Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

De goede keuze

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar Ruth kleefde haar aan.

De geschiedenis van Ruth is altijd weer boeiend en indrukwekkend.

Naomi is weduwe geworden. Haar beide schoondochters Orpa en Ruth zijn ook weduwe geworden. Naomi keert vanuit Moab terug naar haar land Kanaan. Orpa en Ruth gaan met haar mee. Op de grens van Kanaan keert Orpa terug. Zij kust Naomi ten afscheid. Ze keert terug tot haar volk en haar goden. Maar Ruth blijft Naomi volgen. Wat haar met haar schoonmoeder verbond, was vooral de band van de vreze van de God van Naomi.

„Maar Ruth kleefde haar aan". Dat wijst op een hechte band, die van: „Ik ben een vriend, ik ben een metgezel van allen, die Uw naam ootmoedig vrezen". Wij kunnen dat volk, dat God vreest, zalig achten, er hoog tegen op zien, zeggen, dat we graag ertoe zouden behoren, en toch... ze niet aankleven, niet met ze leven! Leeft u met dat volk? Kent u de banden des Geestes, door het geloof in Christus gelegd? Dat is nu de gemeenschap der heiligen, waarvan de 12 Artikelen spreken! Ruth beoefent deze gemeenschap, die sterkt in de strijd en bemoedigt in dagen van donkerheid. Groenewegen zegt er zo schoon van:

„Zoete banden, die mij binden Aan 's Heeren lieve volk! Wis, zij zijn mijn hartevrinden. Hunne taal, mijn hartetolk!"

„Zeg mij wie uw vrienden zijn en ik zal zeggen wie gij zijt!"

Ruth kleeft Naomi aan. Zij belijdt: „Waar gij zult heengaan, zal ik ook heengaan, en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten, uw volk is mijn volk en uw God is mijn God". De vreze des Heeren snoert samen: verschillende mensen, ook mensen met uiteenlopende karakters. Hier zien we een Moabietische en een Israëlietische samengesnoerd. Zo zien we in de gemeenschap der heiligen: èn rijken èn armen, zowel ouden als jongen.

Ruth gaat samen met Naomi de weg naar Bethlehem, waar later de Messias zou geboren worden. Zij koos niet de zijde van Orpa, maar van Naomi. Als de tekst zegt: „ . . . kleefde haar aan", dan is dat vooral een aankleven van de God van Naomi. Zij heeft de Heere hef gekregen en hoe zou ze Hem nu weer kunnen missen? De God van Naomi is ook haar God geworden. Dat woord „aankleven" doet mij denken aan in Psalm 63: „Mijn ziel kleeft U achteraan". Kijk, dat is het: de Heere achteraan kleven, Hem niet kunnen loslaten, door niets en niemand van de Heere losgemaakt te kunnen worden. Hem aankleven, zoals een kind, dat eenkennig is, heel dicht tegen moeder aankruipt. Zou Ruth Naomi moeten loslaten, dan had zij het gevoel, dat zij ook haar God moest loslaten. Het was voor haar de keuze tussen Moab en Kanaan: de afgoden of de God van Israël, de brede weg of de smalle weg! Zij was echter bevrijd van de banden aan de afgoden en mocht staan in de overtuiging, dat de Heere God was. Hoe is zij tot die keus gekomen? Wel, zij kwam door Gods genade tot de beste keuze voor de Heere en Zijn dienst doordat de Heere er haar toe bracht. Haar ogen werden geopend voor de God van Israël. Het ging bij haar zoals in Jesaja 65 staat geschreven: „Ik ben gevonden van hen, die naar Mij niet vraagden. Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten; tot het volk, dat naar Mijn Naam niet genoemd was, heb Ik gezegd: Zie, hier ben Ik, zie, hier ben Ik!"

Zo wordt Gods werk in Ruth verheerlijkt, maar dit werk greep plaats in de middellijke weg, d.w.z. door de dienst van Naomi. Door middel van de omgang met Naomi, had de Heilige Geest de vreze Gods in Ruth gewekt. Naomi heeft stellig in Moab niet gezwegen van haar God. Zij zal haar schoondochters verteld hebben van haar God en de daden van Zijn almacht, trouw en genade.

In alle eenvoudigheid was het zaad van het Woord Gods uitgestrooid en in het hart van Ruth droeg het rijke vrucht. Het zaligmakend geloof werd in haar hart gewerkt. Zo was ze losgemaakt van Moab en had de Heere haar aan Zichzelf verbonden. Vandaar dat ze, ook al dringt Naomi erop aan, niet te bewegen is om terug te gaan naar Moab.

Merk op, dat Naomi tot een zegen voor Ruth wordt gesteld. Niet slechts door haar woorden, maar ook door haar wandel, haar vreze Gods, haar voorbeeld, heeft ze diepe indruk op Ruth gemaakt. Zo kan ons leven van belang zijn. Paulus schrijft in Efeze 5: „Ziet dan, hoe gij voorzichtiglijk wandelt", want dat is niet alleen voor onszelf van grote betekenis, maar ook voor onze medemensen, onze naaste. Werd dat door ons meer bedacht, wij zouden voorzichtiger zijn in onze handel en wandel.

Van hoe grote waarde een vrome moeder is, wordt ons hier wel duidelijk. Zij prediken vaak in stilheid! Zijn er nog zulke Naomi's in onze gezinnen, die een leesbare brief van Christus mogen zijn? Ouders, bedenkt uw grote verantwoordelijkheid ten opzichte van uw kinderen. Als straks uw kinderen de keus van Orpa doen en u niet langer willen volgen, maar eigen wegen willen gaan, dan zal het ons als ouders aanklagen. Hebben we dan wel het goede voorbeeld gegeven? Zijn we wel als een Naomi geweest? Naomi is een prediking voor de ouders en Ruth is dat voor de jongeren, om hun ouders toch in de dingen van Gods Koninkrijk te volgen.

„Maar Ruth kleefde haar aan". De keuze van Ruth was de goede keuze. Naar het zichtbare niet; wat ze koos was armoede. Voor het menselijk verstand, dat slechts rekent met het zichtbare en slechts ziet naar beneden en om zich heen, een dwaze keuze. Dan schijnt de keuze van Orpa beter. Toch kiest Ruth het aankleven van Naomi en ze laat zich niet in de war brengen, als ze zo weinig opbeurends uit de mond van Naomi hoort. Zij geeft haar geboorteland met alles wat haar lief en dierbaar is, prijs.

Wat mag Ruth toch wel gedrongen hebben? Zij zag, ten spijt van al het zichtbare in Kanaan, in de dienst van Israels God meer dan in geheel Moab met al zijn schatten. Dit is haar duidelijk: de weg naar Kanaan is de weg ten leven, de weg naar Moab ten dode. Kohlbrugge zegt ervan: „Ruth heeft geen koeienogen (ogen, die naar twee kanten zien, in plaats van rechtuit op het éne nodige gericht te wezen) gehad.

Zij verkoos Hever met het volk van God ontbering te lijden dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben. Ontbering heeft zij maar voor een korte tijd geleden, want wat ze er in Moab aan gegeven heeft, vindt zij in Bethlehem honderdvoudig terug. „En zo wie verlaten zal hebben huizen of broeders of zusters of vader of moeder of vrouw of kinderen of akkers om Mijns Naams wil, die zal honderdvoud ontvangen en het eeuwige leven beërven". Voor de smaad die ze had kunnen duchten, heeft zij de eer gevonden, dat haar keuze als ook haar naam meer dan dertig eeuwen nog in de harten van alle oprechten leeft, als van een moeder in Israël, een stammoeder van Christus.

Orpa verkoos het rijke Moab en vond tenslotte niets dan ellende en oordeel. Hebben wij de goede keuze al gedaan? Weet wel: Wij kunnen geen twee heren dienen. Het is óf het Moab dezer wereld met zijn afgoden, óf het Kanaan van de dienst van God. „Kiest u dan heden wie gij dienen zult". Het lijkt een vreemde keus te zijn: „Liever met het volk van God kwalijk behandeld te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben". Het ligt meer voor de hand om te zeggen: „Geef mij dan maar het Moab dezer wereld", en toch... die keuze is de goede keus. Het is de keus van het smalle pad achter de Heere aan, een pad waarop wel veel strijd en moeite wordt meegemaakt, maar waarop het toch goed en zalig is.

De keuze van Ruth kost strijd, want het gaat tegen eigen vlees en bloed in. Gebroken moet worden met alles wat onze zinnen streelt en de satan laat niet met rust. Het kostte Ruth ook strijd, maar al strijdend overwint zij in de kracht des Heeren. O, bidt dat de Heere u met Ruth tot die keuze brengt. Die keuze brengt dus verlies; ze betekent: opgeven van ons eigen leven, breken met de wereld, met de zonde, verlies, maar zalig verlies, tevens uitnemende, eeuwige winst! Maar zou de Heere mij wel willen hebben, mij zo n zondaar? Dat wordt een vraag. Er wordt immers een droefheid geboren naar God. Dan wordt het donker. In de natuur is het zo, dat de dag volgt op de nacht en zo is het ook in het geestelijke: de dag volgt op de nacht. In die droefheid rijst de bange vraag: Zou de Heere nog naar mij willen omzien? Ziende op zijn zonden en schuld laat zich dat niet denken. Maar zie, o wonder, daar mag zo'n arme het horen! Wat? Wel, het Evangelie van de God van armen en ellendigen. In Christus, Sions Borg, wil Hij op armen en ellendigen zien. Hoe bezoedeld u ook moogt wezen: de Heere wil u hebben, zo u tot inkeer komt. Hij zoekt juist en alleen het verlorene. „Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen". Zalig Hem in de nood van onze ongerechtigheid te vinden als onze gerechtigheid voor God en door het geloof in te gaan in die Ark des behouds en in de kracht des Geestes achter Hem aan te gaan op de smalle weg.

We moeten de goede keuze leren doen of anders worden we bij de hemelpoort afgewezen als werkers der ongerechtigheid. Terwijl de Ruths ingaan, zullen de Orpa's moeten buiten blijven.

Zalig wie de keus van Ruth leert doen. Onberouwelijk is deze keuze. Is er een die er ooit spijt van gehad heeft? Ik weet er niet een. Er is niet één kind van God, die terug wil. De beslissing van Orpa is uit de mens zelf; de keus van Ruth is uit de Heere, de God van Ruth.

In de tijd van de toebereiding door de Heere veelal stil gevormd om op het uur van Gods welbehagen door te breken. Die keuze is uit de Heere, daarom volhardend van aard. Zalig wie met Ruth zich in het Moab van deze wereld niet meer thuis voelt en zich door Gods genade leert voegen bij de pelgrims, die op weg zijn naar het hemelse Kanaan, het land van de eeuwige rust, die overblijft voor het volk van God.

„God zal Zelf zijn Leidsman wezen en leren hoe hij wandelen moet". Deze zal niet verdwalen en omkomen, maar eeuwig thuis komen. „Het goed, dat nimmermeer vergaat, zal hij ongestoord verwerven, en Zijn Godgeheiligd zaad, zal het gezegend aardrijk erven!"

En het is en blijft: Door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen.

(Bennekom)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's