Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„... om te weren en uit te roelen alle afgoderij en valse godsdienst, om het Rijk des Antichrists te gronde te werpen ..."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„... om te weren en uit te roelen alle afgoderij en valse godsdienst, om het Rijk des Antichrists te gronde te werpen ..."

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder bijna ditzelfde opschrift bespreekt D. Schouten in De Waarheidsvriend van 22 september jl. de vraag of dr. Kuyper en de zijnen gelijk hadden met hun gravamen dat zij in 1896 indienden tegen artikel 36 der Nederlandse Geloofsbelijdenis. Het vervolg van dit gravamen is het besluit van de Synode der Gereformeerde Kerken in 1905 tot schrapping van deze 21 woorden. Schouten herinnert eraan, dat de uitleg die Kuyper c.s. aan deze zinsnede gaf, was: „deze derde zinsnede van art. 36 legt „aan de wereldlijke overheid de plicht „op om afgoderij en valse godsdienst „desnoods met het zwaard uit te roeien, „en dat het aan de kerken is opgelegd, „de overheid dit als haar plicht te prediken".

Schouten gaat nu in bedoeld artikel na: hebben onze vaderen deze zinsnede ook zo bedoeld en begrepen? Aan de hand van enkele voorbeelden, ontleend aan de vaderlandse geschiedenis toont de schrijver aan dat onze vaderen de uitlegging die Kuyper c.s. aan deze zinsnede gaf nimmer op deze wijze in de praktijk hebben gebracht en ook nooit aanleiding hebben gevonden om ook maar een rooms-katholiek om zijn geloof te vonnissen en ter dood te brengen. Zijn conclusie is duidelijk deze: de praktijk onzer vaderen was beslist niet in overeenstemming met hetgeen Kuyper c.s. in bedoelde 21 woorden meende te moeten lezen en dat dr. Kuyper ongelijk heeft gehad met zijn uitleg.

De kwestie is belangrijk genoeg om deze aangelegenheid nader te bezien. Ik wil voorop stellen, dat ik het geheel eens ben met de bewijsvoering en de conclusie van Schouten. Zijn bewijsvoering kan echter aanmerkelijk versterkt worden, en wel door verwijzing naar de authentieke tekst van art. 36 N.G.B. Juist omdat art. 36 voor velen een vraagstuk is waar zij mee worstelen, kan het goed zijn te wijzen op de oorspronkelijke Franse tekst. De gegevens zijn ontleend aan het boek van prof. dr. H. Visscher „De Staatkundige beginselen der Nederlandse Geloofsbelijdenis", dat gezien mag worden als een verschijning in boekvorm van een serie artikelen van zijn hand in 't Gereformeerd Weekblad van 1935 e.v. De belijdenis van Guido de Bray van 1561, die aan Philips II gezonden werd en nadien herhaaldelijk is herdrukt, is steeds als de standaardtekst beschouwd o.a. op de Provinciale Synode van 1582 te Haarlem, de particuliere Synode van Zuid-Holland van 1606 en de Nationale Synode der Gereformeerde Kerken van de Verenigde Nederlanden, in 1618 en 1619, gehouden te Dordrecht. Art. 36 van de Ned. Geloofsbelijdenis is voor wat de thans aan de orde zijnde derde zinsnede aangaat, onveranderd ten opzichte van deze standaardtekst. Bedoelde zinsnede luidt:

„Et non seulement leur office est de prendre garde et veilier sur la Police, aiiis aussi de maintenir Ie Sacré Ministère, pour oster et miner toute Idelatrie et Faux Service de Dieu, pour destruire Ie Royaume de l'Antechrist, et avancer Ie Royaume de Jesus Christ, faire prescher la Parole de l'Evangile par tout; afin que Dieu soit honoré et servi d'un chacun, comme il Ie requiert par sa Parole".

De Synode van Dordt vertaalde dit aldus:

„En haar ambt is niet alleen acht te nemen en te waken over de politie, maar ook de hand te houden aan de heilige kerkedienst, om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valse godsdienst, om het rijk des Antichrists te gronde te werpen, en het Koninkrijk van Jezus Christus te doen vorderen, het woord des Evangelies overal te doen prediken opdat God van een iegelijk geëerd en gediend worde, gelijk Hij in Zijn Woord gebiedt".

De Overheid heeft dus „de hand te houden aan de heilige Kerkedienst", in deze betekenis: het de Kerk mogelijk maken haar taak te volbrengen door de uitoefening van haar ambten.

En dan volgen de kwestieuze woorden: „pour oster et ruiner toute Idolatrie et Faux Service de Dieu, pour destruire Ie Royaume de l'Antechrist", enz. Meer speciaal gaat het om het tweemaal voorkomende woordje „pour". Dit woordje „pour" duidt aan een doel, in die zin, dat het ene gescheiden moet om het andere te bereiken. Er staat duidelijk, dat de Overheid de hand heeft te houden aan de heilige kerkedienst met het doel, dat door de uitoefening van deze heilige kerkedienst alle afgoderij en valse godsdienst zal worden geweerd en uitgeroeid en het rijk van de Antichrist wordt te gronde gericht.

Niet de Overheid heeft de afgoderij en valse godsdienst uit te roeien laat staan dat de Overheid dit met het zwaard of andere geweldmiddelen, of met de methoden der inquisitie zou moeten pogen te bereiken. Dienaangaande geldt dat het geloof ontstaat door het Woord, en door overtuiging, niet door dwang. De Overheid volbrengt haar taak met betrekking tot het geestelijk leven van het volk wanneer zij het de Kerk mogelijk maakt de taak die de Kerk heeft — de verkondiging van het Woord — te volbrengen. De Overheid moet de Kerk de vrije uitoefening waarborgen van haar taak, en daardoor bevordert de Overheid, dat de afgoderij en de valse godsdienst wordt geweerd en uitgeroeid, het rijk van de Antichrist wordt vernietigd, het Koninkrijk van Jezus Christus voortgang maakt, het woord van het Evangelie overal wordt gepredikt en God wordt geëerd en gediend.

Over de verhouding van Kerk en Staat zou nog veel meer te zeggen zijn. Beide instituten zijn van God verordend, echter beide met een eigen taak. Tot de taak van de Overheid behoort onder andere de bescherming van de Kerk, opdat de Kerk bij machte zij haar goddelijke roeping te volbrengen. Het zou het kader van dit artikel te buiten gaan over deze onderlinge verhouding thans breder uit te wijden.

De conclusie waartoe D. Schouten komt, luidt: „Ik meen, dat artikel 36 zo verstaan moet worden: de Overheid heeft ook de hand te houden aan de kerkedienst, opdat daardoor de valse Godsdienst en afgoderij zal verdwijnen en het Koninkrijk van Jezus Christus zal bevorderd worden". Deze conclusie vindt niet alleen in de vaderlandse geschiedenis zijn bewijsvoering, maar in niet mindere mate in de authentieke tekst.

Reeds in 1925 schreef prof. dr. J. Severijn dat art. 36 zeer zeker geen rigoreuze ketterjacht bedoelt, wel, dat de kerken afgoderij en valse leer met geestelijke middelen moeten bestrijden, zonder beroep te doen op de Overheid en het zwaard van de Overheid. (Zie Anti-Revolutionaire Staatkunde, mei 1925).

De schrapping van de befaamde 21 woorden door Kuyper en de zijnen in 1905 ging van een onjuist uitgangspunt uit. Prof. dr. H. Visscher heeft de Synode van 1905 voorgehouden: de tijd is niet rijp voor wijziging van de Belijdenis, het onderzoek naar de juiste betekenis van de befaamde woorden is onvoldoende geweest (Brochure „Grijpt als 't rijpt"). Edoch, met een kleine meerderheid (24 voor, 16 tegen) besloot de Synode der Geref. Kerken in 1905 tot schrapping. Prof. Visscher heeft op grond van een breedvoerige documentatie aangetoond „Zo heeft de Synode van 1905 op grond van een verkeerde lezing in de Belijdenis veroordeeld hetgeen er in het geheel niet staat".

Ook in de Christelijk Gereformeerde Kerk is dit vraagstuk aan de orde geweest. Haar Synode te Apeldoorn oordeelde in 1928, dat de bedoelde zinsnede niet geschrapt behoefde te worden. De gronden van dit oordeel liggen in de. mening, dat art. 36 van de Overheid niet vraagt, dat zij te vuur en te zwaard de valse religie zal hebben te weren en de ware te bevorderen. Dit behoort ook volgens de mening van de Synode der Chr. Gereformeerde Kerken niet tot de roeping der Overheid. Het is duidelijk dat bij deze lezing van art. 36 er geen behoefte bestaat aan wijziging. De bedoelde Synode handhaafde daarom art. 36 onveranderd.

Toen de Synode der Gereformeerde Kerken in 1905 besloot tot schrapping van bedoelde zinsnede, was men er zich tegelijk van bewust, dat eigenlijk niet volstaan kon worden met schrapping en dat het zou moeten komen tot een nieuwe formulering van de roeping der overheid. Het heeft lang geduurd, voordat deze kwestie opnieuw tot onderwerp van beraadslaging werd gemaakt. Dit gebeurde namelijk pas in 1949 op een Synode, die te Amsterdam werd gehouden. Drie jaar later, in 1952, stelde de Synode te Rotterdam wel nog niet een nieuwe formulering vast, maar wel werd een nieuwe formulering in overweging gegeven. De ontwikkeling in de Gereformeerde Kerken dient nauwgezet in het oog gevat te worden. Het ware beter, indien de Gereformeerde Kerken terug kwamen op het onjuiste besluit van 1905 tot schrapping van de befaamde 21 woorden in art. 36 der Nederlandse Geloofsbelijdenis.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 december 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

„... om te weren en uit te roelen alle afgoderij en valse godsdienst, om het Rijk des Antichrists te gronde te werpen ...

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 december 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's