Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE Dordtse leerregels

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE Dordtse leerregels

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden, en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God zonder ons in ons werkt. En deze wordt in ons niet teweeggebracht door middel van de uiterlijke prediking alleen, noch door aanrading, of zulke manier van werking, dat, wanneer God nu Zijn werk volbracht heeft, het alsdan nog in de macht des mensen zou staan wedergeboren te worden, of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden.Maar het is een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige, en tegelijk zeer zoete, wonderbare, verborgene en onuitsprekelijke werking, dewelke, naar het getuigenis der Schrift (die van de Auteur van deze werking is ingegeven), in haar kracht niet minder noch geringer is dan de schepping of de opwekking der doden; alzo dat al diegenen, in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, zekerlijk, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren worden, en daadwerkelijk geloven. En alsdan wordt de wil, zijnde nu vernieuwd, niet alleen van God gedreven en bewogen, maar van God bewogen zijnde, werkt hij ook zelf. Waarom ook terecht gezegd wordt, dat de mens, door de genade, die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert.

HOOFDSTUK III/IV

Artikel 12

Niet door aanrading.

Soms zou men denken, dat de reformatorische leer alleen maar bedoelt om alles moeilijker te maken. Daarom wordt van een gereformeerd prediker meermalen gezegd: Hij verkondigt het Evangelie niet. Uit de kringen van wat men wel een confessionele evangelisatie noemt, wat dan vaak een zeer midden-orthodoxe geïnfiltreerde groepering is, wordt dat verwijt tegen de prediking ter plaatse ingebracht. Wat verstaat men dan onder het Evangelie? Iets dat neer komt op een algemene verzoening. Christus is voor alle mensen gestorven en dat moet men geloven. De noodzakelijkheid der wedergeboorte wordt rustig ia een hoek geschoven. Men predikt: geloof maar en neem maar aan. Alsof een natuurlijk mens enige mogelijkheid om te geloven heeft, terwijl de Heere Jezus heeft gezegd, dat zalig worden bij de mensen onmogelijk is. Geloof maar en neem maar aan. Praktisch komt er dan uit, wat de ouden noemden, een historisch geloof. En daarmee reist men dan de eeuwigheid tegemoet.

Het is te begrijpen, dat kerkgangers, die deze leer hebben aanvaard, zich bij de gereformeerde prediking in een andere wereld wanen. Het lijkt daar allemaal zoveel moeilijker. Calvijn laat daar zijn stem horen en zegt: daar moet eerst een vernedering des harten zijn, een mishagen aan zichzelf, een tollenaarsgestalte, een zuchten en roepen en dorst hebben, eer Christus zich aan u wil openbaren. En nog eens verheft hij zijn stem met een ander stuk en zegt: Om in Christus te geloven, moet Hij Zich aan u openbaren. De Heilige Geest moet daartoe uw verstand verlichten en uw hart overbuigen en anders kunt gij jaar en dag geloven, doch het zit een voet te hoog. U hebt het Evangelie alleen maar in uw natuurlijk verstand. Daar zijn kerkgangers genoeg, die deze prediking verafschuwen, hoewel zij volkomen bijbels en reformatorisch is. Hebben dan de reformatoren dit verkeerd gezien als b.v. Luther zegt: „zonder vrees en schrik, zoals de wet ze werkt, kan er geen recht berouw zijn en zonder dit geen Evangelie en geloof? " Ja, zegt men dan, ieder weet toch zeker, dat wij zondaren zijn. Maar Luther spreekt niet van bloot verstandelijk weten, doch van schrik en vrees.

Hebben zij ook de noodzakelijkheid van de levendmaking en van de werking van de Heilige Geest ten onrechte gepredikt? Men zou het haast denken als men de niet gereformeerde prediking van onze tijd hoort, die soms ook onder gereformeerde naam verschijnt. Zij lijkt op de remonstrantse van vroeger. De remonstranten leerden immers, „dat de genade, waardoor wij tot God bekeerd worden, niet anders is dan een zachte aanrading; of (gelijk anderen dit verklaren) dat dit de alleredelste manier van werking is in de bekering des mensen, en die het best overeenkomt met de natuur des mensen, welke door aanrading geschiedt; en dat er niets is, waarom deze aanradende genade alleen niet zou genoegzaam zijn om de natuurlijke mens geestelijk te maken; ja dat God niet anders de toestemming van de wil voortbrengt, dan door deze wijze van aanrading; en dat de kracht der Goddelijke werking, waardoor zij de werking des satans te boven gaat, hierin bestaat, dat God eeuwige, maar de satan tijdelijke goederen belooft."

Ik denk dat er in deze geest nog wel eens gepreekt wordt onder orthodoxe naam. Het is zon lieflijk Evangelie, ik raad u aan, beminde gemeente des Heeren, dat u het er voor houdt, dat alles in orde is. Geloof maar en neem maar aan, dat Jezus alles volbracht heeft en stoor u niet aan de mensen, die almaar roepen dat er wat gebeuren moet aan een mens, dat hij bekeerd moet worden en dat er zo'n kennis van zonde moet wezen. Het is veel eenvoudiger gemeente. Alles is in orde. Houdt het daarvoor, dat alles in orde is en leef gerust. Op zo'n liefelijke aanrading gaan ze natuurlijk graag in. Want dat elk mens een vijand van God is en geen lust heeft in de wegen des Heeren en geneigd is tot alle kwaad, daar schijnt men bij zichzelf nooit iets van bespeurd te hebben. Wie dit echter bij zichzelf elke dag gewaar wordt is blij, dat er bij God meer is dan een zachte aanrading. Deze schiet immers volstrekt te kort. De belijdenis der Hervormde Kerk, uitgedrukt in de Leerregels, schrijft dan ook: Dit is gans Pelagiaans en in strijd met de gehele Heilige Schrift, dewelke, behalve deze, nog een andere en veel krachtiger en Goddelijker manier van werking des Heiligen Geestes in de bekering des mensen erkent; gelijk bij Ezechiël: Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwe geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlezen hart geven." (Ezechiël 36 : 26).

Met aanrading alleen is niemand geholpen. Met de vurigste preken alleen is niemand geholpen. Alleen Gods Geest is machtig het stenen hart weg te nemen en een vlezen hart te geven. Gode zij dank, dit mag dan ook gepredikt worden. Niet alleen als noodzakelijk, maar ook als bij God mogelijk. En dan is er nog de belofte, dat de Vader de Heilige Geest zal geven degenen, die Hem bidden. De zwaarste prediking is de lichtste. Wat eerst zo erg moeilijk lijkt, blijkt helemaal van God af te vloeien. Doch de wedergeboorte, die de fontein des geloofs is geschiedt niet als vrucht van een zachte aanrading of van de prediking alleen.

Wat dan? Is het dan niet zo, dat in elk geval alles afhangt van de wil des mensen. Zijn het tenslotte niet de gedoopten, de kerkgangers, de mensen, die beslissen! Neen, want dan zag het er ook maar somber uit. Men is in onze dagen nog al bezig met de anthiopologie of wel de leer aangaande de mens. Daar zit het inderdaad goed fout mee bij velen in de kerk. Het semipelagianisme zit op de troon. Niet dat dit met zoveel woorden altijd beleden wordt, doch in de praktijk doen velen alsof de mens het nog wel zover kan brengen, dat hij zich wil laten bekeren. De oude waarheid, dat de natuurlijke mens zich niet kan bekeren, zich niet wil bekeren en zich niet wil laten bekeren wordt praktisch onder de tafel gewerkt. En dan hoort men veel van verantwoordelijkheid en van een uitstrekken van zijn zwakke handen des geloofs en van al die mooie gevoelige termen, doch men hoort niet de bijbelse waarheid, dat er een wonder aan elk mens gebeuren moet om te kunnen geloven. De Heere Jezus zei: „Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader hem trekke". Hij sprak ook: „Gij wilt tot Mij niet komen."

De wedergeboorte is echter gelukkig niet afhankelijk van de wil des mensen.

Ik zeg: gelukkig niet. Het lijkt weliswaar alsof dit een ramp is. Het is echter een zegen. Niemand zou tot het geloof komen. Niemand zou uit de geestelijke dood opgewekt worden, als het afhing van zijn wil. Wie deze remonstrantse leer huldigt berooft God van Zijn eer en de zondaar van zijn zaligheid. Want stel, dat inderdaad na alle werkingen van Gods genade de mens besliste, dan zou de mens door zijn beslissing de voornaamste, de beslissende oorzaak zijn van zijn wedergeboorte en geloof. Dan heeft God maar af te wachten wat de mens doet. Voorts is het zo, dat zelfs de prediking van Jezus de wil des mensen niet bewoog, want na Zijn prediking wilden zij niet. (Joh. 5 : 40). Dus niemand zou zalig worden als Gods Geest de wil der uitverkorenen niet bewoog en overboog.

Daarom wijst onze belijdenis (Verw. d. dw. in/IV, 8) de leer af van hen, die leren „dat God zulke krachten Zijner almogendheid in de wedergeboorte des mensen niet gebruikt, waardoor Hij diens wil krachtiglijk en onfeilbaar zou buigen tot geloof en bekering; maar dat, alle de werkingen der genade'volbracht zijnde, dewelke God gebruikt om een mens te bekeren, de mens nochtans Gode en de Heilige Geest, wanneer Hij zijn wedergeboorte voorheeft en hem wederbaren wil, alzo kan wederstaan, en metterdaad ook dikwijls wederstaat, dat hij zijns zelfs wedergeboorte ganselijk belet; en dat het overzulks in zijn eigen macht blijft, wedergeboren te worden of niet. Want dit is anders niet dan al de kracht van de genade Gods in onze bekering wegnemen, en de werking des almachtigen Gods aan de wil des mensen onderwerpen; en dat tegen de apostelen die leren: Dat wij geloven naar de werking der sterkte Zijner macht (Ef. 1 : 19). En: Dat God het welbehagen zijner goedigheid, en het werk des geloofs, in ons vervult met kracht (2 Thess. 1 : 11). En: Dat Zijn Goddelijke kracht ons alles wat tot het leven en de Godzaligheid behoort geschonken heeft. (2 Petr. 1 : 3)".

Zo wordt het Evangelie pas Evangelie. Laat al wat de naam van Christus noemt er toch blij mee zijn, dat de Kerke Gods een volkomen Zaligmaker heeft. En dan maar prediken, dat de Heere Jezus gekomen is om zondaren zalig te maken. Wat wil men mooier. Hij bidt Zich door middel van de rechte prediking aan alle mensen aan.

Waartoe? Om hen zalig te maken ia de weg van bekering en geloof. Hij zelf is begonnen met de prediking: bekeert u. Doe wat de verloren zoon deed. Doe wat de tollenaar deed. Doe wat de moordenaar deed. Doe wat Saulus van Tarsen deed. Verneder u onder de krachtige hand Gods, opdat Hij u verhoge. Bekeert u, bekeert u. De prediker zal ondervinden, dat zijn ernstige roepstem zonder vrucht blijft bij velen. Maar als het God behaagt komt er bij deze en gene een Godsgemis, een gevoel van het ongenoegen Gods, een weten van schuld, een verlangen naar een nieuw hart. Deze leren het verstaan, dat er een wonder Gods aan hen nodig is. Zij luisteren zo graag naar dat oude Evangelie. Wat dit betreft kunnen zij het opwekkingslied der Negers wel zingen: „O die ouderwetse godsdienst is nog goed genoeg voor mij."

De gereformeerde prediking van een God, Die veel meer doet dan aanraden en Die zelfs hun wil overbuigt, dat drinken zij in als de woestijnmens een beker koud water.

Wat is dat nieuwerwetse evangelie van neem het maar aan en er hoeft niets te gebeuren en geloof het nu maar, want je wil het toch wel, voor hen arm en leeg. Zij hebben er geen troost van. Het brengt ze in de wanhoop. Arme gemeenten, die het met zo'n prediking moeten doen. De bokken uit Matth. 25 worden geweid en de schapen lijden honger en God wordt niet verheerlijkt doch de mens.

Maar die geroepen worden naar de orde van de gouden keten des heils uit Rom. 8 leren zichzelf kennen als verharden van hart en als onwilligen. Maar zij ervaren het dat de Heere roept en wederbaart, die Hij wil. Het staat niet in hun macht. Dat ondervinden zij. En dan eindigt hun wedergeboorte en bekering in de feestzang:

„Mijn God, ik zal U eeuwig loven. Omdat Gij het hebt gedaan". Dat zeggen de genoemde remonstranten ook, ik heb weet. Maar bij hen is het namaak, want zij hebben zelf de doorslag gegeven. Zij belijden immers, dat het in de macht des mensen zou staan, na al Gods genadewerkingen, wedergeboren te worden of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden.

Zo spreekt de ware Kerk niet. Zij zingt van 't wederhorig kroost en belijdt:

„Door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen."

Dit kan de remonstrant nooit meezingen, als hij niet van twee walletjes eet: remonstrants belijdt en gereformeerd zingt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 april 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE Dordtse leerregels

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 april 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's