Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

De vorst des levens

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johannes 11 : 25 en 26. Jezus zeide tot haar: Ik ben de Opstanding en het Leven; die in Mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven; enj een iegelijk, die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid; gelooft gij dat?

Wat heeft de dood toch een macht! Waarom is de dood er? De Bijbel zegt: „De bezoldiging der zonde is de dood". Daaraan ontkomt niemand, ook niet dat lieflijke gezin in Bethanië. Hij rukt Lazarus weg. Diepe droefheid is het gevolg bij zijn zusters, Maria en Martha. En de Heere Jezus vertoeft te komen. Eerst na vier dagen komt de Heiland. Dan snelt Martha Hem tegemoet en stort zielsbedroefd haar hart voor de Heere uit. „Heere waart Gij hier geweest, zo ware mijn broeder niet gestorven." Zij spreekt haar geloof uit in deze woorden, maar tevens, dat zij nog het rechte licht mist op Jezus als Levensvorst. Dan gaat de Heere haar onderwijzen, dat niet de dood en het graf het laatste woord hebben, maar Hij, Die de sleutels der hel en des doods heeft. Wij lezen in onze tekstwoorden, dat:

1. Jezus is het Leven.

De Heere Jezus zei tot Martha: „Uw broeder zal weder opstaan." Martha verstond dit alleen van de grote opstanding der doden. „Ik weet, dat hij opstaan zal in de opstanding ten laatsten dage". Misschien hoopte zij, dat de Heere haar broeder thans reeds zou opwekken, doch vragen durfde zij dit niet. De Heiland wil echter Martha's aandacht voor een ogenblik aftrekken van haar overleden broer en op Zichzelf vestigen. Daarom zegt de Heere Jezus: „Ik ben de Opstanding en het Leven". Veelomvattende uitspraak! Niet Ik verkondig u, of Ik wijs u de weg naar de Opstanding en het Leven. Neen, maar op Ziohzelf wijzend, spreekt Hij: „Ik ben de Opstanding en het Leven." Alleen de Heere Jezus kan en mag dat van Zichzelf getuigen. Bij een ander is het godslastering. Waar moeten wij nu met deze uitspraak heen? Moeten wij er mee bij Lazarus' graf blijven staan? Neen, 't is Pasen, dus er mee naar de hof van Jozef van Arimathéa. Daar scheen het op die bewuste vrijdagavond, alsof Satan toch had getriomfeerd en het Leven in de dood was verzonken.

De Heere Jezus had echter bij Zijn leven gesproken: „Ik heb macht het leven af te 'leggen en macht het wederom te nemen". De laatste vijand kon Hem niet houden. Hij is de Opstanding. Als Hij Zijn leven gegeven heeft, dan kan Hij niet anders dan opstaan. Christus heerst over de dood. Ons leven is een gestadige dood. Christus leeft, want Zijn opstanding is het bewijs, dat Hij de dood overwonnen heeft.

Hij is 't Leven: Neen, Martha, er is niet alleen een opstanding ten laatsten dage. Wie in Hem gelooft, heeft nu reeds deel aan het leven, dat in Hem is. Christus verwierf dat leven door Zijn lijden en sterven. Van dat echte leven zegt Hij: „Ik leef en gij zult leven". Door dit woord plaatst de Heere de Opstanding en het Leven niet aan het einde der dagen voor Martha, maar vlak vóór haar beschaamd: „Ik ben het". Adam en Eva bezaten in het paradijs dat leven nog niet ten volle; 't was hun toegezegd als ze God bleven gehoorzamen. En wij weten de vreselijke uitslag: de mens viel van God af en is daardoor vervreemd van het leven Gods.

Letten wij echter op de tweede Adam, Jezus Christus. Hij is gehoorzaam geweest tot de dood, ja de dood des Kruises. Nu kon de dood Hem niet meer houden. Wie nu deel mag hebben aan Christus, die wordt door God rechtvaardig verklaard en ontvangt het eeuwige leven. Dat is pas leven! Dat eertijds is eigenlijk geen leven, zegt Gods volk. Dat leven is er ook nadat men gestorven is.

2. Jezus geeft het Leven.

„Die in Mij gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven". Wij hebben de weldaad der levendmaking nodig. Deze kan Christus schenken, omdat Hij de Opstanding en het Leven is. De mens van nature heeft zich losgerukt van zijn levenswortel. Dat betekent de dood. Daar is een scheiding tussen God en onze ziel en die scheiding heeft de eeuwige dood tot gevolg. Wij dragen vruchten, die ons de eeuwige dood waardig zullen maken. Deze rede is hard, wie zal ze horen! 't Zal nog wel meevallen, zegt het onwedergeboren hart. Zo is de toestand van 't mensenhart van nature.

Maar nu de heerlijke rijkdom van Christus' Middelaarswerk: door Zijn Opstanding heeft Hij de levendmakende Geest verworven, door Wien Hij de Zijnen opwekt tot een nieuw leven, dat voort gaat brengen vruchten van geloof en bekering. Wij hebben een opstanding nodig uit de geestelijke dood. Hij roept daartoe de dode zondaar door Woord en Geest. Hij plant dat nieuwe leven in. Dan worden we van dood — levend gemaakt. Dan krijgen we eerst last van de zonde, dan erkennen we onze schuld en lopen er onder te zuchten. En waar we onszelf niet levend kunnen maken, daar krijgt zo'n ziel behoefte aan Christus en Zijn werk. Dan klemmen zij zich in het geloof vast aan Christus. Dan stroomt Zijn opstandingskracht door hun dode ziel en wordt het leven uit de dood geboren.

„Die zal niet sterven in der eeuwigheid". Is dat niet in strijd met de ervaring van elke dag? De dood gaat toch ook de woningen van Gods gekenden niet voorbij! Hen wacht toch ook nog dat donkere graf! En toch, de volle verschrikking van de dood blijft aan Gods volk bespaard. De dood is voor hen geen betaling van de schuld der zonden, geen wegzinken in het eeuwig verderf, maar een afsterven van de zonde en een doorgang tot het eeuwige leven. Christus is voor hen de Opstanding en het Leven. Dat is de rijke, heerlijke, volle vrucht van Pasen.

Gelooft gij dat? Ja, daar zal het maar op aankomen! Martha gaf op deze vraag een heerlijk getuigenis. En wij? Kent gij die Opstanding en dat Leven? Zijt ge ontdekt aan uw zonde- en doodstaat? Onderzoek uzelf nauw. Het betekent eerst uw diepe val in te leren leven, uzelf te kennen als dood in de misdaden en de zonden. Dan alleen is Christus voor u de Opstanding en het Leven. Christus is eenmaal gesteld tot een val en opstanding van velen in Israël. Is Christus u ten val? Wee u! Tot opstanding? Heil u! „Want die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven, maar die de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toom Gods blijft op hem".

Gij, die dat nieuwe leven door genade moogt bezitten, denk er aan, het komt openbaar in opstanding en opstandingsleven! Vruchten van geloof en bekering zullen gezien moeten worden.

Martha mocht getuigenis afleggen van de hoop, die in haar was: „Ja, Heere, ik heb geloofd, dat Gij zijt de Christus, de Zoon Gods. Die in de wereld komen zou". Zij dat geloof ook uw levensdeel, dan zal het waarlijk Paasfeest zijn, omdat de verrezen Heiland voor u zal wezen uw Rots, uw Deel, uw eeuwig Goed voor tijd en eeuwigheid beide.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 april 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 april 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's