Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

DE BRON VAN VREUGDE EN ZALIGHEID

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Petr. 1:8 en 9.... dewelken gij niet gezien hebt en nochtans liefhebt; in denwelken gij nu, hoewel Hem niet ziende maar gelovende, u verheug met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde, verkrijgende het einde uws geloofs, namelijk de zaligheid der zielen.

Nee, de christenen aan wie de apostel Petrus bovenstaande woorden als zijn eerste lezers schrijft, hadden de Heere Jezus nooit in Zijn lichamelijke verschijning gezien. Zij woonden in Klein Azië, en toen het evangelie voor het eerst tot hen kwam, was het al weer jaren geleden, dat Christus ten hemel gevaren was.

Maar hoewel zij Hem nooit gezien hadden, toch hadden zij Hem lief. De natuurlijke mens begrijpt dat niet. Hoe kun je nu iemand hefhebben, die je nooit gezien hebt? zei eens iemand tegen me. En inderdaad, dat schijnt ook onmogehjk. Toch is dat, bij nader inzien, niet zo onmogelijk. Veronderstel, u is een ongeluk overkomen en half doodgebloed, in bewusteloze toestand wordt u een ziekenhuis binnengedragen. AUeen bloedtransfusie kan u, menselijkerwijs gesproken, nog bij het leven behouden. Door bijzondere omstandigheden is er echter geen bloedplasma bij de hand.

Een voorbijganger, die van uw toestand hoort en met uw lot begaan is, stelt nu zijn bloed beschikbaar. Het afgetapte bloed wordt u toegediend en wordt het middel tot uw behoud.

Eer u tot uw bewustzijn terugkeert, is echter de vriendelijke donor weer vertrokken. U hebt hem in 't geheel niet gezien. En voorlopig krijgt u ook niet de gelegenheid hem te zien.

Wat dunkt u, zou u die man, die u zo belangeloos het leven redde, niet innig dankbaar zijn en hem niet liefhebben? En zult u, na uw herstel, niet alle moeite doen om nader met hem kennis te maken en hem uw dankbaarheid te tonen?

En nu begrijpt u, waar ik heen wil. Voor ten dode gedoemde zondaren heeft de Heere Jezus Christus Zijn bloed gegeven, zodat ze gered worden van het eeuwig verderf en zij het waarachtige leven deelachtig worden.

Wij hebben de Heere Jezus geen van allen met ons lichamelijk oog gezien. Na Zijn verlossingswerk op aarde volbracht te hebben, is Hij naar de hemel teruggekeerd en aan het menselijk oog onttrokken.

Maar als wij Zijn reddende en behoudende genade door het toepassend werk van de Heilige Geest aan het hart ervaren hebben, zouden wij Hem dan niet liefhebben? Niet met een zinnelijke liefde zoals wij elkander op aarde liefhebben, maar met een zuiver geestelijke liefde? Wat wordt die Christus ons dan dierbaar! En wat is het de begeerte van ons hart, voortaan Hem welbehagelijk te leven!

Die liefde tot Christus nu vloeit voort uit het geloof. Zonder het geloof, in ons hart gewerkt door de Heilige Geest, kunnen en zullen we de Heere Jezus niet liefhebben.

Vandaar, dat de ongelovige ons christenen niet begrijpt. Vandaar dat zeggen: hoe kun je nu iemand liefhebben, die je niet gezien hebt?

En het is waar, een ongelovige kan de Heere Jezus niet liefhebben. Niet alleen dat hij Hem niet gezien heeft, maar hij kent Hem ook niet. Alleen door het geloof leren we de Heere Jezus kennen in Zijn oneindige, zelfopofferende zondaars- liefde en ervaren wij die verlossende liefde ook aan ons hart.

En die liefde door het geloof ervaren hebbende, gaan wij nu ook van onze kant de Heere Jezus liefhebben. Ulieden dan, die gelooft, is Hij dierbaar, zegt de apostel Petrus in het volgende hoofdstuk.

Maar daarmee bedoelt hij natuurlijk geen bloot verstandelijk geloof, een geloof dat de bijbel van a tot z voor waar houdt, ook wat die bijbel over de Heere Jezus zegt en over Zijn lijden en sterven. Zijn opstanding en hemelvaart, maar dat geen invloed op het leven uitoefent en het hart zo koud laat als een steen.

Nee, als de apostel Petrus en de bijbel in z'n geheel over geloven spreekt, wordt daarmee bedoeld een levend geloof; een geloof, dat met de Heere Jezus Christus verbindt en zich op Hem verlaat in leven en in sterven.

Zon geloof laat het hart niet koud en het leven niet onveranderd. Het zet het hart in vuur en vlam en doet een mens zich van de zonde afkeren om op de weg van Gods geboden te gaan wandelen.

Maar zon geloof wordt ook in het hart gewerkt door de Heilige Geest. Weliswaar niet buiten het Woord van God om. Juist dóór het Woord. Maar uiteindelijk is het toch een werk van de Hei­lige Geest.

Een van de vruchten van de Heilige Geest, die het geloof in onze harten werkt en ons de Heere Jezus doet liefhebben, is blijdschap. Daarvan spreekt de apostel Petrus ook in onze tekst: ... in dewelke gij nu, hoewel Hem niet ziende maar gelovende, u verheugt met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde.

En ja, de verlossende zondaarsliefde van de Heere Jezus, aan het hart ervaren, is toch de bron van alle echte, zuivere blijdschap.

Die blijdschap kent de wereld niet. Ze maakt wel pret en plezier. Er is tegenwoordig zelfs een hele vermaaksindustrie, die er op uit schijnt te zijn de moderne mens afleiding te schenken van zijn sombere gedachten en hem van ernstige, diepere vragen te weerhouden. Maar amusement, pret, plezier is nog geen blijdschap.

Blijdschap is iets veel hogers en veel diepers. Blijdschap doortrekt je hele wezen, terwijl pret en plezier slechts de buitenkant raken.

Blijdschap kent slechts de christen.

Zeker de christen kent ook droefheid. Droefheid over het leed van het leven, dat ook hem niet bespaard blijft. Droefheid bovenal over de zonde, die hij in eigen leven en dat van anderen opmerkt en waarmee hij tot zijn laatste ademtocht te strijden heeft.

Maar daarnaast en daarbovenuit heeft hij weet van echte, zuivere blijdschap. Een blijdschap, die opbloeit uit de kennis der verlossing in de Heere Jezus Christus. 

Of is het geen reden om op te springen van vreugde: gebukt te zijn gegaan onder de last der zonde, verschrikt te zijn geweest door het heilig recht des Heeren, de eeuwige dood voor ogen gehad te hebben — en dan door het geloof ervaren te hebben, dat Christus de last der zonde van ons heeft weggenomen en haar in onze plaats gedragen heeft; dat Hij 't geschonden recht des Heeren heeft voldaan en voor ons onderging de eeuwige dood om ons het eeuwige leven door Zijn Geest te kunnen schenken.

Zie, als dit door 't geloof ervaren wordt, wordt met de dichter ingestemd:

Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven. Die van de straf voor eeuwig is ontheven. Wiens wanbedrijf, waardoor hij was bevlekt voor 't heilig oog des Heeren is bedekt.

En deze vreugde in God door Christus kan geen schepsel ons roven. Geen mens en geen duivel.

Zij kan wel eens overschaduwd worden door het leed van het leven, of doordat wij soms van de Heere afdwalen en in zonde vallen, maar naar haar wezen is ze onvergankelijk. De Heere zelf houdt haar in stand.

Een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde wordt zij hier genoemd.

Onuitsprekelijk is deze vreugde, omdat de genieting van het heil in Jezus Christus, de bewustheid een kind van God te zijn en een erfgenaam der eeuwige zaligheid — niet onder woorden te brengen is. De mensehjke taal schiet hier tekort. Er kan slechts van gestameld worden.

En een heerlijke of eigenlijk verheerlijkte vreugde kan ze genoemd worden, omdat ze niet te vergelijken is met enige andere vreugde op aarde. Ze is een blijdschap die hemels is van aard en in wezen gelijk is aan die van de kinderen Gods in de heerlijkheid. Onze catechismus spreekt dan ook van een beginsel der eeuwige vreugde.

Wie dit beginsel der eeuwige vreugde kent, verlangt ernaar, haar volheid en volkomenheid te mogen genieten. Dit laatste is echter in deze gebroken wereld niet mogehjk. Het is weggelegd voor een betere toekomst zonder zonde en zonder leed.

VMI die betere toekomst wordt in het slot van onze tekst gesproken: verkrijgende het einde uws geloofs, namelijk de zaligheid der zielen.

Eenmaal komt aan 't geloof een einde. In de eeuwigheid zal het niet meer nodig zijn. Daar wordt geleefd in de aanschouwing. Hier echter wandelen we door geloof en niet door aanschouwen. En geloven betekent strijden. Strijden om vast te houden, om niet door de twijfel overmand te worden, om niet aan de verleiding van de zonde toe te geven.

Wat een troost, te weten dat aan die strijd eens een einde komt en dat het geloof zal worden verwisseld in aanschouwen.

Op dat einddoel (zo kan het woord einde ook vertaald worden) is het geloof gericht. Daarop houdt het de blik gevestigd. Daar streeft het heen.

En dat einddoel wordt hier omschreven als de zaligheid der zielen. Niet alsof het lichaam van de zaligheid zou uitgesloten zijn en de zaligheid van de ziel zou bestaan in een bevrijding van het lichaam. Dat zou een griekse en dus heidense opvatting zijn, die helaas onder ons christenen nog niet geheel en al is uitgeroeid. Tegen de opvatting der grieken in gelooft de apostel Petrus wel degelijk in de opstanding des vleses.

Maar van de zaligheid der zielen spreekt hij, omdat de ziel de kern, het eigenHjke levensbeginsel van de mens is. En nu kan het Hchaam de ziel niet missen, want zonder de ziel is het lichaam dood. Maar ook omgekeerd kan de ziel zich zonder het lichaam niet naar haar bestemming openbaren. Lichaam en ziel zijn op elkaar aangelegd.

Bij de dood van de mens verlaat de ziel tijdelijk het lichaam. En terstond wordt dan de ziel tot Christus opgenomen. Tenminste van degene, die op aarde in de Heere Jezus heeft geloofd en Hem heeft liefgehad.

Het dode lichaam wordt in de groeve der vertering neergelaten. Maar het blijft er niet. Eens, bij de wederkomst van Christus wordt het heerlijk opgewekt. En dan zal God de Heere de volmaakte ziel doen wonen in een volmaakt lichaam, geheel toebereid om Hem in volmaaktheid te dienen en Hem te loven en te prijzen in der eeuwigheid.

Zie, dat is het einddoel van 't geloof. Daarop richt het zich uiteindelijk. En als dit einddoel is bereikt, dan kan het geloof, het arme zondaars-geloof ophouden. Dan gaat het over in aanschouwen. Dan geen zonde, geen droefheid, geen dood en geen rouw meer, maar een storeloos genieten van de zaligheid, ons in de Heere Jezus Christus bereid, en een zich eeuwig en onafgebroken verblijden in de Heere onze God.

Voor de ongelovige niets dan eeuwige ellende en eeuwige duisternis. Voor de gelovige eeuwige vreugde en eeuwig licht.

Onderzoekt uzelf dan, of ge in het geloof zijt. En of het beginsel der eeuwige vreugde hier uw deel is. Het wordt u uit genade geschonken. Maar alleen in de Heere Jezus Christus, die het voor zondaren verworven heeft.

Alleen hij, die in deze Zaligmaker gelooft met heel zijn hart, en Hem liefheeft, zonder Hem gezien te hebben, verkrijgt het einddoel van 't geloof. En denkend aan dat heerlijk einddoel kan hij zingen:

Maar (blij vooruitzicht dat mij streelt), ik zal, ontwaakt, uw lof ontvouwen, U in gerechtigheid aanschouwen, verzadigd met uw godd'lijk beeld.

(Leerdam)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 september 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 september 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's