Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

ZIJN LOF, ZELFS IN DE NACHT

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En omtrent de middernacht baden Paulus en Silas, en zongen Gode lofzangen. Handelingen 16 : 25a.

Eén van de ervaringen, die elk christen opdoet, is, dat God de Heere z'n levensweg voortdurend anders leidt, dan hij zelf verwacht of nuttig en nodig oordeelt. Op de pijnlijkste wijze worden vaak eigen inzichten gekruist en eigen plannen verijdeld.

Zoals de geschiedenis van 's Heeren Kerk op aarde vol is van de grootste tegenslagen en mislukkingen temidden waarvan de Heere toch Zijn Kerk in stand houdt en zelfs bouwt, zo is elk christenleven vol raadselachtige gebeurtenissen en bittere ervaringen, die tenslotte door de Heere op wonderlijke wijze tot winst voor z'n geestelijk leven gemaakt worden.

's Heeren doen in 't groot en in 't klein is altijd wonderlijk.

Hoe hebben ook Paulus en Silas dat ondervonden!

Op de tweede zendingsreis maakten ze eerst het eigenaardige mee, dat niet de mensen, maar de Heilige Geest hen verhinderde het Woord Gods in Azië te spreken. Op onweerstaanbare wijze leidde hen de Heere naar 'n ander zendingsveld.

Naar dat nieuwe zendingsveld werden ze vervolgens in Troas op een heel bijzondere wijze geroepen, namelijk door het gezicht, dat Paulus ontving van de Macedonische man, die als het ware in naam van zijn volk hem bad: Kom over in Macedonië en help ons.

Paulus en z'n drie metgezellen begrepen deze dringende roepstem van 't land aan de overzijde van de zee, waar de velden blijkbaar wit waren om te oogsten en gingen terstond scheep naar Macedonië.

Maar ... als ze in Filippi aan wal gaan wacht hen daar een grote reeks teleurstellingen. Ze brengen dagen in de stad door, zonder dat één heilbegerige Macedoniër zich aan hen voordoet, en als Paulus op sabbat aan de rivier de daar verzamelde mensen toespreekt, komt er maar één vrouw tot bekering, Lydia, die niet eens een Macedonische van afkomst was!

Waar zijn de mensen van wie de Macedonische man in dat bekende gezicht gesproken had en die z'n hulp zo dringend nodig hadden?

De apostel en z'n makkers zullen het zich in de volgende dagen vaak hebben afgevraagd.

Immers, er doet zich heel wat anders voor, dan een schare, die hongert naar het woord van genade. Ze worden vele dagen lang door de straten der stad gevolgd door een bezetene, een slavin, die als instrument van de vorst der duisternis door haar geroep de apostelen alleen maar hinderden en waardoor de duivel op listige wijze hun prediking trachtte te bederven. En als dan op 't woord van Paulus deze ongelukkige van haar boze geest verlost wordt, volgt een aanklacht van de heren dezer slavin tegen de apostelen, worden Paulus en Silas voor de stadsoverheid gesleurd en onder een volksoploop als zware misdadigers gegeseld. Tenslotte worden ze aan de ruwe stokbewaarder overgeleverd, die het strenge gebod krijgt hen goed te bewaren als zeer gevaarlijke mensen en die hen daarom opsluit in de binnenste kerker van z'n gevangenis, na nog hun voeten vastgeklemd te hebben in een blok.

Zo begon de zendingsarbeid in Macedonië, waartoe de Heere hen op zo wondere wijze had gebracht. Wat zal in het hart van Paulus en Silas zijn omgegaan, toen de deur van de binnenste kerker achter hen op slot ging en ze daar met hun zwaar mishandeld pijnlijk lichaam, vastgeklemd in de stok, machteloos neerlagen in die donkere cel? Hoe anders hadden ze zich wellicht Gods weg voorgesteld! Hadden ze zich soms vergist? Hadden ze verkeerd gedaan? En hoe moesten ze nu hun boodschap brengen? Zouden ze misschien zelfs in Filippi moeten sterven? Het leek er veel op, dat ze in plaats van als 's Heeren dienstknech­ten in de wijngaard des Heeren werkzaam te zijn, als onnutte dienstknechten waren uitgeworpen. Hun weg scheen finaal doodgelopen te zijn.

Hebt 'ge wel eens opgemerkt, lezer, dat de Heere met al Zijn kinderen op een dergelijke wijze handelt, wanneer Hij hen roept, geestelijk opvoedt en hen voor anderen wil gebruiken?

Wellicht kent ge deze raadselachtige gangen Gods in uw eigen leven.

Een langdurig ziek-zijn, dat u misschien midden uit uw belangrijke werk haalt en u schijnbaar zonder enig nut tijden van tobben, zorgen en ellenden brengt. Of het verlies van mensen, die u in geestelijk of tijdelijk opzicht van groot nut waren. Of het geplaagd worden door mensen, die vijandig tegen u zijn om de dienst des Heeren. Of het voortdurend verzocht worden om de u overgeleverde belijdenis ontrouw te worden.

Zo kunnen we ook — evenals de apostelen — verhinderd worden om anderen tot een zegen te zijn. Bijvoorbeeld proberen we met alle kracht onze kinderen op te voeden tot de dienst des Heeren en we worden daarin op allerlei manier tegengewerkt, zodat heel onze opvoeding dreigt te mislukken.

Het lijkt dan alsof de Heere ons maar overgeeft aan allerlei macht des kwaads en allerlei tegenspoed, zonder dat dit enig nut voor ons kan hebben.

O! hoe raadselachtig zijn dan Gods wegen!

Nu is zo leerzaam voor ons wat Paulus en Silas in hun zware beproeving doen. Tevens is dat een toetssteen voor ons eigen innerlijk leven.

We lezen, dat zij omtrent de middernacht baden en Gode lofzangen zongen.

Toen beide apostelen na de vreselijke behandeling, die ze hadden ondergaan, wat tot zichzelf waren gekomen, namen ze als eerste hun toevlucht tot het gebed.

De natuurlijke mens zal in zo'n geval z'n toevlucht nemen tot bitter klagen, tot roepen om medelijden of tot vloeken en verwensen of desnoods tot een verbeten zwijgen om de vijand geen leedvermaak te geven.

Paulus en Silas baden. Dat was het bidden, zoals Gods Geest het in de harten van Gods kinderen geeft. Het gebed om met de moeilijke dingen, die over hen kwamen, toch maar in 's Heeren weg te mogen konden, eenswillend met de Heere te mogen zijn, bewaard te worden voor bitterheid en opstand, 't heilige doel van dit lijden toch niet te missen en in alles 's Heeren sterkende en troostende nabijheid uit genade te mogen ondervinden. In ditzelfde gebed zal ook gevraagd zijn om 's Heeren vergeving voor de vijanden en hun bekering. Er zal ook gevraagd zijn door de apostelen, dat de Heere door hun lijden Zichzélf nog verheerlijken zou. 

De apostelen baden!

Het geschiedde wel op een zeer ongewone tijd, midden in de nacht. En het was ook in een heel eigenaardig bidvertrek, de binnenste kerker. Maar als het waarlijk om de Heere gaat, doen plaats en tijd niet ter zake.

Ze kregen wonderlijk verhoring.

Door de Heilige Geest daalde vrede in hun ziel zó rijk, dat him gebed overging in zingen. En het waren geen klaagzangen, maar lofzangen, Gode ter eer.

Al deed hun gestriemde rug ook pijn, al knelde de stok om hun voeten, al toefden ze in het middernachtelijk donker, al wisten ze zich midden in een vijandige stad, al konden ze 's Heeren wegen niet verklaren, ze mochten in deze diepe ellende 's Heeren nabijheid zo kennelijk ervaren, dat ze alleen nog konden zingen van de goedertierenheden des Heeren voor al Zijn volk, pok als het zwaar beproefd wordt. 

Welk een les ligt er voor ons in de geschiedenis van deze biddende en lofzingende apostelen!

Volgen we hun voorbeeld na, als Gods wegen ook met ons gaan door raadselachtige diepten van leed, verdriet en teleurstelling?

O! vergeten we dan niet, dat geen zaak zo nodig is als met onze beproeving biddend 's Heeren aangezicht te zoeken, opdat we niet worden overgegeven aan de dwaasheid van ons zondig hart en onder 't leed verbitteren. Uit en van onszelf vervallen we tot een aanklagen van onze medemens, onze omstandigheden of we komen tot zelfbeklag, 't Is feitelijk niet anders dan een aanklagen van onze God en Hem rekenschap afeisen van wat Hij ons aandoet.

Bedenken we dan wel, dat we de tuchtroede Gods, waarmee de Heere zulk een, heilig doel heeft, tot een oordeel over ons maken en wat zo'n groot nut voor ons kan hebben, in enkel schade verkeren! 

Vragen we liever de Heere, dat Hij ons onder de slagen verootmoedige en ons waarlijk klein en schuldig voor Hem make en ons door het leed en de teleurstelling innerlijk toebereide, zodat er in ons hart plaats mag komen voor Christus.

En als we dan geoefend door de vaak bittere tegenspoed bij aanvang of opnieuw de rijkdom van Gods ontfermende zondaarsliefde in Christus mogen ontdekken en met toepassing op onszelf mogen ondervinden — o! dan blijft er alleen roem voor de Heere over.

En aldus worden we ongemerkt — zoals Paulus en Silas voor hun medegevangenen — nog anderen ten zegen.

Paulus roemde in zijn verdrukkingen.

Immers, de achtergrond van zijn vaak zo zware verdrukkingen was enkel Gods goedheid.

Eenmaal zal blijken in 't leven van al Gods kinderen, dat 's Heeren raadselachtige wegen enkele goedheid en wijsheid waren.

Klagen we dan niet over 's Heeren beproevingen, maar vragen we om er Hem waarlijk door te leren kennen of er geestelijk door verdiept te worden, opdat Zijn goedheid ook in ons leven verheerlijkt worde.

(Delft)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's