Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het Nieuwe Testament

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het Nieuwe Testament

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vervolg 1 Cor. 11:4-6.

VI

De apostel betoogde dus: de man, die bidt en profeteert, het hoofd gedekt, onteert zijn hoofd. Nu betoogt hij vervolgens: de vrouw, die bidt of profeteert, met ongedekt hoofd, onteert haar hoofd.

Hier moeten wij bedenken, dat het in het Oosten en ook in Griekenland de gewoonte was, dat vrouwen in het openbaar een sluier droegen. Zij hadden het haar zó lang en zó opgemaakt, dat zij er een band of doek omheen konden leggen en zo droegen zij ook de sluier. Nu waren er waarschijnlijk in de Corinthische gemeente, die baden en profeteerden en daarbij hun sluier afwierpen.

Hier blijkt weer de gevaarlijke kant van die bijzondere Geestesgaven. Ze leidden zo spoedig tot excessen, remmen werden losgegooid en hartstochten, anders beheerst en onder de tucht, braken zonder rem naar buiten uit. Vrouwen, juist vrouwen, die nu éénmaal een meer ontvlambare natuur hebben, raakten in extase. En de sluier werd afgeworpen.

Wij zouden haast geneigd zijn te vragen: was dat op zichzelf nu zo erg? Konden die vrouwen zo nog niet beter spreken en verstaan worden? De apostel keurt dit echter blijkbaar af. Waarom? Zeker, dat dragen van de sluier was maar een uitwendig iets, een gewoonte van die tijd. Doch ook hier gaat het de apostel blijkbaar weer om een rechte beoordeling van die gewoonte. Die gewoonte is niet zonder meer vormgevend en behoeft niet altijd precies zó te gelden, doch ze kan op een goede wijze vorm geven aan de ordinantiën Gods voor het leven en aan wat de Heere ons heeft geopenbaard aangaande Zijn heil in Christus. Welnu, daar is immers die ordinantie, dat de man het hoofd der vrouw is, daar is immers die heilzame gezagsverhouding, dat de vrouw aan de man is onderworpen.

En dat ziet Paulus in zijn dagen op een goede wijze vorm krijgen in het dragen van die sluier. Hij ziet het wellicht ook in de lijn van de schepping van de mens. Hoe heeft God de vrouw geschapen? Toch met een meer weelderige haardos dan de man. 't Is, alsof God als Schepper reeds de regel stelde dat de vrouw het hoofd bedekken zou. En die bedekking was toch als een teken, dat zij nog een ander hoofd op aarde boven zich erkennen zou, nl. de man? Welnu, de gewoonte van het dragen van de sluier in Paulus' dagen accentueerde dat alles als het ware nog.

En daarom, het doorbréken van die gewoonte, vindt de apostel niet zo onschuldig, als het schijnt, 't Kan meer zijn of meer worden dan alleen iets uitwendigs. Er kan in tot uitdrukking komen een willen ingaan tegen de ordinantiën Gods, een zondige emancipatiezucht. Paulus zegt niet, dat dat inderdaad het geval is bij die vrouwen in de Corinthische gemeente, die bij het bidden en profeteren de sluier afwierpen. Maar stellig bedoelt hij op het gevaar te wijizen. En dat klemde temeer, omdat in Corinthe bij andere vrouwen blijkbaar dit gevaar werkelijkheid was geworden. Daar waren in Corinthe vrouwen, die ook innerlijk hun eerbaarheid hadden afgelegd, en hun plaats hadden verloochend. En deze vrouwen waren nu niet bepaald de beste, — publieke vrouwen en vrouwen, die zich schuldig maakten aan tegennatuurlijke ontucht. En zij legden ook in het openbaar de sluier af en maakten zich in dit opzicht in hun openbare optreden aan de man gelijk. En nu begrijpen wij Paulus' bedoeling: in de christelijke gemeente, waar juist, omdat men daar weet van verlossing en herschepping door Jezus Christus, de scheppingsordinantiën Gods tot hun recht moeten komen, zij men temeer op zijn hoede, zij men „wijzer". Daar werpe men maar niet zo gauw, ook niet onder vroom voorwendsel, de sluier af. Men zou zich eens op één hjn kunnen stellen met die andere vrouwen in Corinthe of daarmee op één lijn gesteld worden!

De apostel zegt van dit alles weer: de man, die zijn hoofd bedekt onteert zijn hoofd, de vrouw, die het hoofd niet bedekt houdt, onteert eveneens haar hoofd. Wij hebben hier weer dezelfde kwestie: het kan zijn dat wij hier, ook bij de vrouw, de uitdrukking „hoofd", letterlijk moeten nemen. Dan bedoelt Paulus dus te zeggen: de vrouw, die de sluier aflegt, is bezig zichzelf als vrouw te onteren, vergeet haar plaats.

Of moeten wij ook hier bij de vrouw de uitdrukking „hoofd" in overdrachtelijke zin nemen? Dan is hier dus te denken aan de man. Hij toch, zo heeft Paulus tevoren betoogd, is het hoofd der vrouw. Zij is ondergeschikt aan, afhankeUjk van de man. En het bedekte, gesluierde hoofd was voor Paulus het teken daarvan. Legde de vrouw dus de sluier af, dan was dat ook een in het openbaar de eer van de man, welke God Zelf hem gegeven had, te na komen. Dan was dat eigenlijk zoveel, als in het openbaar verklaren, dat zij, als vrouw, evenmin als de man een andere aardse macht naast de hemelse, Christus, boven zich erkende. En dat was de man wégdringen van de plaats, waarop God Zelf hem geplaatst had, en zelf op die plaats willen gaan staan. Dat was onteren van het hoofd!

Nog even willen wij hier aandacht schenken aan wat de apostel nog schrijft in het vervolg van de verzen 5 en 6. Het blijkt, dat hij ook scherp én ironisch kon zijn. Immers, hij schrijft daar, dat het eigenlijk één en hetzelfde is, om de sluier of te leggen, én het haar geheel afgesneden te hebben.

Hierbij moeten wij bedenken, dat de zedeloze vrouwen in Corinthe vaak niet alleen in het openbaar hun sluier aflegden, doch ook wel gewoon waren óf genoodzaakt werden om hun haar heel kort af te knippen. De apostel ziet daarin de zondige zucht tot emancipatie in het uitwendige haar volle consequentie krijgen: dan is men in het uitwendige in de haardracht, geheel als de man, en de vrouw is géén vrouw meer. Zo heeft men het voor ogen, waar men terecht kan komen, als men éénmaal deze gevaarlijke weg is opgegaan. Paulus zegt niet: ieder, die een stap op die weg zet, komt daar terecht. Maar wel bedoelt hij te zeggen, dat de mogelijkheid erin zit. Want hij kent de macht en zuigkracht van het kwaad en de zwakheid van het menselijk hart. En daarom schrijft hij het ironisch: als men éénmaal op die weg is en de sluier af wil werpen, dan ga men maar verder op die weg door, en late zich het haar heel kort knippen! Waarop hij dan nog laat volgen: „'t is lelijk" —, schandelijk, oneervol, voor een vrouw, zich zo te vertonen. Daarom ga men in de gemeente van Christus die weg in het geheel niet op. En de vrouwen houden zich bij het bidden en profeteren het hoofd gedekt.

Wat wij uit dit alles kunnen leren, daarover een volgend maal.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 maart 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Uit het Nieuwe Testament

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 maart 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's