Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET GELOOF EN ZIJN VOORWERP

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET GELOOF EN ZIJN VOORWERP

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Slot)

De zaliging van de zondaar is één werk van God. In Hem zijn de verwerving van de goederen des heils en de toepassing er van aan de uitverkoren zondaar één. Ook die toeëigening geschiedt van Godswege.

Maar deze sluit niet uit, maar in de predikinig van het Woord van God, het leven der kerk en haar ambten, het geheel van de genademiddelen en de weg van het verfbond der genade.

De mens is immers wel boos en verkeerd, onbekwaam en onwillig om zichzelf te behouden en zelfs om behouden te worden. Maar hij is en blijft mens. En als zodanig behandelt God hem ook.

Daarbij is het Evangelie, dat God hem doet verkondigen niet allereerst een boodschap, waarin aan die mens medegedeeld wordt, dat hij in de hemel zal komen of althans een zodanige mededeling, dat een mens daar deze conclusie uit kan trekken. Het is ook niet zo, dat God aan de mens een dergelijke mededeling doet toekomen buiten de prediking om, onmiddellijk.

God de Heere wil het geloof werken in het hart van de zondaar. En dat is heel wat anders dan een soort conclusie.

God spreekt daartoe de mens aan. Al bedient Hij Zich daarbij van zwakke en gebrekkige instrumenten, die alleen tot zegen zijn en kracht uitoefenen door de werking van de Heilige Geest. Anders oefent het Woord alleen een zedelijke drang op ons uit, waaraan wij ons toch niet gewonnen geven.

Nu belijden we, dat het geloof komt van de Heilige Geest, Die het in onze harten werkt door het gepredikte Evangelie. En dan is het dezelfde God, Die in dat Woord spreekt en Die in dat hart werkt.

God grijpt de mens als het ware met 2 handen aan. Eén hand van voren d.i. het Woord, en één hand van achteren, d.i. de verborgen werking van de Geest Gods. Die het hart ontsluit voor en door het Woord en dat hart ook richt op het Woord. En de vrucht daarvan is „een zekere en vaste overtuiging" (Calvijn).

Het woord, dat het Grieks voor geloof gebruikt, komt ook van een woord dat „overtuigen" betekent.

Hier gaat het niet om een overtuiging, die de mens zichzelf vormt, maar het is God, Die hem overtuigt. D.w.z., dat de kracht van die overtuiging ligt in het object, het voorwerp des geloofs.

Die overtuiging is er één van zonde en genade. Want ook in de overtuiging van zonde gaat het om onze verhouding tegenover God. Wij zondigen niet maar tegen zekere geboden of bepalingen, maar tegen God. Die overtuiging van zonde en schuld dient om ons van harte gewillig en bereid te maken Christus te omhelzen, zoals Hij ons in het Evangelie wordt voorgesteld en aangeboden.

Het 'geloof is (en dan zie ik de mens als één geheel), dat de mens met verstand en hart, met gevoel en geweten der waarheid getuigenis geeft en verzegelt, dat God waarachtig is (Joh. 3 : 33).

Daarbij is de prediking geen stuk theologie en ook geen stuk bevinding. Zij is ook geen beschrijving van zekere heilsfeiten en heilswaarheden. Het is waar, dat geen beschrijving van de zon ons verlichten en verwarmen kan, maar dat alleen de zon zelf dit vermag. Maar we hébben hier ook te doen met meer dan een beschrijving alleen. Het is een groot verschil of iemand alleen een beschrijving van een koning leest, of dat 'hij een brief van die koning leest of een proclamatie, waarmee die koning zich tot het volk richt en waarin hij zijn wil bekend maakt.

Het Woord der Schrift is het Woord des Konings aan degenen, die Zijn onderdanen zijn, of die geroepen worden zich onder Zijn heerschappij te voegen.

Daarom is het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord Gods. „Gij zult Mijne getuigen zijn", heeft de Heere tot Zijn discipelen gezegd. En dit getuigenis van Gods waarheid is bestemd om dienstbaar te zijn aan die „persuasio", die overtuiging, dat geloof, dat zich niet richt op het subject (onderwerp), maar op het object (het voorwerp) des geloofs.

Zo heeft de Catechismus dit ook verstaan. Zondag 7 spreekt van „kennen" en „vertrouwen". Beide woorden spreken van een subject en een object. Er is iemand, die kent. Maar wat hij kent, is de Iemand, Dien hij leert kennen. Er is iemand, die vertrouwt. Maar de troost en de vastheid van dat vertrouwen liggen in Hem, op Wien hij vertrouwt.

Daarbij zijn kennen en vertrouwen geen twee losse stukken naast elkaar, maar één.

Een mens kan ook niet in twee stukken gedeeld worden. Het geloof is zó centraal, dat het niet kan verdeeld worden over verschillende faculteiten van de menselijke geest. Het gaat niet om de kennis van zekere waarheden, op zichzelf, los van God. Maar zoals het Kort Begrip het antwoord van zondag 7, vraag 21 samenvat: het is een stellige kennis van God en van Zijn beloften, ons in het Evangelie geopenbaard, en een hartelijk vertrouwen, dat mij al mijn zonden om Christus' wil vergeven zijn. Kort gezegd: geloven is God zó kennen dat wij ons van harte aan Hem toevertrouwen. In het kennen gaat het om de levende kennis die de Heere Jezus Christus in Joh. 17 : 3 bedoelt: Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt.

In dit licht worden vermaningen als van Hebreen 4 niet een wettische zweepslag. Maar een „bewegen" tot het geloof. Zo wordt ook deze verhouding vanzelf „toepasselijk". Dat Woord Gods richt zich tot de mens in de realiteit van zijn zondaar-zijn. Dat Woord is levend en krachtig, is oordeler der gedachten en der overleggingen des harten.

Zo wordt de weg Gods in en door Zijn Woord ook de weg tot de zekerheid des geloofs. Het ontneemt ons immers de zekerheid in onszelf en doet de zekerheid zoeken en vinden in het voorwerp des geloofs.

In de controversen tussen mannen als W. a Brakel, Comrie, Groenewegen en Van der Groe hebben diegenen zeker juist gezien die gezegd hebben, dat de zekerheid behoort tot het wezen des geloofs. Want het geloof heeft betrekking op God, sprekende in en door Zijn Woord en op het daarin geopenbaarde werk van Christus. Hier worden de zekerheid omtrent de waarheid Gods en de zekerheid omtrent het deelgenootschap aan Gods heil in Christus wel onderscheiden, maar niet van elkander afgescheiden, omdat het in die waarheid Gods tegelijk gaat om de waarachtigheid Gods.

De zgn. „wederkerende" daad ontleent haar kracht aan de uitgaande daad des geloofs, omdat het is een uitgaan tot God, Die het voorwerp des geloofs is.

In het geloof is dus geen twijfel, al belijden we met schaamte en schulderkentenis, dat er in de gelovige vaak nog zeer veel twijfel gevonden wordt.

Tegenover de boven geschetste intellectualistische ontaarding zeggen we: het geloof maakt bevinding, droefheid over de zonde en bekering niet overbodig, juist omdat de mens in het geloof tegenover de levende God komt te staan.

Tegenover de mysticistische ontaarding handhaven we, dat het geloof, hoezeer gepaard gaande met gevoel, wedergeboorte en bekering, hierdoor niet kan vervangen worden. Want het geloof moet Iemand hebben. Wiens Woord en werk zeker en vast is, op Wien het kan bouwen, in Wien het rust.

Enerzijds mag de vrijmoedigheid waartoe het Evangelie opwekt niet ontaarden in de vrijpostigheid van de gast zonder bruiloftskleed, bij wien de schroom ontbrak voor de koning, die hij niet bleek te kennen en te erkennen.

Daartegenover moet het kleingeloof, beter dan altijd weer te onderzoeken of men wel genade ontvangen heeft, steeds weer toegaan tot de God aller genade.

Zo keren we ons zowel tegen ijdele geloofsroem als tegen vaak onbewogen ongelovigheid, omdat beide niet het rechte voorwerp des geloofs voor ogen hebben.

Ik eindig met deze omschrijving van het geloof door Calvijn: het is een vaste en zekere kennis van Gods veelwillendheid jegens ons, die op de waarheid van Zijn 'genadige 'beloften in Christus gegrond, door de Heilige Geest aan ons verstand geopenbaard en in ons hart verzegeld wordt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 mei 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

HET GELOOF EN ZIJN VOORWERP

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 mei 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's