Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onderzoekt uzelven of gij in het geloof zijt, beproeft uzelven. Of kent gij uzelven niet, dat Jezus Christus in u is? tenzij dat gij enigszins verwerpelijk zijt. 2 Cor. 13 : 5.

Bij velen ligt er een verbod op. Waarop? Op het zelfonderzoek. Wat willen zij dan? Zij willen alleen Schriftonderzoek. Dat is inderdaad een verkeerde eenzijdiglieid, want alleen Schriftonderzoek is niet Schriftuurlijk. In onze tekst staat duidelijk: onderzoekt uzelven. Laten wij ons echter hoeden niet in de tegengestelde eenzijdigheid te vervallen en alleen zelfonderzoek te betrachten. Het Schriftonderzoek is het voornaamste. Ons eigen hart kan geen licht zijn op ons pad, doch wel Gods Woord. In dat heilig Getuigenis staat het beschreven, welke de weg is uit de put der ellende tot de zaligheid. Wat staan er kostelijke dingen in dat Woord. We kijken daar de heiligen in het hart. We horen ze smeken: „Ai, was mij wel van ongerechtigheid: mijn schuld is zwaar, ik heb Uw Wet geschonden! Zie mijn berouw, hoor hoe een boet'ling pleit, en reinig mij van al mijn vuile zonden". Maar dan kijken we ook God in het hart: „Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegehjk, die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe". De Schrift is kostelijk. Wij moeten haar gedurig onderzoeken. Die dat doet wordt zalig gesproken: „Welzalig hij, die in der bozen raad niet maar 's Heeren wet blijmoedig dag én nacht herdenkt, bepeinst en ijverig betracht".

Het is ons bekend, dat de wet en psalm 1 en psalm 119 enz. meer omvat, dan de Tien Geboden. Het is de hele onderwijzing Gods voor ons van Genesis tot Openbaring. Onderzoeken, overpeinzen, betrachten 's Heeren wet, dat is het middel om tot verlossing te komen. „Welzalig, die bij dagen en bij nachten Gods wet bepeinst en Hem als 't hoogste goed van harte zoekt met ingespannen krachten".

Wat is Gods wil? Dat is voor ieder verschillend, zou ik zeggen. Voor de onvernederde en hoogmoedige staat geschreven: „Verneder u dan onder de krachtige hand Gods". Een mishagen hebben aan zichzelf en zich voor God verootmoedigen, dat is Gods wil. Doch voor de vernederde is het de wil Gods, dat hij gelooft in Jezus Christus. Dus — ora hiermee voort te gaan — vóór alles: Schriftonderzoek. In ons is van nature niets te vinden.

Maar dan verder? Zelfonderzoek, opdat wij ons niet bedriegen voor een eeuwigheid. Wie moeten zichzelf onderzoeken? Allen, die menen in groter of kleiner mate het ware geloof te bezitten. Wat moeten zij onderzoeken? Of het Evangelie van Christus werkelijk in hun hart is ingegaan dan wel alleen met hun verstand is aangenomen. Wat is het verschil? Wanneer Christus alleen in ons verstand woont, zet Hij alleen ons verstand om. Ik wil niet zeggen, dat een mens er niets door verandert, doch het is weinig. Als Christus in ons hart woont worden we door en door vernieuwd in alle delen. „Zo dan, indien iemand in Christus is, dit is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden" (2 Cor. 5 : 17).

Vele mensen zijn in de loop van hun leven veranderd, soms hard veranderd. Maar zijn ze ook vernieuwd? Bent u vernieuwd? Misschien hebt u daar nog nooit grondig over nagedacht. Dan.komt op dit ogenblik, dat u dit leest, door middel van de Apostel, van Godswege tot u de vermaning: onderzoekt uzelven. Hoe dikwijls moeten wij dat doen? Dat behoeven we toch zeker niet altijd maar door te onderzoeken? Ja zeker. De vermaning staat in een werkwoordsvorm, die ons opdraagt 't zelfonderzoek voortdurend te doen plaats vinden. Men kan dit nooit naast zich neerleggen.

Wat valt er dan te onderzoeken? Of wij het ware levende geloof beoefenen en alzo Christus in ons hebben.

Waar zou dat aan kunnen blijken? Ten eerste aan de vrede des harten. „Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus". Ten tweede aan de verwondering, dat zo grote genade aan zo'n zondaar geschonken is. Ten derde, dat wij niet van Christus kunnen zwijgen, want dan zouden de stenen gaan spreken.

Kan dat onderzoek ook zo uitvallen dat wij ongelovigen blijken? Ja zeker, de Apostel gebruikt een woord voor onderzoeken, waarbij de uitslag onzeker is. Dus wel degehjk moeten wij bevinden, dat Christus in ons is. En als Hij niet in ons is, zijn we nog verwerpelijk. Het onderzoek behoeft niet hierover te gaan of wij beter zijn dan anderen. Het is ook niet een kwestie van vromer zijn. Het is evenmin de hoofdzaak of wij wel eens wat ondervonden hebben: iets bijzonders gezien, een belofte gekregen. De grote zaak, die de Schrift noemt is: of wij in het geloof zijn, d.w.z. of Christus in ons woont. Daar is immers geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn.

Waar woont de Heere Jezus? Altijd alleen bij iemand, die eens verbrijzelden en nederigen geestes is. Het zijn altijd verloren schapen, die Hij op de schouder draagt en het zijn armen, die met Hem, dat hoge goed, worden vervuld.

Woont Christus in u? Dan hebt gij gezien, dat ge een Zaligmaker nodig hadt. Jezus wordt nooit onze Zaligmaker of wij leren eerst zien, dat wij kinderen des toorns zijn en dat wij verloren en rampzalig zijn. Het gaat niet anders. Een mens ziet zich buiten het geloof en buiten de genade. Hij acht God rechtvaardig als Deze hem zou verdoemen, en gevoelt diep dat hij niets aan zijn zaligheid doen kan en is er toch altijd mee bezig. Lijdelijkheid is er niet bij.

Voorts als Christus door het geloof in ons hart woont, hebben wij de noodzakehjkheid of onmisbaarheid van Hem leren kennen. Dan hebben we dit gezegd: Heere Jezus, als Gij er niet waart, gaf ik het op. Ik heb ondervonden, dat alles buiten U gebroken bakken zijn, die geen water houden. Mijn goede gestalten, mijn benauwdheden, mijn verlangens, mijn strijd, mijn zelfveroordeling, mijn gebeden, dat kan mij niet zalig maken. Dan zetten we de hoogste prijs op Jezus. Tot de Vader zeggen we dan van dag tot dag: Heere, geef mij toch Uw Zoon. Ik zou alles kunnen missen, maar deze Borg en Middelaar, deze Schulduitdelger kan ik niet missen.

Onderzoek uzelven, zegt de Apostel. Wat zal ik onderzoeken? Dit, of gij dat aanklevende leven kent. 's Morgens begint het al vroeg: Heere Jezus, wees Gij de mijne. Het is een gedurige begeerte. Zou het kunnen, Heere Jezus, dat ik helemaal voor Uw rekening kwam te liggen. Ik ben het niet waardig, maar tot Wie zal ik anders heengaan: Heer' wat zult Gij mij toch geven? Geef mij Jezus...

Hebt gij Jezus in u? Dan zult gij niet zeggen: ik heb deze en die bewerkingen gehad, ik heb die weg gehad, ik heb die verandering doorgemaakt. Neen, dan zult gij zeggen: Ik heb als de armste en ellendigste rust gevonden in het volbrachte werk van Christus. Jezus is 't alleen.

Maar, zegt nu nog iemand, meent de Apostel dat nu werkelijk, dat wij ons gedurig moeten onderzoeken? Ja zeker, zeg ik. In het leven van Gods kind is een gedurige bekommering. De Apostel vermaant: „Zijt niet hoog gevoelende, maar vreest"' (Rom. 11: 20). Het is genade en het blijft genade. Daarom zij ieder bevreesd deze genade door hoogmoed los te laten en op zichzelf te vertrouwen. De vrees is een onmisbaar element in het geloof. Werkt uwzelfs zaligheid met vreze en beven. Zo is er de gedurige bekommering of Jezus wel de mijne is. De gelovige verlangt naar de verzekering en naar de bezitting als wij de Borg en Koning zullen zien gehjk Hij is. Hij wil smaken de zekerheid zijner zaligheid. Kan een vrouw, wier man op zee is, vraagt Smytegelt, haar bekommering weg doen? Wij zijn hier op aarde uitwonende van de Heere. Daarom zal en moet er zelfonderzoek en bekommering zijn zolang de beste leeft. En ondertussen wordt voor de arme en nooddruftige de Heere Jezus van dag tot dag begeerlijker. Zij zeggen: „bij U schuil ik". En miden in hun bekommering dragen zij de zekerheid mee: „De Heere is zo getrouw als sterk, Hij zal Zijn werk voor mij volenden". Nochtans, zegt Bultmann terecht, is het geloof niet zonder vrees. Het is een unentbehrliches konstitutives Element in het geloof. „Verlaat niet, wat Uw hand begon, O Levensbron, wil bijstand zenden.

Wat is de uitslag van uw zelfonderzoek?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's