Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DIENST VOLBRACHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DIENST VOLBRACHT

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen de gemeente van Antiochië besloten had Barnabas en Paulus te belasten met het overbrengen van wat een ieder naar draagkracht voor de broeders in Judea afgezonderd had, 'kregen zij de opdracht deze geldelijke hulp af te dragen aan „de ouderlingen" — waarmede stellig de ouderlingen van de kerk van Jeruzalem bedoeld zijn. Dit is een frappante mededeling, die wij niet achteloos over het hoofd mogen zien. Daar wordt ons niet gezegd, dat men in Antiochië het geld wilde overmaken aan de apostelen, zoals Barnabas dat vroeger ook al eens gedaan had, toen hij zijn akker verkocht had en de opbrengst daarvan bestemd had voor de noodlijdende leden der gemeente, die te Jeruzalem was (Hand. 4 vers 37). En evenmin wordt ons gezegd, dat de financiën terecht moesten bomen bij hen, die volgens Hand. 6 vers 1 vv. aangesteld waren om de tafels te bedienen. Dat is zéér merkwaardig.

Daar komt nog bij, dat wij nergens kunnen vinden, dat er in de gemeente van Jeruzalem „ouderlingen" of „oudsten" verkozen zijn. Wat wij in Hand. 11 vers 30 lezen, plaatst ons derhalve voor een stand van zaken, waar nog nimmer enige melding van gemaakt is, en waar wij de achtergronden niet zo gemakkelijk van beschrijven kunnen. Dat deze „ouderlingen" niet met de apostelen vereenzelvigd mogen worden, zien wij wel uit wat ons in Hand. 15 vers 2 verteld wordt. Daar schrijft Lukas immers: „Als er dan geen kleine wederstand en twisting geschiedde bij Paulus en Barnabas tegen hen, zo hebben zij geordineerd, dat Paulus en Barnabas en enige anderen uit hen, zouden opgaan tot de apostelen en ouderlingen naar Jeruzalem over deze vraag — namelijk, of men niet kon behouden worden, als men niet besneden was.

Ook hier is dus weer sprake van „ouderlingen" te Jeruzalem. En Lukas onderscheidt hen zeer nadrukkelijk van de apostelen, die éérst genoemd worden.

De kwestie, wanneer en om welke redenen het ambt van „ouderling" in Jeruzalem is ingevoerd, laten wij thans verder maar rusten. Het komt ons voor, dat wij er beter aan doen ons af te vragen, hoe het komt, dat Barnabas en Paulus, door de Christenen uit Antiochië met middelen ter ondersteuning naar Jeruzalem gezonden, zich tot deze ouderlingen hebben moeten begeven. Waren er dan geen apostelen, aan wie zij de bijdragen overhandigen konden?

Wij zijn van oordeel, dat het antwoord op deze vraag ons gegeven wordt in hetgeen Lukas ons in Hand. 12 vers 1—23 verhaalt: de gemeente van Jeruzalem was in zeer ernstige omstandigheden geraakt; en van wat er „omtrent diezelfde tijd" in Jeruzalem zich afgespeeld had, had men in Antiochië het een en ander vernomen. Vandaar dat men, wetend, hoe de situatie was, aan Barnabas en Paulus opdroeg met het bijeengezamelde geld tot de „ouderlingen" te gaan.

Gelijk Lukas ons laat zien, had koning Herodes pogingen aangewend om de Jeruzalemse gemeente van haar leiders te beroven door met name tegen de apostelen op te gaan treden. Bij de vervolging, die na de dood van Stefanus ontstaan was, had zich de woede der Joden voornamelijk gekeerd tegen hun Hellenistische broeders, uit de verstrooiing afkomstig, die tot het geloof in Christus Jezus waren overgegaan. Daarom had men bij die gelegenheid de apostelen niets in de weg gelegd: „en zij werden allen verstrooid door de landen van Judea en Samaria, behalve de apostelen" — zo wordt ons bericht. Als echter koning Herodes zich tegen de gemeente richten gaat, dan gaat hij anders te werk; dan is het hem niet in de eerste plaats te doen om de gelovigen, ook niet om de Hellenistische gelovigen; maar om degenen, die de geestelijke leidslieden zijn, om de vooraanstaanden, om de apostelen, om een Jacobus, de zoon van Zebedeüs, om een Petrus.

Omtrent het motief van deze vervolging tasten wij niet in het duister. Het was de 'bedoeling van Herodes Agrippa I bij de Joden in 't gevlei te komen. Lukas attendeert ons daarop, als hij er op wijst, dat de gevangenneming van Petrus bij de koning de indruk wekte de Joden „behaaglijk", welgevallig, te zijn. Dat komt volkomen overeen met wat wij uit andere bronnen van het leven van Herodes Agrippa I weten.

Herodes Agrippa I was een kleinzoon van de kindermoordenaar van Bethlehem, de beruchte Herodes de Grote. Hij moet omstreeks het jaar 10 voor Christus geboren zijn. Toen hij een kind van amper drie jaar oud was, werd zijn vader, Aristobulos geheten, door zijn grootvader om het leven gebracht, samen met zijn oom Alexander. Herodias, die op aanstoken van haar moeder het hoofd van Johannes de Doper begeerd had, was een halfzuster van Herodes Agrippa I. Zijn opvoeding heeft dit koningskind grotendeels in Rome genoten, waarheen zijn moeder na de dood van zijn vader vertrokken was. In de atmosfeer van het keizerlijke hof leerde hij al vroeg ademen.

Herodes Agrippa I was een man, die zeer los van zeden was. Hij was een eersteklas avonturier en een zwerver, die ondanks zijn grote handigheid zich door zijn vele uitspattingen steeds meer in de schulden werkte. Voortdurend zaten de schuldeisers dan ook achter hem aan. Onder keizer Tiberius heeft hij zelfs met de gevangenis nog kennis gemaakt.

Bij keizer Calgula stond hij goed aangeschreven. Tijdens diens regering (37 —41 n. Chr.) werd hem een gebied toegewezen, dat bestond uit de tetrarchieën, waarover tevoren Philippus en Lysanias het bewind gevoerd hadden. En drie jaar later, in 40 na Christus, schonk Caligula hem ook nog de heerschappij over Galilea en Perea. Voorts vergunde deze keizer het hem de koningstitel te dragen. Dat bewijst wel, in hoe groot aanzien hij bij Calgula gestaan heeft.

Caligula's opvolger Claudius (41—54 n. Chr.) had ook nogal wat op met Herodes Agrippa I. Toen deze in 41 na Christus aan zijn koninkrijk zelfs nog Judea en Samaria toevoegde, heeft Herodes Agrippa I het genoegen mogen smaken gedurende een drietal jaren, van 41 tot 44 na Christus, te regeren over een land, dat even groot was als dat van zijn grootvader Herodes de Grote.

Het oordeel, dat Joodse auteurs als Flavius Josephus over deze vorst vellen, is niet ongunstig. Dat is verklaarbaar, als wij in het oog vatten, dat Herodes Agrippa I op allerlei wijzen getracht heeft de Joden welbehaaglijk te zijn. Hij toonde steeds grote belangstelling voor de Jood­se religie, welker eerbiediging hij streng voorstond, en hij had bepaald véél interesse voor de Farizeërs. En dat is hem goed te stade gekomen. Het is hem gelukt, aldus handelend, vele Joden op zijn hand te krijgen. Dat neemt echter niet weg, dat zijn belangstelling voor het Joodse geloof, van louter politieke aard als zij was, niet verder ging dan de oppervlakte. Zijn gemoed is er nooit door geraakt geweest. Wanneer hij in het buitenland vertoefde, legde hij terstond zijn masker af, en toonde hij zich een heiden in optima forma, die niets Kever deed dan zich overgeven aan allerlei genoegens, die de ware Jood een gruwel waren.

Het lag dan ook geheel in de lijn van zijn politiek, dat Herodes Agrippa I ging woeden tegen de gemeente van Jeruzalem. Op die wijze zou hij de Joden nog meer voor zich kunnen inwinnen. En dat hij daartoe allereerst zich van de leidende figuren der gemeente wilde meester maken, van mensen als Jacobus en Petrus, was een tactiek, die sterk voor de hand lag, en waar wij ons niet over zullen verbazen.

Vanuit deze gezichtshoek nu bezien, wordt het ons duidelijk, waarom Barnabas en Paulus, in verband met hun speciale missie, vanuit Antiochië de boodschap -meekregen de afgezonderde som in handen van de „ouderlingen", en niet van de apostelen, te brengen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 april 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE DIENST VOLBRACHT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 april 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's