Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE PERS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE PERS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het Gereformeerde Weekblad (Kok) gaat prof. Ridderbos door over het onderwerp dat hij in vorige artikelen al één en ander maal aangesneden had, de vraag namelijk hoe we kunnen en moeten handelen in de (zoals hij het noemt) dikwijls kwellende spanning tussen het belijdende en het oecumenische karakter der kerk. In het nummer van 30 juni geeft hij zijn visie over deze zaak weer in een tweetal stellingen:

Zonder op alle problemen die hier in de praktijk van het kerkelijk handelen rijzen, in te gaan, zou ik in het kort twee dingen willen stellen: iedere kerk, die gemeenschap weigert met hetgeen zich buiten haar eigen gebied aan openbaring van de ene, heilige katholieke kerk openbaart, handelt ten principale in strijd met haar eigen kerk-zijn. Anderzijds: iedere oecumeniciteit, die een beknotting betekent van hetgeen een afzonderlijke kerkgemeenschap in trouw aan Gods Woord heeft leren belijden en betrachten, is ten principale geen echte, maar een gemaakte oecumeniciteit.

Prof. R. gaat deze stellingen dan met een voorbeeld uit de praktijk toelichten:

Wanneer — om een voorbeeld te noemen — in de Wereldraad van Kerken de waarlijk katholieke belijdenis van Christus als God en Zaligmaker inderdaad het einde van alle tegenspraak is, mogen de gereformeerde en andere kerken toezien, of zij hun oecumenische roeping verstaan, wanneer zij zich aan het beraad en de samenwerking daarin blijven onttrekken. Wanneer het daarentegen waar zou zijn dat deze belijdenis naar haar Schriftuurlijke inhoud in de Wereldraad ook weersproken en geloochend zou kunnen worden, hebben wij met een oecumenisch streven te doen, dat zich ten onrechte op het katholieke karakter der kerk beroept. Want dit katholiek karakter is geen ja en neen, maar berust alleen op het ja in Christus en het amen van ons. De vraag pro of contra de Wereldraad laat zich daarom naar mijn mening niet beantwoorden door eerst een onderzoek in te stellen of alle participerende kerken deze katholieke belijdenis in hun midden wel handhaven — dan zouden wij de zaak spoedig kunnen beslissen. Zij moet haar antwoord vinden in het doen en laten van de Wereldraad zélf, die (uiteraard) geen verantwoording kan nemen voor de kerken die bij haar zijn aangesloten, maar zich wél ten volle verantwoordelijk moet stellen voor hetgeen in haar midden als raad en coöperatie van kerken geschiedt.

Wanneer de door hem omschreven eenheid in de kern bestaat en ook tot openbaring komt, dan wil dat volgens prof. R. nog helemaal niet zeggen dat er dan ook vanzelfsprekend een eenheid van het kerkverband zou zijn. Het zou zelfs onwerkelijk en onhistorisch zijn om zulk een eenheid te willen forceren.

Het is, om een voorbeeld te noemen, enerzijds zeker niet onmogelijk om in een bepaald verband tezamen met de Grieks-orthodoxe kerk Jezus Christus als God en Zaligmaker te belijden. Maar wanneer men zulk een belijdenis over en weer van elkander niet afwijst, betekent dit niet dat men Grieks-orthodoxen en Lutheranen of Gereformeerden dus ook wel in één kerkverband kan verenigen. Men kan zelfs zeggen, dat naarmate de gemeenschap in het onloochenbaar-katholieke wijder wordt, de mogelijkheden van één organische kerk kleiner worden. Wanneer de Wereldraad een steeds groter aantal kerken in zich verenigt — bijv. ook die uit Oost-Europa — en haar verbindingen met de Roomse kerk nauwer worden, zal de pluriformiteit der kerk — om Kuypers term nog eenmaal te gebruiken — zich steeds duidelijker in haar demonstreren, maar zal de kans, dat zij de weg naar een eenheids-kerk zou kunnen banen, steeds geringer worden. Dat betekent niet, dat iedere oecumenische beweging, die deze pluriformiteit in een zo groot mogelijke variatie vertoont en wil vertonen, dus een hopeloze zaak is. Zij mag, menselijk beschouwd, een hopeloze zaak schijnen als het gaat om de met de katholiciteit der kerk strijdige verdeeldheid der kerk weg te nemen; maar zij behoeft geen hopeloosheid en geen hersenschim te zijn als het er om gaat om het in die verdeeldheid wel schuil gaande, maar daarom toch niet verdwenen katholiek karakter van de kerk op aarde enige gestalte te geven, in consultatie, in samenwerking, misschien ook in federatie. .

Prof. R. wil dan de samenbundeling van de katholieke elementen in de empirische kerken, maar daarnaast wil hij ook geen enkele kerk ontheffen van de verplichting om haar roeping als kerk in haar eigen gebied zo goed mogelijk na te komen. De „eigenheid" der „deelkerken" zal de oecumenische gestalte der kerk slechts in de weg staan als haar eigenheid eigenwilligheid zou betekenen. Nimmer zal dus een kerk maar wat water bij de wijn mogen doen om zogenaamd de oecumene niet in de weg te staan. Gaat men op die manier de hinderpalen voor een „oecumenische" samenwerking uit de weg ruimen, dan is daarvan voor de ware eenheid van Gods kerk geen heil te verwachten.

Mogelijk zullen we ons nog herinneren, dat we in deze rubriek enige tijd geleden wezen op een artikel van prof. Berkhof in „In de Waagschaal", waarin hij allerlei uitlatingen van dr. R. Boon recht zette. Dr. Boon noemde toen als middel tegen de verdeeldheid der kerken en voor de rechte tuchtoefening in de kerk een terugkeren naar het credo en naar de tijd dat er nog één ongedeelde kerk was.

Over de reactie daarop door prof. Berkhof schreven we reeds. In I. d. W. van 24 juni vinden we een kort antwoord van dr. B. aan prof. B.

Blijkbaar zijn enkele dingen in een persoonlijk onderhoud al tot meerdere klaarheid en begrip voor elkanders standpunt gekomen. Maar verder heeft één en ander toch schijnbaar nog al wat in beweging gebracht. Het lag namelijk eerst in de bedoeling van dr. B. om in een reeks over oecumenische vragen, zijn tot nu toe gegeven aanduidingen nader te adstrueren. Maar na een discussie met de redactie heeft hij de indruk dat het vooralsnog geen zin heeft om deze materie langs de lijnen die hij zich had voorgesteld in I. d. W. verder door te spreken.

Dr. B. eindigt zijn zeer korte antwoord aan prof. B. dan:

Iedere deelnemende kerk moet voor zichzelf uitmaken, hoe zij met die discrepantie klaar komt. Indien ik nu van hier uit de kerkformatie en traditie van het gereformeerd protestantisme, waartoe mijn hervormde kerk behoort, kritisch beschouw, dan kan ik niet blind zijn voor de vreselijke werkelijkheid dat dwars tegen hetgeen mij de Schrift omtrent het wezen der kerk voorhoudt dit gereformeerd protestantisme zich zijn gehele ontwikkeling door heeft gemanifesteerd als een repeterende breuk.

Wat zou nu meer voor de hand liggen, dan dat wij in gehoorzaamheid aan de Schrift onszelf de weliswaar pijnlijke maar niettemin onontkoombare vraag zouden stellen wat er aan het gereformeerd protestantisme in de wortel schort?

Dat het middel, dat ik zocht om uit de gereformeerde verwarring te geraken, erger wordt geacht dan de kwaal van die verwarring, het zij zo. Ik hoop echter van harte, dat iemand anders met meer bijval het ontleedmes met onverschrokkenheid en oecumenische openheid zo weet te hanteren, dat de splijtzwam in het gereformeerd protestantisme kan worden blootgelegd en — zo mogelijk — ook kan worden uitgesneden, hoe pijnlijk het snijden in eigen dierbaar vlees ook moge zijn.

Wij hopen, dat, het ontleedmes nimmer zo gehanteerd zal worden, dat men precies het hart uit het gereformeerd protestantisme zal uitsnijden, en terug zal gaan keren naar Rome.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 augustus 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

UIT DE PERS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 augustus 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's