Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

REFORMATIE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

2 Koningen 22 : 18 en 19. Maar tot de koning van Juda, die u gezonden heeft om de Heere te vragen, alzo zult gij tot hem zeggen: omdat uw hart week geworden is en gij u voor het aangezicht des Heeren vernederd hebt, als gij hoordet, wat Ik gesproken heb tegen deze plaats en der zelver inwoners, dat zij tot een verwoesting en vloek zullen worden en dat gij uw klederen hebt gescheurd en voor Mijn aangezicht geweend hebt, zo heb Ik u ook verhoord, spreekt de Heere.

Het was een droeve tijd, toen de achtjarige Josia de troon van David beklom. Zijn vader Amon, die van de vreze Gods niet wilde weten, Het zijn land na zijn dood in een droeve toestand achter. Het was in alle opzichten droevig gesteld met land en volk. Uit godsdienstig oogpunt bezien kon de toestand nooit treuriger wezen. Het volk diende de Baals en de Astaroth. In het dal Tophet stonden altaren opgericht ter ere van de Assyrische afgoden. Daar werden de paarden voor de Assyrische zonnewagens gespannen.

Het volk had de Heere de rug toegekeerd. Het wandelde op de paden van de zonde en de ongerechtigheid.

Of er nog enige invloed ten goede van zijn moeder Jedida op hem is uitgegaan, weten wij niet. Ze is voor ons een onbekende gebleven.

Indien ergens, dan blijkt uit Josia's leven, dat de genade Gods vrijmachtig is. We lezen van hem, dat hij in het achtste jaar zijner regering, toen hij nog een jongeling was, de God zijns vaders Davids begon te zoeken.

Wat is dat een voorrecht als een jonge koning op zestien-jarige leeftijd de Heere begint te zoeken.

In onze dagen zijn er veel jonge mensen, die van de oude paden niet meer willen weten. Ze werpen het oude overboord. Men wil van de moderne mens uit deze twintigste eeuw een nieuw Evangelie om zalig te worden. Gods kinderen echter vragen naar de oude paden. Josia wil zalig worden, gelijk zijn doorluchtige voorvader David zalig is geworden.

Met smart aanschouwde hij het diep verval van de tempeldienst en zocht naar middelen om te komen tot herstel.

Toen Josia zes-en-twintig jaar oud geworden was, had de restauratie van de vervallen tempel reeds zijn volle aandacht. Het herstel van die tempel moest een nationale zaak worden. Door het ganse land, zelfs in het rijk der tien stammen, werden geldinzamelingen gehouden. Van de binnengekomen gelden werden de bouwmaterialen en de lonen der bouwlieden betaald. En niemand behoefde rekening of verantwoording te doen, want allen handelden getrouwelijk.

Op zekere dag werd er bij de restauratie van de tempel uit een verborgen plaats een oude wetsrol te voorschijn gehaald. De hogepriester Hilkia kwam tot de ontdekking, dat het het oude wetboek van Mozes was. De plaats van dat wetboek was aan de zijde van de ark. Maar reeds lange tijd was het daar niet meer te vinden. Misschien was het wel door een getrouwe priester aan het gezicht onttrokken om het op een geheime plaats te bewaren. De priester Hilkia snelde met zijn merkwaardige vondst naar Safan de schrijver en deze gaf het boek in de hand van koning Josia. De voorlezing van het boek door de schrijver Safan deed de koning beven. Dat wetboek sprak immers van rijke zegeningen, maar ook van oordelen en gerichten, die zouden ontbranden over het volk, als het de wegen des Heeren niet langer zou willen bewandelen.

Josia was verslagen. Hij wist, dat hij en zijn volk diep schuldig stonden voor de Heere.

Genade leert altijd er ons zelf bij in te sluiten. Dan zeggen we met Daniël en Ezra: Wij hebben gezondigd, wij en onze vaders.

In dit twee en twintigste hoofdstuk lezen we dat het hart van de koning week geworden was en dat hij zijn klederen scheurde. Dat weke hart wijst op de droefheid naar God, die een onberouwelijke bekering tot zaligheid werkt. Het scheuren van de kleren was een bewijs van rouwbetoon. Maar niet alleen het kleed, ook het hart was gescheurd vanwege zijne zonden en de zonden zijns volks.

In zijn nood zond hij een deputatie naar de profetes Hulda. Als er in tijden van diep verval bijna geen mannen meer zijn, die God vrezen, dan beschikt de Heere soms enkele godvruchtige vrouwen, door wier mond de profetie blijft getuigen.

Dat de koning een gezantschap naar Hulda zond, is een bewijs, dat ook deze koning een metgezel wilde wezen van allen, die de Heere vrezen.

Nadat ze met grote belangstelling het bescheid van de gezanten vernomen had, klonk er een bemoedigende boodschap van haar lippen, die aan Josia moest worden overgebracht. Lees slechts de tekst boven deze overdenking.

Het oordeel over land en volk zou nog worden uitgesteld. In Josia's leven zouden de gerichten nog niet ontbranden.

Van zijn zes-en-twintigste tot zijn negen-en-dertigste jaar heeft hij zijn leven gewijd aan de reformatie van zijn volk. Het land werd van de afgoden gezuiverd. Er werd Paasfeest gevierd, zoals het in' geen eeuwen was gevierd. Deze koning, die zelf wist, wat de schrik des Heeren was, kon Israels volk tot het geloof bewegen.

Telkens als het 31 oktober is, denken we aan de hervormer Maarten Luther. Ook in zijn dagen was helaas de Bijbel een vergeten boek. Het was ook voor hem een aangrijpend ogenblik, toen hij in de bibliotheek van het klooster te Erfurt een Bijbel vond. Daarin las hij van zonde en genade, van schuld en verzoening. Toen ging voor hem op het vertroostende licht van Gods genade, dat de rechtvaardige alleen door het geloof leven zal. Op de geweldige zieleworstelingen in de kloostercel volgde een rijk leven in de dienst des Heeren tot reformatie van zijn kerk.

Lezers en lezeressen! Welk een voorrecht, dat we de Bijbel in huis hebben. Helaas zijn er in deze donkere twintigste eeuw vele woningen, waar de Bijbel in een vergeten hoek is terecht gekomen of helemaal niet worden gevonden. We horen Gods Woord in de kerk prediken. We lezen het in onze woningen. Heeft het ons ook al eens verschrikt, zodat ons hart evenals dat van Josia week geworden is?

Wat zal het vreselijk zijn, als een mens onder dat getuigenis van het Woord Gods onbekeerd zou blijven en straks voor eeuwig zou verloren gaan.

Op één ding wil ik u nog wijzen: God heeft het gebed van Josia niet verhoord óm zijn weke hart of óm het scheuren van zijn klederen. De enige grond der hope ligt alleen in het zoenoffer van Golgotha, waar Gods lieve Zoon Zich heeft gegeven tot een rantsoen van velen.

Op het gebed, óp de smeekstem om genade wil ook nu de Heere nog genade schenken.

De tijden zijn boos. Donkere wolken van gerichten pakken zich samen. Dat vorstin en volk zich mogen verootmoedigen, nu het nog het heden van genade is.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's