige? Is Hij voor de zondige mens niet een verterend vuur ?

En toch is dit wel mogelijk, omdat Hij onder mensen wonen wil. Dat is de blijde boodschap, dat God, ondanks het feit, dat de mens het verzondigd heeft en 't van zijn kant onmogelijk gemaakt heeft, tóch voor hem is nedergekomen en woning heeft gemaakt. Hoe menigmaal lezen we niet, dat God woont op Sion, dat Hij Jeruzalem verkozen heeft tot de plaats Zijner woning, dat Hij woont op de lofzangen Israels. En dat de Heere met Zijn genade en heil woont te midden van Zijn volk, is mogelijk geworden doordat Christus door Zijn zielearbeid de weg daartoe gebaand heeft. Johannes juicht: „Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. In Hem zien wij hoe dicht God de mens genaderd is en wat Hij voor hem zijn wil. Door de Heiland is het dus, dat zelfs het wederhorig kroost altijd bij God zou wonen.

Evenwel niet ieder woont bij God, omdat God ook niet bij ieder wonen kan. Hij woont slechts bij de verbrijzelden en verslagenen, bij de nederigen van hart. Hiermede worden die mensen bedoeld, die het niet meer vinden kunnen in de zonde en in een van God afgekeerd leven, die ontdekt hebben hoe ellendig en arm ze zijn zonder God en wier hart nu naar Hem uitgaat, door Wie wij de toegang hebben tot de Vader, Jezus 'Christus, onze Heere.

Tot zulken nu behoort ook de dichter van Psalm 84. En dat is voor hem en voor allen, die dat heimwee kennen, zo'n troost, dat zij weten bij God te mogen wonen, omdat Hij zélf woning gemaakt heeft op aarde. Ja, door de Heilige Geest woont Christus in de harten van Zijn volk.

En is dit geen troost voor de kleinmoedigen en verslagenen: zelfs vindt de mus een huis en de zwaluw een nest voor zich, waar zij haar jongen legt, bij Uwe altaren, Heere der heirscharen, mijn Koning en mijn God.

Als zelfs die vogels daar mochten zijn, zult gij, kleingelovige, dan niet daar mogen wonen? Gij gaat vele vogelen te boven!

Woont u, lezer, al bij God?

(Besoijen)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 februari 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 februari 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's