Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE PERS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE PERS

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een vorige keer is in deze rubriek uitvoerig aandacht geschonken aan de besluiten van het Centraal Comité van de Wereldraad van Kerken, deze zomer in vergadering bijeen te St. Andrews in Schotland, m.n. aan de verbreding van de basisformule, als ook aan de resoluties van de I.C.C.C.-vergadering op Woudschoten.

Zoals te begrijpen valt, worden in de kerkelijke pers van onderscheiden signatuur de besprekingen en besluiten van beide vergaderingen uitvoerig voorzien van commentaar, zowel positief als kritisch, hetgeen elkaar overigens niet behoeft uit te sluiten.

Met name voor de koersbepaling van de Gereformeerde Kerken zijn deze oecumenische ontmoetingen van groot belang, en het is belangwekkend te lezen, hoe in deze kringen al deze besluiten en resoluties op hun mérites worden gewikt en gewogen, te meer, omdat de diverse synodes van genoemde kerken nog altijd niet toe gekomen zijn aan een definitieve positiebepaling in de huidige oecumenische beweging.

Deze keer geven wij weer de opmerkingen van prof. H. Ridderbos in het „Gereformeerd Weekblad", hem in de pen gegeven naar aanleiding van wat gesproken en besloten is op de bovengenoemde vergadering van de I.C.C.C. op Woudschoten.

Na gememoreerd te hebben het „ongeduld" ten aanzien van de huidige kerkelijke verdeeldheid, openbaar gekomen tijdens de grote internationale meeting van de jeugd te Lausanne, schrijft prof. Ridderbos:

Luistert men daarna naar Woudschoten (de I.C.C.C.), dan wordt men door-iets geheel anders gefrappeerd, nl. door het volstrekt onwereldse en spirituele van de daar uitgegeven boodschap. Alle nadruk ligt hierop, dat het koninkrijk niet van deze wereld is, volstrekt geestelijk van aard is, zich openbaart in de harten van de wedergeborenen en zichtbaar wordt in de gemeenschap der heiligen, het lichaam van Christus. Over het ingaan van het koninkrijk in de wereld geen woord, wèl een felle aanval op degenen voor wie het koninkrijk een louter menselijke sociale orde is (bedoeld zullen zijn de oude voorstanders van het Social Gospel in Amerika). Over de kerk evenmin een woord, althans niet in haar institutaire vorm. Het lichaam van Christus wordt met de gemeenschap der gelovigen gelijkgesteld, kennelijk onderscheiden van de kerk in haar zichtbaar-organisatorische vorm. De eigenlijke pointe van deze uitspraken over de komst van het koninkrijk ligt in het zuiver bewaren van het Christelijk geloof binnen de kring van de ware gelovigen met het oog op de grote toekomst des Heren. Slechts zo, wordt er gezegd, zal het koninkrijk der hemelen zijn kracht openbaren in het midden der wereld. Maar het gezicht op de wereld komt niet tot uitdrukking, noch het „hoe" van de krachtsopenbaring van het koninkrijk in deze tijd. Het enige wat in de wereld concreet met name genoemd wordt is de afvallige, vrijzinnige en midden-orthodoxe theologie. En dit is te meer typerend omdat het thema van deze Europese Evangelische Conferentie toch juist de komst van het koninkrijk was.

In deze opmerkingen, hoe waarderend ook, valt een ondertoon van kritiek niet te miskennen. De relatie van het koninkrijk Gods tot deze wereld blijft in de mist, hoewel de hooggeleerde schrijver anderzijds opmerkt:

Het zou ook onbillijk zijn om te zeggen, dat men in Lausanne en in St. Andrews wèl, op Woudschoten géén oog gehad heeft voor hetgeen van de zijde van de kerk in de huidige wereldsituatie is te zeggen en te doen. Want hoe tijdloos er dan ook in Woudschoten over Koninkrijk Gods en wereld gepubliceerd is, het is duidelijk, dat men daar als eigenlijke en voornaamste remedie voor de nood der wereld het zich verstevigen van de — door allerlei bijbelgetrouwe kerken en kerkjes heenlopende — gemeenschap der heiligen op de onfeilbaarheid van de Heilige Schrift ziet. Zo en zo alleen zal het Koninkrijk Gods zijn kracht in de wereld openbaren, is de conclusie waarin men zich over het ingaan van het rijk in de wereld heeft uitgesproken. Ook hier dus uiteindelijk wel „een woord voor de wereld", evenals in Lausanne en St. Andrews.

Maar, welk een volstrekt verschillende positiebepaling.

In Lausanne een dynamisch, bewogen bewustzijn van door het, als ontwijfelbaar aanvaarde, evangelie in gebreke gesteld te worden als verdeelde kerk, die de eis van Christus voor deze tijd niet meer nakomt en die, zolang zij niet bereid is haar wijze van kerk-zijn grondig te herzien, ook niet na kan komen. In Woudschoten een van kerk en wereld beide zich als gemeenschap der heiligen spiritueel terugtrekken en verstevigen op het ene onfeilbare fundament. In St. Andrews een poging om als gemeenschap van historische kerken en uitgaande van hetgeen naar uitspraak van de Schrift de basis van al deze kerken behoort te zijn, in te gaan op de grote concrete wereldvragen van het ogenblik.

In een volgend nummer van genoemd weekblad gaat prof. Ridderbos dieper in op hetgeen hij hierboven gesteld heeft. Zijn opmerkingen, die speciaal gemaakt zijn met het oog op de positie van de Gereformeerde Kerken in het huidige oecumenische leven, zijn ook voor ons, Hervormd-Gereformeerden, van belang, omdat wij enerzijds deel uit maken van de Ned. Herv. Kerk, die aangesloten is bij de Wereldraad van kerken en omdat wij banden hebben met de Gereformeerde Zendingsbond, die lid is van de Nederlandse Zendingsraad, en zo onderdeel van de internationale zendingsraad, die een integratie tegemoet gaat met de Wereldraad, terwijl wij anderzijds in onze kringen grote sympathie ontmoeten voor de I.C.C.C. Sommige kerkeraden zijn zelfs lid. Dit ambivalente kan spanningen met zich meebrengen.

Prof. Ridderbos schrijft dan:

Als ik mij niet vergis is in onze kerken in dit opzicht een ontwikkeling gaande, waarin de tegenstellingen haar scherpste kanten verliezen. Men gevoelt enerzijds, dat deze oecumeniciteit altijd een zekere relativering van het eigen kerkelijk standpunt met zich brengt en dat het daarom zaak is op te letten hoever dit gaat; anderzijds blijkt de.noodzaak tot coöperatie in sommige opzichten zo evident te zijn, dat onze kerken meer en meer samenwerking aanvaarden in verbanden, waartegen zij overigens bezwaren houden. Dit laatste is bijv. het geval ten aanzien van het internationaal zendingsberaad en van de internationale hulpverlening, beide in het kader van de Wereldraad. Er zijn mensen, die menen dat onze kerken in dit laatste haar eigen kerkelijk gezicht bezig zijn te verliezen en die daarom van een „afglijding" spreken.

Prof. Ridderbos is niet van die mening, en geeft daarvoor de volgende motivering:

De eis van het gereformeerd kerkelijk beginsel bestaat niet alleen daarin, dat het gereformeerde zoveel mogelijk gevrijwaard wordt voor hetgeen daaraan vreemd of wellicht ook vijandig is; het bestaat niet minder in de bereidheid om waar dit mogelijk is de band die ons met andere kerken verbindt tot uitdrukking te brengen.

Daarom is nodig zowel versterking van de band met andere gereformeerde kerken in de wereld, alsook intensieve kennisname van, en eventueel deelneming in, hetgeen in bredere kerkelijke en oecumenische kring geschiedt.

Met de I.C.C.C. ligt het wat moeilijk.

Vele van de kerken en kerkjes, die samen de I.C.C.C. vormen, zijn ontstaan uit de strijd tegen het theologisch en kerkelijk liberalisme en modernisme en kunnen uit dien hoofde aanspraak maken op de sympathie van de gereformeerde kerken, die immers uit dezelfde strijd geboren zijn. Daarom is het altijd moeilijk en ietwat pijnlijk weerstand te bieden aan de uitnodiging, die de I.C.C.C. voor en na tot onze kerken richt: Ga met ons en help ons in onze strijd. Anderzijds moeten de geref. kerken, willen ze zich bij deze I.C.C.C. aansluiten, zich in een keurslijf persen, waarin ze niet gaan kunnen. Zij moeten mede het zwaard opnemen tegen Wereldraad en middenorthodoxie, al waren deze enkel instrumenten van de geest van ongeloof en revolutie. Ja zelfs iedere band met een kerk, die wèl bij de Wereldraad is aangesloten moet als een zwakheid en misstap worden aangemerkt; reden waarom van de zijde van de I.C.C.C. ernstige kritiek wordt uitgeoefend op de geref. oecumenische synode, die dergelijke beperkende voorwaarden van deel neming niet wilde stellen.

En verder:

Nu heeft men op Woudschoten althans in de daarvan uitgaande resoluties, aanvallen op de Wereldraad kennelijk vermeden. Wel is in hetgeen over het gezag der Schrift en het Koninkrijk Gods is uitgesproken uitvoerig en scherp positie gekozen tegen de vrijzinnigheid en de zogenaamde neo-orthodoxie en daartegenover de roeping van de Bijbelgelovige kerken en christenen gesteld om het gezag van de Heilige Schrift duidelijk, beslist en vurig te belijden. In deze uitspraken is veel, dat wij van harte onderschrijven.

Tot die „wij" willen ook wij ons van harte rekenen. In vele opzichten moeten wij, aldus prof. Ridderbos, van de kerken, aangesloten bij de I.C.C.C., zeggen; been van ons been, en vlees van ons vlees.

Waarom dan toch die reserve tegenover de I.C.C.C? Omdat de grote vraag j nog altijd deze is, of men in deze I.C.C.C, de vrijheid van spreken en handelen heeft, zonder welke men als gereformeerde kerken zichzelf niet kan zijn. En j daartoe behoort o.m. een andere instelling t.a.v. het kerkelijk en oecumenisch vraagstuk dan tot nu toe door I.C.C.C wordt ingenomen. Aldus prof. Ridderbos.

Hier ligt ook de oorzaak dat wij, als wij de I.C.C.C. van „bijbel-getrouwe" of „bijbel-gelovige" kerken en christenen horen spreken, daarover toch wel een wat andere voorstelling hebben dan er blijkbaar in deze kringen, ook in die op Woudschoten aanwezig was, leeft. Als daar van het gezag van de Bijbel gesproken wordt, verstaat men daaronder vóór alles de verwerping van iedere Schriftkritiek, de onvoorwaardelijke aanvaarding van de Bijbel als Gods Woord enz. B zou aan het gewicht van deze zaak niet gaarne iets willen afdoen. - Het eigenaardige is echter dit, dat dezelfde I.C.C.C, die over Schriftgezag en bijbel-gelovige kerken met zulk een onweerhouden nadruk weet te spreken, kerkelijk gezien het beeld van de grootste verdeeldheid vertoont. Ik zag een foto van de kopstukken van deze conferentie in de krant, mannen van naam, voor wie ik persoonlijk alle respect koester. Maar van vijf Nederlanders onder hen behoorden er zeker vier tot verschillende kerken. Ik heb mij afgevraagd of, zolang dit nog het geval is, men wel zö uit volle borst over gehoorzaamheid aan de Schrift en bijbel-gelovige kerken kan spreken, zonder er ook maar met één woord op te zinspelen hoe deze bijbel-gelovigheid, die anderen met zo grote kracht wordt voorgehouden, dan te rijmen is met de onderlinge kerkelijke verscheurdheid, waarvan men tegelijkertijd het toonbeeld vormt. Want bijbel-gelovigheid kan bij kerken toch evenmin als bij personen hierin bestaan, dat men wel zweert bij de autoriteit van de Bijbel doch het gebod Gods t.a.v. de eenheid der kerk niet betracht. Kan men zich daarom eigenlijk wel als „bijbelgelovige" kerken tegenover anderen stellen, als men zich met deze eis tot onderwerping aan het gezag der Schrift niet eerst tot zichzelf en tot elkander heeft gericht?

Prof. Ridderbos wijst er dan op, dat de I.C.C.C. zich om dit kerkelijk vraagstuk, nl. van de kerkelijke eenheid der bijbel-gelovigen, weinig of niet schijnt te bekommeren.

De kerken, die in deze internationale beweging een eerste plaats innemen en de meest vooraanstaande leiders, redacteuren etc. leveren, houden zich nationaal zoveel mogelijk op zichzelf en zijn voor eenheid met andere kerken van dezelfde belijdenis niet te bewegen. Sommige tegenstanders van de I.G.C.C. spreken daarom ronduit van het sektarisch karakter van deze beweging. Ik wil dit woord als kenmerkende kwalificatie niet gebruiken. Ik geloof, dat men daarmee aan de beweging in haar geheel onrecht doet. Maar wel is het vanwege deze hebbelijkheid van de I.C.C.C. voor anderen, ook al gevoelen zij zich in vele andere opzichten geestverwanten van de in de I.C.C.C. vergaderde christenen, uiterst moeilijk er een echt kerkelijke oecumenische beweging in te herkennen.

In dit verband is het typerend, dat in de resoluties van Woudschoten over de komst van het koninkrijk der hemelen de kerk niet met een enkel woord genoemd wordt. Is dat toevallig of niet?

Naar onze overtuiging is het dat niet. Hoe zal men op internationaal niveau als bijbel-getrouwe kerken het probleem van de kerkelijke verdeeldheid kunnen en durven aanpakken, als men op nationaal, ja zelfs op gemeentelijk niveau zover al uit elkaar is gegroeid, dat kerken en gemeenten, die dezelfde Schrift en dezelfde reformatorische belijdenis hebben, elkaar nauwelijks meer verstaan. Het probleem van de eenheid der kerk op mondiaal en nationaal niveau kan alleen dan worden opgelost, als er plaatselijk gevonden wordt een naar-elkaartoegroeien en met-elkaar-samensmelten van kerken, die elkaar als zusterkerken kennen en erkennen. Dit zal van ons het uiterste aan zelfverloochening, geduld en liefde vragen.

Wij vragen dus van de I.C.C.C, dat zij, wil zij werkelijk de reformatorische kerken dienen, op dit probleem metterdaad zal ingaan. Zij kan dan in kleiner verband het middel zijn, dat op dit gebied iets gaat gebeuren, iets, dat meer is dan het doen van allerlei uitspraken, die schriftuurlijk zijn, iets, dat zichtbare en daadwerkelijke gestalte geeft aan de bede van Christus: „dat zij allen één zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 oktober 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

UIT DE PERS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 oktober 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's