Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het Nieuwe Testament

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het Nieuwe Testament

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Corinthe 11 : 10: Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd hebben om der engelen wil.

11

Thans willen wij ons bezig houden met die uitdrukking van de apostel: „om der engelen wil".

De vraag, welke hier direct naar voren komt, is: wat bedoelt Paulus met die engelen?

Er zijn verklaarders, die zeggen, dat het hier om bepaalde mensen gaat. In de Heilige Schrift, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament, betekent het oorspronkelijke woord voor engel: „bode", iemand, die een boodschap overbrengt, dus dat kan ook iemand van vlees en bloed zijn. Zo vinden wij in Maleachi 3 vers 1 in de bekende profetie omtrent de voorloper en wegbereider van de Messias de woorden: „Zie, Ik zend Mijn engel, die voor Mijn aangezicht de weg bereiden zal". En zo is ook in Openbaring 2 en 3 sprake van de engelen der gemeente. De verhoogde Christus dicteert de 7 brieven aan de 7 gemeenten. Daarbij lezen wij steeds de opdracht: „Schrijf aan de engel van de gemeente..." En dan gaat het om bepaalde voorgangers der gemeenten, die immers zorg droegen voor de verkondiging en voortgang van het Woord Gods in het midden van die gemeenten.

In verband hiermede is al heel oud de verklaring van onze tekst, dat Paulus met die engelen de ambtsdragers van de gemeente te Corinthe zou bedoelen. Bijvoorbeeld de bekende kerkvader Ambrosius legde in deze zin deze tekst uit. Anderen zijn hem hierin gevolgd.

De gedachtengang is dan deze: de vrouwen behoren in het openbaar en met name in de samenkomsten der gemeente gesluierd te zijn, niet alleen in verband met hun plaats ten opzichte van de man, doch ook, om te voorkomen, dat verkeerde sexuele begeerten bij de voorgangers zouden worden opgewekt en dezen dan daartegen niet bestand zouden zijn.

Wellicht glimlachen wij wat bij het horen van deze gedachten. Of heeft deze gedachtengang recht op méér, dan op een glimlach alleen? Helaas zijn er bewijzen, dat niet alleen in de oude christelijke gemeenten, maar tot op vandaag aan de dag zij, die dagelijks in bijzondere zin omgaan met het heihge, blijkbaar des te meer openstaan voor verzoekingen op zedeHjk en sexueel gebied, 't Heeft ons wel wat te zeggen, dat in de oude heidense godsdiensten in verband met de dienst in het heiligdom wel de gewijde ontucht voorkwam. En van welke praktijken op dit gebied lezen wij niet in het Oude Testament, als voorkomend zelfs bij Israël, b.v. in de dagen van de richteren, Eli? Bij de heidense godsdiensten kwamen deze praktijken ook nog wel uit andere motieven voort. Maar laten wij niet vergeten, dat er in dit opzicht behoeften en begeerten liggen in het menselijk hart, welke juist, als ze verdrongen dreigen te worden, — en dat kan gebeuren, wanneer men teveel bezig is met het heilige, — met des te meer kracht hun rechten laten gelden. En de Boze, die altijd op de loer ligt, zeker in de gemeenten en in het leven van haar dienaren, weet hier listig gebruik, misbruik, van te maken. En als tegen zijn praktijken niet biddend gewaakt en gestreden wordt, kunnen ook voorgangers blijk geven niet staande te kunnen blijven, tot geestelijke schade van de gemeenten en van zichzelf en tot aantasting van de ere Gods.

Intussen, lijkt ons toch de bovengenoemde verklaring van deze uitspraak van de apostel onjuist. In de eerste plaats geloven wij te mogen zeggen, dat de gedachte, dat juist die sluier een middel zou zijn om die verzoeking te voorkomen, sterk overdreven is. Immers, die sluier, — de Griekse sluier —, bedekte alleen het voorhoofd en het hoofd en hing van achteren over de rug neer, doch liet verder juist het gezicht, het gelaat en de ogen, onbedekt.

Bovendien: het oorspronkelijke woord, hier door „engelen" vertaald, kan soms ook de betekenis hebben van voorgangers der gemeente; in déze betekenis vinden wij het bij Paulus echter nooit. En, in de derde plaats: bovengenoemde verklaiing draagt een gedachte in de tekst in, welke in elk geval in het geheel van Paulus' betoog in 1 Corinthe 11 niet past. De apostel heeft het over het dragen van de sluier, helemaal niet vanwege zedelijke, sexuele motieven, maar in verband met de rangorde en de plaats, door God man en vrouw in dit leven gesteld.

Een andere verklaring, van deze uitdrukking van Paulus in onze tekst is, dat wij hier zouden moeten denken aan gevallen engelen. Inderdaad wordt aan hun optreden en invloeden wel gedacht op andere plaatsen in de Heilige Schrift. En vooral Paulus spreekt daar meerdere malen over in zijn brieven. Wij behoeven slechts te denken aan wat bij zegt over de geestelijke boosheden in de lucht, en over de machten en overheden en tronen, waarmee hij stellig de gevallen engelen aanduidt. De Heilige Schrift bepaalt er ons herhaaldelijk bij, dat het heelal vol is van hun werkingen en dat zij daarbij staan onder leiding van hun hoofd, de satan, de overste dezer wereld, eens een goede engel en als zodanig nog met veel macht bekleed. Christus heeft die machten onttroond in Zijn sterven en opstanding. Toen Hij de schuld der zonde betaalde, wankelde de grond onder hun voeten, en sindsdien hebben zij eigenlijk geen recht meer op deze schepping Gods en op de gemeente waarvan Christus het Hoofd is. Toch laten zij, onder het wijze bestel Gods, hun werkingen en invloeden nog gelden. In het grote wereldleven, in de gemeente, in het hart der gelovigen, ook, in de samenkomsten der gemeente.

Wij kunnen het zó zeggen, dat deze machten, deze gevallen engelen, óók naar de kerk gaan. Wie weet er niet van, dat zo licht onder het horen van de prediking, onder het bidden en zingen, de gedachten afgeleid worden en bezig zijn met heel andere dingen en de zegen gemist wordt? En wij bemerken het met schaamte en droefheid. En de oorzaak is, dat ons hart en onze gedachten zo gemakkehjk af te leiden zijn, iets, waarin wij nooit te verontschuldigen zijn en waartegen wi] biddend hebben te waken en te strijden. Doch de oorzaak is tevens, dat ook déze machten niet buiten de samenkomsten der gemeente bhjven en daar hun werk doen.

Op zichzelf is het dus geen vreemde gedachte, dat wij ook bij de samenkomsten der gemeente rekening moeten houden met deze machten en gevallen engelen. Maar hoe stellen zich degenen, die de tekst in déze zin verklaren, de invloeden en werkingen van deze gevallen engelen in dit verband dan voor?

Heel eigenaardig als volgt, — en dit hangt weer samen met andere gedachtengangen, welke wij hier laten rusten, — de vrouwen zouden invloed kunnen hebben op die machten en die zouden dan, verleid, weer op haar inwerken, zodat die vrouwen dus tot verkeerde gedachten en begeerten gebracht werden. Of die machten zouden kunnen inwerken op andere leden der gemeente en die tot zondige gedachten en begeerten brengen. Om dit alles te voorkomen, moesten de vrouwen gesluierd zijn.

Ook déze verklaring lijkt ons niet aannemelijk, ten eerste, omdat deze gevallen engelen heel anders geschapen zijn en heel anders geïnstrumenteerd zijn dan wij, zij trouwen niet en geven niet ten huwehjk, en het is op zijn minst twijfelachtig of zij wel vatbaar zijn voor bovengenoemde begeerten.

En in de tweede plaats keert hier de vraag terug: past deze gedachtengang wel in het geheel van Paulus' betoog? Wat heeft ze te maken met de hoofdlijn, waar het in heel dit gedeelte van 1 Corinthe 11 om gaat: om die kwestie van die plaats en rangorde, door God de man en de vrouw gesteld?

Een volgend maal willen wij zien, wat dan wellicht de juiste verklaring is van deze uitdrukking: „om der engelen wil".

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 mei 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Uit het Nieuwe Testament

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 mei 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's