Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE Dordtse LEERREGELS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE Dordtse LEERREGELS

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden, en leveridmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God zonder ons in ons werkt. En deze wordt in ons niet teweeggebracht door middel van de uiterlijke prediking alleen, noch door aanrading, of zulke manier van werking, dat, wanneer God nu Zijn werk volbracht heeft, het alsdan nog in de macht des mensen zou staan wedergeboren te worden, of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden.Maar het is een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige, en tegelijk zeer zoete, wonderbare, verborgene en onuitsprekelijke werking, dewelke, naar het getuigenis der Schrift (die van de Auteur van deze werking is ingegeven), in haar kracht niet minder noch geringer is dan de schepping of de opwekking der doden; alzo dat al diegenen, in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, zekerlijk, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren worden, en daadwerkelijk geloven. En alsdan wordt de wil, zijnde nu vernieuwd, riiet alleen van God gedreven en bewogen, maar van God bewogen zijnde, werkt hij ook zelf. Waarom ook terecht gezegd wordt, dat de mens, door de genade, die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert.

L, Vroegindeweij

HOOFDSTUK III/IV Artikel 12

Bovennatuurlijk.

Eerste opmerking: houdt altijd rekening met het levensverband der dingen. God moet in het mensenleven ingrijpen, anders gaat de mens gewis verloren en blijft verloren. Waarom, zou men kunnen vragen, mag de mens het zelf niet doen? Het is geen kwestie van niet mogen, doch van niet kunnen en zelfs van niet kunnen willen. Wat is het verband van de wonderbaar heerlijke prediking van de noodzakelijkheid en werkelijkheid der wedergeboorte? Dat God al Zijn genade aan ieder mens, die het evangelie hoort, aanbiedt en hem nodigt zich te laten zaligen, maar dat niemand tot God wil komen. De mens is geestelijk dood en glimlacht om het aanbod van verzoening der zonden en vernieuwing des harten. De sadduceeër en de farizeeër hebben geen van beide, voor hun ibewustzijn, deze vergeving en vernieuwing nodig. De pelagiaan of de remonstrant evenmin. Daar zit de knoop. Maar voor de mens, die zich van zijn verlorenheid bewust wordt, is de prediking van de wedergeboorte een grote verheuging.

Waarom heet zij bovennatuurlijk? Omdat de vaderen de gedachte willen afwijzen, dat de aanrading of het aandringen van mensen genoeg is voor het heil. De oorzaken van de wedergeboorte liggen niet in aardse zaken alleen. De prediking, het bijbellezen, de aanspraak of toespraak alleen bewerken het geloof niet. Want wat is de eerste vrucht der wedergeboorte? Het geloof, waardoor de wedergeborenen ten nauwste met Christus verenigd zijn. De H. Geest verenigt zich met het Woord en zo geschiedt de verlichting van het verstand en de overbuiging des harten. Door het geloof komt Christus in ons wonen en hebben wij de Geest van Christus. Zo worden de uitverkorenen geestelijke mensen.

Deze bovennatuurlijke werking werd door de remonstranten bestreden. Zij spraken van een zedelijke werking en bedoelden daarmee een genade-werking, die van 's mensen toestemming en inwilliging afhankelijk is.

Wat is de troost van deze leer? Als wij, door Gods Geest bearbeid, geleerd hebben, dat wij niet te vernieuwen zijn door de preken, overleggingen, gebeden, wensen van mensen, leert ons de Schrift, dat er een Godsdaad beloofd is, die alle onmogelijkheden bij ons op zij werpt en dat er een genade is, die met Goddelijke kracht in ons binnenste doordringt en ons herschept naar Gods beeld.

In de Institutie III, 1, 4 schrijft Calvijn: „Maar dewijl het geloof 't voornaamste werk des Geestes is, zo wordt een groot deel van die dingen, die alom in de Schrift te lezen zijn om de kracht en werking des Geestes uit te drukken, aan het geloof toegeëigend; overmits hij ons alleen door hetzelve brengt tot het licht des Evangelies, gelijk Johannes de Doper leert, dat degenen die in Christus geloven dit privilege en voorrecht gegeven is, dat zij kinderen Gods zijn, die niet uit vlees en bloed, maar uit God zijn geboren. Daar stelt hij God tegen vlees en bloed, en hij beweert alzo daarmede, dat het een bovennatuurlijke gave zij, dat de mensen door het geloof Christus ontvangen, die anderszijds in hun ongeloof zouden blijven steken. Waarmede overeenkomt het antwoord van Christus: Vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, die in de hemelen is... Alzo spreekt ook Paulus als hij zegt, dat de Efeziërs verzegeld zijn geweest met de H. Geest der beloften. Want hij betoont, dat hij een inwendig Leermeester is, door wiens werking de belofte der zaligheid tot in onze harten doordringt, dewelke anderszins alleen de lucht of onze oren slaan en treffen zoude ... Daarom prijst Paulus zo zeer de dienst des Geestes. Want de leraars zouden zonder vrucht en vordering roepen, indien Christus d' inwendige Leermeester zelf door Zijn Geest niet tot zich trok, die Hem van Zijn Vader gegeven zijn. Gelijk wij dan gezegd hebben, dat de volkomen zaligheid in de Persoon van Christus gevonden wordt: alzo, opdat wij Zijns deelachtig zouden worden, doopt Hij ons in de Heilige Geest en met vuur, verlichtende ons tot het geloof van Zijn evangelie, en alzo wederbarende, dat wij nieuwe creaturen zijn ... Bij 1 Cor. 6 : 11: „En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd in de naam van de Heere Jezus en door de Geest onzes Gods" tekent Calvijn aan: „Hij onderscheidt de ambten wel nauwkeurig. Want het bloed van Christus is de stof van onze reiniging: wij zijn gerechtvaardigd en geheiligd door Zijn dood en opstanding. Maar aangezien de reiniging door Christus teweeggebracht en de verwerving van de gerechtigheid niets nut tenzij voor hen, die door de kracht van de Heilige Geest deelgenoten van al die goederen zijn gemaakt, verbindt hij terecht de Geest van onze God met Jezus Christus. De Heere Jezus is ons dus de fontein van alle goederen, en van Hem hebben wij alle dingen. Maar Christus Zelf met al Zijn goederen wordt ons medegedeeld door de Heilige Geest. Want wij ontvangen Christus door het geloof, en Zijn genade wordt ons door Hem toegeëigend. Nu, de auteur van het geloof is de Heilige Geest".

Een zeer krachtige werking.

Hoe krachtig is deze werking? Is zij te weerstaan of onwederstandelijk? Daar gaat het om. Augustinus e.a. leerden een onfeilbare werkzaamheid der krachtdadige genade. Die anderen waren Jansenisten en ook wel Thomisten onder de roomse theologen. Maar Rome heeft de leer van de onwederstandelijkheid der genade beslist verworpen en daartegen uitgesproken: wanneer het hart door middel van de verlichting des Heiligen Geestes is aangeraakt, kan hij deze ver­lichting verwerpen en de genade weerstaan. Dat is ook de leer van de Pelagianen en Semi-pelagianen, Wederdopers, latere Lutheranen en Remonstranten.

Wat betekent de term „onwederstandelijke genade"? Het is een woord waar de Gereformeerden indertijd niet eens zo blij mee waren. Het stond bij hen vast, dat de genade door de natuurlijke mens ten allen tijde wederstaan wordt. De Schrift laat ons zien, hoe Kaïn de waarschuwende genade weerstond, hoe de prediking van Noach werd afgewezen en hoe dus alles, wat wij algemene genade noemen, weerstaan wordt. De mens doet niet anders en kan niet anders dan tegen Gods genade strijden. Hiervan geldt: „gij wederstaat altijd de H. Geest"  (Hand. 7 : 31). Calvijn tekent er bij aan: „Er is hier geen sprake van verborgen openbaringen, welke God schenkt aan ieder persoonlijk van binnen, maar van de uitwendige bediening. Want wij moeten goede acht geven. Hij wil elke vorm van verontschuldiging aan de Joden ontnemen en daarom verwijt hij hen, dat zij wederspannig tegen de Heere zijn geweest uit vrije wil en niet uit onwe­tendheid. Hieruit blijkt hoe hoog God Zijn Woord acht en met welke eerbied Hij het door ons ontvangen wil hebben. Daarom pas op, dat wij niet de oorlog aan God verklaren als reuzen en laten wij^ leren om gewillig naar de dienaars des Woords te luisteren, door welker mond Hij ons onderwijst".

Dus de genade kan wel degelijk weerstaan worden en wordt tegengestaan. Maar als God nu eens bijzonder doorzetten wil? Dan nog, zeggen de niet-gereformeerden. Dan niet meer, zeggen de gereformeerden. „De staat van het geschil was alzo niet of de mens Gods genade telkens weerstond en weerstaan kon, maar of hij tenslotte, op het bepaalde ogenblik, dat God hem wederbaren wilde en met de krachtdadige genade (gratia efficax) in zijn hart werkte, die genade nog verwerpen kon".

Op dit punt werd voor de vaderen de genade onwederstandelijk. Zij konden niet anders leren, omdat zij niet voorbij konden zien aan de tekening, die de Schrift geeft van de gevallen mens.

De remonstranten bleven en blijven staan bij de teksten, die handelen over de algemene genade. Zij beroepen zich op Jes. 5: 1-8: Wat is er nog meer aan Mijn wijngaard te doen? ; Jes. 65:2, 3: Ik heb Mijn handen uitgebreid de ganse dag; Ez. 12 : 2: Zij hebben oren om te horen doch horen niet; Matth. 11: 21-23: Als in Tyrus en Sidon de krachten geschied waren, zij zouden zich bekeerd hebben; Matth. 23 : 37: Gijlieden hebt niet gewild; Luc. 7 : 30: De Farizeeërs hebben de raad Gods tegen zich verworpen; Joh. 5 : 34: Ik spreek opdat gij behouden zoudt worden; Hand. 7 : 51. Aangrijpende woorden over de grote genade Gods over allen, die het woord horen. Maar ergens gaat 's Heeren goedheid nog dieper en is de mens onbereikbaar. Het is in de Schrift zo, dat de mens al verder wegvlucht en al dieper ontbloot wordt, maar dat ook Gods genade verder gaat. Deze diepste nood des mensen en deze bijzondere genade Gods laten de remonstranten rusten. Zij wisten veel van genade. Luister slechts naar hun uitspraak: „dat de genade Gods is het beginsel, de voortgang en volbrenging alles goeds, ook in zoverre, dat de wedergeboren mens zelfs, zonder deze voorgaande of toekomende, opwekkende, volgende en medewerkende genade, noch het goede denken, willen of doen kan, noch ook enige verzoekingen ten kwade weerstaan: zodat alle goede daden of werkingen, die men bedenken kan, de genade Gods in Christus moeten toegewezen worden. Maar zoveel de manier der werking dezer genade aangaat, die is niet onwederstandelijk, want er staat van velen geschreven, dat zij de H. Geest wederstaan hebben".

Deze laatste tekst kenden de gereformeerden ook en dit beaamden zij ten volle. Doch zij vonden meer in de H. Schrift. Zij lazen Jeremia 13:23: Zal ook een Moorman zijn huid veranderen? Matth. 6 : 23: Het licht in ons is duisternis; Matth. 7 : 18: een kwade boom kan geen goede vruchten voortbrengen. De mens kan dus niet anders dan genade weerstaan; Joh. 8 : 34: Die de zonde doet is een dienstknecht der zonde. Rom. S : 17: dienstknechten der zonde zijn we; Rom. 8:7: „het bedenken des vleses is vijandschap tegen God"; 1 Cor. 2:14: de natuurlijke mens verstaat niet de dingen Gods; 2 Cor. 3 : 5: van onszelven niet bekwaam iets goeds te denken; Efeze 2:1: dood in zonden. Wat voor goeds kan men van zulke mensen verwachten? En dan dachten de vaderen na over de krachtige woorden en beelden, waarmee het werk der genade in de ziel des mensen beschreven wordt. Deut. 30 : 6: de besnijdenis des harten. Dat is meer dan aanrading. Jer. 31: 31w. een nieuw verbond, de wet in het binnenste; Ez. 36 ; 26: een nieuw hart en geest geven, stenen hart wegnemen. Joh. 3:3, 5: wedergeboorte; Joh. 6 : 44: „Niemand kan komen tenzij de Vader hem trekke". Ef. 2 : 1-10; Phil. 2 : 13: God werkt het willen en het werken; Petr. 1 : 3: wedergeboren tot een levende hoop.

Op deze gronden en nog veel meer hebben de vaderen de krachtdadigheid en wederstandelijkheid der genade Gods beleden in de Leerregels.

Bij de remonstranten van vroeger en nu wordt de onwederstandelijkheid van Gods genade tegengestaan vanuit de autonomie van de mens. Met veel recht zou men kunnen stellen, dat alles wat niet calvinistisch gereformeerd is vrijzinnig is in wezen. De hele middenorthodoxie is een krachteloze beweging als het om de waarachtige vreze Gods gaat en niet over menselijke vroomheid vanwege de neiging tot de vrijzinnige autonomie, die zij heimelijk belijdt. Daarom kan men zich niet daadwerkelijk tegen prof. Smits stellen, hoezeer men zijn formulering tegenstaat, omdat men aan hem verwant is in wezen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE Dordtse LEERREGELS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's