Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE Dordtse LEERREGELS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE Dordtse LEERREGELS

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar het is een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige, en tegelijk zeer zoete, wonderbare, verborgene en onuitsprekelijke werking, dewelke, naar het getuigenis der Schrift (die van de Auteur van deze werking is ingegeven), in haar kracht niet minder noch geringer is dan de schepping of de opwekking der doden; alzo dat al diegenen, in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, zekerlijk, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren worden, en daadwerkelijk geloven. En alsdan wordt de wil, zijnde nu vernieuwd, niet alleen van God gedreven en bewogen, maar van God bewogen zijnde, werkt hij ook zelf. Waarom ook terecht gezegd wordt, dat de mens, door de genade, die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert.

HOOFDSTUK III/IV Artikel 12

Geen sluimerende wedergeboorte.

Hoeveel nadruk wij ook begeren te leggen op de werking van de Heilige Geest, we maken deze werking niet los van het Woord. De prediking van het Woord zetten we voorop. Door het gepredikte Woord werkt de H. Geest. Calvijn acht ook het lezen van de Schrift alleen niet genoeg. Hij tekent aan bij 2 Tim. 4: 1, dat Paulus hier de Schrift met de prediking verbindt. „Daardoor wordt ook de aanmatiging teruggedrongen van sommige fanatiekelingen, die er zich op beroemen, dat zij geen leraars nodig hebben, omdat het lezen van de bijbel voldoende is. Maar nadat de heilige Paulus over het nut van de Schrift heeft gesproken, voegt hij er niet alleen bij, dat allen haar moeten lezen, maar ook dat de leraars moeten dienen in wat hen is opgedragen. Want omdat al onze wijsheid in de Schriften is besloten en wij geen wijsheid elders moeten zoeken, noch de leraars ergens anders kunnen putten om te onderwijzen, zo zullen allen, die geen rekening houden met het hulpmiddel van de levende stem der herders en zich tevreden stellen met eenvoudig de Schrift te lezen, gevoelen, dat het verkeerd is het middel te verachten, dat God en Jezus Christus verordineer d heeft om te leren. Laten we er om denken, zeg ik, dat het lezen van de Schrift op die wijze aan allen is aanbevolen, dat nochtans de dienst des Herders in niets wordt belemmerd. Daarom moeten de gelovigen trachten zowel door lezen als door horen er van te profiteren, omdat God beide niet zomaar heeft bevolen".

Bij Efeze 4: 12 tekent Calvijn aan, dat de opbouw van het lichaam van Christus geschiedt door de uitwendige bediening des Woords. „Daaraan kan men duidelijk zien, dat zij geestelijk gestoord zijn, die denken zonder dit middel volmaakt te kunnen worden in Christus. Zoals daar de fantasten zijn, die zich geheime openbaringen van de Geest smeden en de hoogmoedigen, die menen dat het genoeg is, dat zij voor zich zelf de Bijbel lezen, zodat zij de algemene kerkdienst niet nodig hebben. Want indien het alleen aan Christus toekomt om de Kerk te bouwen, dan is het ook aan Hem alleen om het middel, dat Hij voor de opbouw wenst, te beschikken. Nu getuigt Paulus hier duidelijk dat volgens de ordening, die Christus hier heeft gesteld, wij niet op de goede wijze worden volmaakt en samen verenigd anders dan door de uitwendige prediking, wanneer wij het goed vinden door mensen te worden bestuurd en onderwezen".

Het uitwendige woord gaat dus voorop. Dat is de gewone weg. Het lijdt geen twijfel, dat er ook een ongewone weg is. De bijbelheiligen zijn menigmaal onderwezen zonder de uitwendige prediking. Maar dat zijn de uitzonderingen. Maar nu zijn we er nog niet. Het gepredikte woord, dat tot ons komt zonder vergezeld te zijn van de Geesteswerking is wel Gods Woord, maar het draagt geen vrucht. Het van buiten af komend woord der prediking moet vergezeld zijn van een directe Geesteswerking. Calvijn zegt bij Joh. 14: 25, dat de discipelen welgemoed moesten zijn, ook als zij nog niet alles verstonden, wat zij gehoord hadden. Zij moesten welgemoed zijn, totdat de inwendige Leermeester, de H. Geest, deze dingen in hun hart zou spreken. „Deze vermaning is voor alle mensen zeer profijtelijk. Want indien wij van stonde aan niet verstaan, wat Christus leert, zo krijgen wij spoedig de walg en het verdriet om tevergeefs te arbeiden in dingen, die ons duister zijn. Maar wij moeten een vurige begeerte in ons hebben om ons te laten leren: wij moeten de oren neigen en aandachtig zijn, indien wij bekwaam in de school van Christus willen toenemen. Maar inzonderheid hebben wij lijdzaamheid van doen, totdat de Geest ons openbaart, waarvan wij dikwijls dachten, dat we het tevergeefs gelezen of gehoord hadden... Voorts omdat Christus getuigt, dat het eigen ambt des Geestes is de Apostelen te leren, 't geen zij alreeds uit zijn mond geleerd hadden, zo volgt dat de uitwendige prediking tevergeefs en zonder waarde is, tenzij de onderwijzing des Geestes er bij is. Zo heeft dan God tweeerlei wijze van leren. Want Hij luidt door de mond der mensen in onze oren, en inwendig spreekt Hij ons met Zijn Geest aan. Dit doet Hij soms op hetzelfde uur en soms op verschillende tijden, naardat het Hem belieft".

Wat is nu de vrucht van de werking des Geestes? Al degenen, in wier hart God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, worden zekerlijk, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren en gaan daadwerkelijk geloven. God geeft niet alleen de kracht om te geloven, maar ook de daad van het geloven zelf.

Is nu de mens een ander mens dan de niet-wedergeborene? Dat is hij ongetwijfeld. Kohlbrugge zegt: „Bij de wedergeborene is veel meer gevoel van zonde dan bij de niet-wedergeborene". Er is geloof in Christus. Er is een nieuwe schepping. Daaruit volgt niet, dat de wedergeborene zich beter voelt dan anderen. Hij gevoelt juist de grootheid van zijn kwaad en dat hij geheel van genade moet leven. Daar is een grote ommekeer, doch de kern er van is de wending van het eigen ik en van eigen gerechtigheid af naar Christus en Zijn gerechtigheid. Wedergeboren worden is in zichzelf tot niets worden. Dat is een onfeilbaar werk Gods. Geen uitverkorene houdt het tegen. Hoewel de mens altijd van nature de H. Geest wederstaat, wordt de uitverkorene overgehaald de tegenstand op te geven.

Is dit nu soms een slapende wedergeboorte? Zo is het wel eens voorgesteld. Men verstond daaronder, dat een mens door de Heilige Geest tot nieuw leven kon zijn wedergeboren zonder dat zich dit nieuwe leven voorlopig in enig opzicht deed gelden, zonder dat het zich openbaarde in geloof en bekering. Artikel 12 wijst deze gedachte af. Wedergeboren worden en daadwerkelijk geloven wordt onmiddellijk naast elkaar gezet. Dat moet ook wel. Wat is wedergeboorte in z'n kern? Dat een mens in beginsel in levensgemeenschap wordt gezet met Christus. Zijn ogen aanschouwen Hem en zijn hart opent zich voor Hem. Dus omhelst hij de Christus met een waar geloof, hoe zwak dat ook zijn moge.

Calvijn zegt daarvan bij Joh. 1:13, dat het geloof uit de wedergeboorte als uit een fontein vloeit. „Daarom, zoveel ons gevoelen aangaat, beginnen wij niet eer kinderen Gods te worden, voordat wij geloven". Wedergeboorte d.i. verlichting en overbuiging van verstand en hart, is dus onmiddellijk gericht op Christus. Wie in Hem gelooft is wedergeboren, is een kind Gods. Wat heeft hij dan meer dan andere mensen? Hij heeft Christus. Dat is de grote zaak. Zeker, hij heeft kennis van zijn zonde, verlangen om naar Gods geboden te leven. Armoede des geestes. Dat speelt allemaal mee. Hij is in elk opzicht anders dan anderen, wat nog niet wil zeggen: beter. Maar de enige roem is: Christus en Dien gekruist. „En voorwaar, wanneer de mensen zichzelf nauw onderzoeken willen, zo zullen zij in zich niets bevinden, dat de kinderen Gods betaamt, dan alleen wat Christus hen gegeven heeft".

Schortinghuis omschrijft de wedergeboorte niet zo veel anders: „De gestaltelijke overgang van een innig christen uit de staat der natuur en der overtuiging tot de gelukkige en zalige staat der genade is een algehele verandering van de mens. Dat noemt de Heilige Schrift wedergeboorte, vernieuwing, geloof, bekering. Daarbij omhelst en aanvaardt hij, met verloochening van alle eigen gronden en steunsels, de alleen algenoegzame en bereidwillige Heiland Jezus Christus, alleen uit vrije genade, geheel en om niet, tot verzoening, heiligmaking en eeuwig behoud". Zulk een wedergeboorte kan moeilijk sluimeren en slapen. Daar moet hier een nieuwe mens opstaan, hoe sterk de oude zich moge betonen.

Welk een grote verandering de wedergeboorte betekent, kan men ook afleiden aan de werking, waarvan deze nieuwe geboorte een vrucht is. Dat is een dubbele werking. De mens is immers van nature blind voor het Evangelie. Maar die wedergeboorte is zo krachtig, dat het verstand des mensen nu zichzelf transcendeert. Door de Geest Gods wordt heel het binnenste des mensen veranderd. „Want de ziel, door Hem verlicht zijnde, verkrijgt en ontvangt als 't ware een nieuwe scherpzinnigheid, door welks glans zij voorhenen in zichzelf verblind werd. En als het verstand des mensen alzo door het licht des Heiligen Geestes beschenen is, zo begint het dan eerst waarlijk te smaken de dingen, die tot het Rijk Gods behoren: zijnde te voren dwaas en onverstandig om die te proeven". De H. Geest schept nieuwe ogen en neemt het wantrouwen van het hart weg. Het is duidelijk, dat deze nieuwe ogen direct gaan werken. „Het Woord des Heeren is wel degenen, die het gepredikt wordt, gelijk een zon, die iedereen beschijnt, maar zonder enige uitwerking voor de blinde". Maar als de ogen opengedaan zijn moet de blinde zien. Zo is het nu ook met de overtuigde zondaar. De overtuiging gaat vooraf. Christus openbaart Zich alleen aan overtuigde mannen en vrouwen, die zichzelf als zondig kennen. Maar als iemand, die de zonde tot zonde is geworden, weten wil of de beginselen van het nieuwe leven in hem zijn, dan moet hij overdenken of Jezus hem dierbaar is geworden in beginsel. De boom wordt aan zijn vruchten gekend, ook de boom der wedergeboorte. Van toevluchtnemend geloof wordt wel lelijk gedaan in onze dagen, maar als er het wantrouwen tegenover de Heere Jezus in uw hart afneemt en als ge in Hem zaligheid begint te zien en als het verlangen naar Hem sterker wordt en als gij uw handen naar deze zalige Heere begint uit te strekken, wees er blij mee. De Geest verlicht het verstand en neigt het hart tot Christus om uit de staat der overtuiging over te zetten in Hem. Keulen en Aken zijn niet op één dag gebouwd.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 augustus 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE Dordtse LEERREGELS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 augustus 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's