Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

DE VEILIGE SCHUILPLAATS

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die in de schuilplaats des Allerhoogsten gezeten is, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen. Psalm 91:1.

In Psalm 91 wordt gesproken over de vele gevaren, die het menselijke leven bedreigen, maar ook over de veüige schuilplaats, die er is, n.l. bij de Heere. In vol vertrouwen heeft de dichter de toevlucht bij de Heere gezocht: „Mijn toevlucht en mijn burg, mijn God, op Wie ik vertrouw". Bij Hem is veiligheid: „Die in de schuilplaats des Allerhoogsten gezeten is, zal vernachten in de schaduw van de Almachtige".

Wat een schuilplaats is, weten we allen wel. Dat is een plaats, waar we veiligheid en bescherming zoeken, wanneer er gevaar is. En gevaren zijn er vele in ons leven. Leest u maar eens alles, wat Psalm 91 daar vertelt. Daar zijn de talrijke ziekten, de rouw en het verdriet, de tegenslag en de teleurstelling. Wie kent ze niet in zijn leven? Reeds bij onze doop werd gesproken over de allerhande ellende, waaraan we onderworpen zijn! Wat is er veel leed op de aarde, wat worden er vele tranen geschreid, wat gaan velen gebogen het leven door. Vele voeten gaan moeizaam voort, en vele handen beven.

Hebt u een schuilplaats, een goede schuilplaats, waarheen u vluchten kunt, en waar ge ook werkeUjk veilig zijt? waar ge getroost en bemoedigd wordt?

Maar er is een nog grotere nood. Daar is een achtergrond, waaruit alle ellende opkomt, n.l. de zonde. Wat is onze ziekte, onze teleurstelling, ja onze rouw, vergeleken bij dat éne, onze grote schuld voor de Heere, die wij eenmaal voor God moeten verantwoorden? Op ons rust de toorn des Heeren, vanwege onze zonden (Joh. 3 : 36). En straks komt de dood. De dichter van Psalm 91 heeft ervaren, hoe de Heere menigmaal gered heeft van de dood. Maar hoe dikwijls we ook gered worden uit de greep van de dood, eens zullen we toch sterven. Niemand ontkomt er aan.

En daarna het oordeel, ten goede of ten kwade (Hebreen 9 : 27). Wij zijn niet rechtvaardig voor God en kunnen in het gericht des Heeren niet bestaan.

Hebt u een goede schuilplaats; niet zo maar een, doch een goede, een veilige?

Op allerlei manieren zoekt de mens een schuilplaats. De een probeert in onverschilligheid zijn toevlucht te vinden; de ander meent in opgewektheid en vrolijkheid veilig te zijn. Maar wat denkt u, zouden dat goede schuilplaatsen zijn; zoudt ge daar veilig zijn in leven en in sterven, in ziekte en dood; veilig in verband ook met de toom des Heeren? U weet wel beter — daar is het niet!

Misschien hebt u een andere toevlucht gevonden: uw goede werken. Ge leeft netjes, en geeft ieder het zijne. Ge gaat naar de kerk, ge leest de Bijbel en ge bidt. Ge zijt niet onverschillig voor de dingen des Heeren en ge wordt wel eens ontroerd onder een prediking.

Velen zoeken hier hun schuilplaats. Weet u wat de Bijbel zegt? Het is een kleed; ja een wegwerpelijk kleed. Het biedt geen veiligheid; ge kunt er voor de Heere niet mee bestaan. Uw zonde en schuld zijn daarmee niet weggedaan, en de toom des Heeren is niet geblust.

Psalm 91 spreekt over een andere schuilplaats: de schuilplaats van de Allerhoogste. Bij de Heere is de schuilplaats. Hij Zelf is het; God Zelf, Die in de Heere Jezus Christus een toevlucht is. Deze psalm is in Christus vervuld. Christus was het. Die aan het kruis op Golgotha gestorven is, om onze zonden. Hij stierf als Plaatsvervanger, als Borg en Middelaar. Hij droeg de toorn des Heeren en voldeed aan het recht Gods. Hij nam de schuld op Zich. Zijn handen werden doorboord, en ze zijn wijd uitgebreid — een schuilplaats om in te vluchten. Hij stond op uit de doden, en het een open graf achter, om onze rechtvaardigmaking.

Hem hebben we nodig om getroost te kunnen leven en sterven. Hebt u al schuilplaats gezocht bij Hem? Laat u toch met God verzoenen, want Die, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.

Velen hebben de Heere alleen maar nodig voor een kort ogenbhk: als ze verdriet hebben, als ze ziek zijn of geopereerd moeten worden, als ze rouw kennen. En als alles voorbij is — neen, dan hebben ze Hem niet meer nodig, en het oude leven wordt weer voortgezet.

Onze tekst spreekt echter over: ge­zeten zijn — dat duidt op het bhjvende, het altijd durende. Waarom hebben velen de Heere maar even nodig? Wel, omdat ze hun ware nood niet kennen; omdat ze geen last hebben van him zonden voor de Heere. Ze hebben veel meer zorg over alles, wat hen in het aardse leven tegenzit, dan over de vraag „hoe zal ik rechtvaardig voor de Heere zijn? " Als we door de Heilige Geest onze zonden leren kennen, als we zien hoe we de Heere hebben vertoornd — dan hebben we geen schuilplaats meer, waar we dekking kimnen zoeken voor onze schuld en waar we veilig zijn. Maar diezelfde Geest verheerlijkt Christus en neemt het uit het Zijne, zodat we Hem nodig krijgen en bij Hem schuilen. Door het geloof. Als arm zondaar schuilen we dan, door het geloof, onder Zijn vleugelen. Zelf liggen we midden in de dood — geen schuilplaats - maar we verwachten het buiten onszelf, in de Heere Jezus.

En dat is een veilige schuilplaats — zie maar de tekst — wie in de schuilplaats van de Allerhoogste gezeten is, zal vernachten in de schaduw van de Almachtige. Bij schaduw denken we aan een boom, waar door de bladeren schaduw is, op een zonnige dag. Daar vindt de vermoeide mens, die in de hitte dreigt te bezwijken, verfrissing. Bovendien is het de schuilplaats van de Allerhoogste — wie is hoger dan de Heere? — en de schaduw van de Almachtige — heeft Hij niet alle macht in hemel en op aarde? Niemand is machtiger dan Hij. Wat Hij wil, kan Hij! Wie bij Hem schuilt, vindt een veilige schuilplaats. Lees eens, wat Paulus schrijft: wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus (Rom. 5:1). Zo is er dan geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn (Rom. 8 : la). Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het. Die rechtvaardig maakt. Wie is het, die verdoemt? Christus is het. Die gestorven is; ja, wat meer is. Die ook opgewekt is. Die ook ter rechterhand Gods is. Die ook voor ons bidt (Rom. 8 : 33 en 34).

Is het dan niet een heerlijke en veilige schuilplaats? Haast u dan toch tot Hem! Voor 'n schuldig volk, dat zichzelf leerde kennen en geen schuilplaats heeft, staat die schuilplaats open, wijd open. De Heere Christus nodigt en lokt! Hoe groot uw zonden ook zijn, bij Hem is genade en redding, want Zijn bloed reinigt van alle zonden!

En luister eens naar de psalmdichters, hoe zij daar spreken over de veilige schuilplaats. Wat een heerlijke rust. De Heere is bij mij, ik zal niet vrezen (Psahn 118 : 6a). De Heere is mijn licht en mijn heil, voor wie zou ik vrezen? De Heere is de kracht van mijn leven, voor wie zou ik vervaard zijn? Ofschoon een leger mij belegerde, ik zou niet vrezen (Ps. 27 : 2 en 3a). Al ging ik in een dal van de schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt bij mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij (Psalm 23:4). Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de rotssteen mijns harten, en mijn deel in eeuwigheid (Psalm 73 : 26).

Wat een veilige schuilplaats.

Daar is veiligheid in leven en sterven. voor tijd en eeuwigheid, voor zonde en smart, voor schuld en teleurstelling.

Wacht toch niet langer om naar Hem te vluchten.

En... als we deze schuilplaats niet kennen? Wel — dan zult ge eens nog eenmaal een schuilplaats zoeken — maar te laat, eeuwig te laat. Bergen valt op ons, en heuvelen bedekt ons voor het oog van Hem, Die op de troon zit.

Vlucht dan tot Hem. De schuilplaats staat open, dag en nacht. Maar ge kunt en moogt er alleen maar in vluchten, zonder iets van uzelf mee te nemen. Alleen, als een arm zondaar, zonder enige verdienste van uw kant, schuilen onder de vleugelen des Heeren. Velen proberen met hun hele „hebben en houden" binnen te komen; ze willen alles, veel of misschien ook maar een beetje van zichzelf meenemen. Neen — dat gaat niet. Dan vindt, ge de deur gesloten. Maar: wie klopt ia het geloof, ziet de deuren wijd open gedaan!

Zullen we niet omkomen op de vlucht naar Hem toe, of zullen we de deur niet gesloten vinden? Neen, want: wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen (Joh. 6 : 37b).

Zullen we dan nooit teleurstelhng meer meemaken? O, ja — dat nog wel, maar de Heere troost en sterkt. En dan is het goed.

Zullen we nooit meer bang zijn? O, zeker nog wel — de duivel valt aan en bestrijdt; het eigen hart is twijfelmoedig en dwaalziek, het geweten beschuldigt.

Ja — daar zijn vele vijanden. David zegt: „ik zal een dezer dagen nog omkomen door de hand van Saul". Maar Christus zegt: „Ik geef him het eeuwige leven, en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal ze uit Mijn hand rukken. Mijn Vader, Die ze Mij gegeven heeft, is meerder dan allen, en niemand kan ze rukken uit de hand Mijns Vaders" (Joh. 10 : 28 en 29).

(Ederveen)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juli 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juli 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's