Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

RONDOM DE NIEUWE PSALMBERIJMING (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

RONDOM DE NIEUWE PSALMBERIJMING (2)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat mankeert er eigenlijk aan onze psalmberijming?

Wij zijn wat huiverig voor allerlei nieuwe dingen in de kerk.

Op de reünisten-dag van „Voetius" zei de inleider, dat de kerk terecht conservatief is, want zij heeft veel goeds te „conserveren", te bewaren. Maar dan is het wel belangrijk, hoe zij bewaart, wat haar is toevertrouwd. De 150 psalmen bewaart de kerk, behalve vertaald in de bijbel, ook berijmd in haar kerkboek.

Van 1566 tot 1773 was dat in de kerk der reformatie in Nederland de berijming van Petrus Dathenus en van 1773 tot heden de „staatsberijming", die ons allen bekend en vertrouwd is, tenminste — voor de helft maar in gebruik. Datheen is dus 200 jaar gebruikt geweest, de tegenwoordige nadert ook een 200-jarig bestaan.

En dat lijkt mij een van de belangrijkste oorzaken, dat vele psalmen eenvoudig in onbruik zijn geraakt: de taal, waarin wij spreken en schrijven verandert ia twee eeuwen nogal sterk, zodat woorden en uitdrukkingen-van-toen nu onbekend zijn of een andere betekenis hebben gekregen.

Maar dat zou betekenen, dat wij de psalmen in de berijming niet goed bewaren en overdragen aan het komende geslacht.

De jongere generatie kent veel minder psalmverzen dan de oudere en dat veroorzaakt eigenlijk een verstening van de bundel, waardoor de inhoud van de liederen uit de bijbel onbekend raakt en dat is een ernstige zaak voor een reformatorische kerk, die de woorden Gods, ook de liederen Gods, te spreken heeft in de taal, waarin de mensen-van-nu geboren worden. Denkt u maar aan het Pinksterfeest in Jeruzalem, waar de mensen zeggen: Wij horen hen in onze eigen taal de grote werken Gods spreken. Dat is ook in deze tijd onze roeping.

Niemand spreekt of preekt immers meer in de taal van de 18e eeuw.

Niemand leest ook de Statenvertaling meer in de taal, waarin die geschreven werd. De tekst van de Statenvertaling is de jaren door ook steeds veranderd naar nieuwer spraakgebruik. (Dat gebeurde eenvoudig door de uitgevers van de bijbel!)

Onze oudere lezers herinneren zich misschien nog wel, dat in het begin van deze eeuw er nog wel voorlezers waren in de kerk, die lazen: „Gij ende zult niet begeren uwes naasten wijf.

Nu doet niemand dat meer. Al leest men de Statenvertaling, men leest die in een taal, die meer van deze tijd is.

Bij een psalmberijming is zo'n wijziging praktisch onmogelijk, omdat daar de woorden aan maat en rijm zijn gebonden.

Zo bleef de berijming-1773 uiteraard bij ons in gebruik in de taal van 1773. Woorden en zinswendingen, die vreemd raakten aan ons tegenwoordig taalgebruik, maakten, dat verzen, waar zulke verouderde uitdrukkingen in staan, van lieverlee buiten gebruik raakten, zodat het gedeelte dat van de huidige berijming gebruikt wordt, steeds kleiner wordt. Maar dat maakt ons ontrouw aan onze roeping, om de liederen van God echt te bewaren, dóór te geven en te zingen!

Op zichzelf behoeven we helemaal niet kleinerend te sproken over de psalmberijming, die we hebben. Ik heb de indruk, dat de dichters, die nu meer dan 10 jaar gewerkt hebben aan een nieuwe berijming, juist grote bewondering hebben gekregen voor de berijming- 1773: die mannen van toen wisten heus wel wat dichten was en ook wat psalmberijmen betekent.

Dat men in 1773 met onmiskenbaar dichterlijk vermogen de psalmen berijmd heeft in de toenmalige retorische kunstvorm en in de taal van toen, kan men toch niet kwalijk nemen aan de dichters van die tijd, integendeel. Maar ónze stijlvorm en woordkeus is nu eenmaal heel anders dan in die tijd. De taal is een levend iets en voor een psalmberijming zal een leeftijd van 200 jaar wel een maximum zijn. Dat hebben onze voorvaderen in 1773 ook begrepen en ook het kerkvolk heeft toen, zonder al te veel verzet, de overgang van Datheen naar de „staatsberijming" meegemaakt.

Is dat veranderde taalgebruik dan zo groot?

Het is niet moeilijk aan te tonen, dat de taal van de berijming-1773 verouderd is en voor de jonge generatie onbegrijpelijk en omnogelijk. Ook onmogelijk — ik geef enkele voordbeelden:

op 't eenzaam bedde neergezegen (4:2)

gij hebt geen pest te vrezen (91: 2)

ontbloot van grond om wortels in te maken (129 : 4)

van de pot ontslagen (81: 6)

os of var, die hunne klauw verdelen (69 : 13)

godsgestichten (74 : 8)

en:

acht'bre godsvergaderingen (82 : 1)

met zwijmelwijn gedrenkt (60 : 2)

verzadigd als met vet en smeer (63 : 3)

monden vol van adderspog (140 : 3)

stinkende etterzweren (38 : 5)

het wonderwater Meriba (106 : 18)

Ik denk ook aan het vaak voorkomende- woordje „rot" en „samenrotten".

Veel woorden hebben in de loop van deze 200 jaar een andere betekenis gekregen of raakten helemaal onbekend.

Wie van de lezers weet wat „treken" zijn in Psalm 5 : 9?

Hun tong tracht vleiend ons door treken naar 't hart te steken.

Welk schoolkind begrijpt, dat de psalmberijming met „gemene lieden" bedoelt: gewone mensen (62 : 6)?

Hier hebt u vooral voorbeelden van op den duur niet „bewaren" maar verliezen van de inhoud van het bijbels lied.

De „straal van billijkheid in Psalm 19 doet ons de inhoud onzuiver bewaren, want „billijk" betekende destijds inder­daad „rechtvaardiging", nu betekent het: „redelijk".

In dezelfde psalm betekent „slechten": „eenvoudigen", maar wie weet dat? Het woord „wellust" is van betekenis veranderd, daardoor is die regel „een volle beek van wellust" in Psalm 36 eigenlijk onmogelijk geworden in een overigens mooi psalmvers.

Het woord „betrachten" in Psalm 1:1 betekende toen: in stilte met toewijding overdenken. Het gaf dus de onberijmde tekst bijzonder getrouw weer. Maar „betrachten" betekent nu: nakomen.

Zelfs iemand als Dr. A. Kuyper wist deze betekenis-verschuiving niet, want ia zijn boek „Onze Eredienst" levert hij kritiek op deze regel, die hij in tegenspraak acht met antwoord 114 van de Heid. Catechismus!

Maar we kunnen toch geen psalmberijming handhaven, waar op de duur een verklarend woordenboek bij nodig is? Een psalmberijming mag toch geen museumstuk worden en toch in gebruik blijven?

Het is niet alleen de taal.

Ook theologisch is er wel het een en ander op te merken.

Onmiskenbaar vertoont onze psalmberijming de tekenen van haar ontstaan in een tijd, dat de leuze „God, deugd en onsterfelijkheid opgeld deed.

Merkwaardig genoeg wordt dit tegenwoordig in de gereformeerde gezindte gebagatelliseerd, hoewel men in vroeger jaren hier wel een zeker onbehagen over uitsprak.

De goedmoedige manier, waarop over God en Zijn openbaring wordt gesproken, mogen wij toch niet alsmaar blijven aanvaarden?

Ook al zijn de woorden door het gebruik min of meer omgebogen naar ons theologisch klimaat of — meestal — op dood spoor gezet, doordat wij de betreffende verzen eenvoudig niet gebruiken.

Ik denk aan sommige regels uit Psalm 119:

Uw wet, die van mijn heil mij best kan vergewissen (vs 50)

'k Heb uw bevelen In alles recht en vlekkeloos beschouwd, op 't hoogst volmaakt, tot in hun minste delen (vs 60)

En wat te zeggen van de slotregel van Psalm 16 : 1

Gij zijt de Heer, ik zal U nooit verzaken, ofschoon tot U mijn goedheid niet kan raken?

De God van Israël wordt telkens aangeduid met de bewoordingen uit de tijd van het supra-naturalisme: de Goedheid, het Opperwezen (17 keer), de Opperheer (16 keer), het Alvermogen, de Oppermajesteit, de Oppermogendheid, de Algoedheid, de Alzegenaar, de Oppervoogd, de milde Zegenader, zelfs: de grote Albehoeder en: de Schutsheer aller goeden.

En dan de kwestie van de „deugdzaamheid".

Het woord „deugd" is een bijbels woord, maar het heeft in veel psalmregels een merkwaardige onbijbelse kleur gekregen door het klimaat van de 18e eeuw, waardoor het woord in een bepaald zinsverband is gebracht, dat beslist niet bijbels is.

Ook hiervan enkele voorbeelden uit vele:

Psalm 1: 4 is overbekend als onbijbels.

Jozef, van zijn verstand en deugd toewust (105 : 12)

Wie oprecht en deugdzaam leeft zal nimmer wanklen op zijn wegen (15:5)

naar 't recht van hen, die deugdzaam van bestaan (119 : 66)

elk die met verstand zijn wegen richt, mag op Gods gunst vertrouwen (50:9).

Er is nog veel meer te noemen.

In het bekende: Opent uwe mond, eist van Mij vrijmoedig is het woord „eist" toch eigenlijk ontoelaatbaar.

Wat hebben wij van God te eisen? Ik kan best van de verbondsgedachte uit dit woord proberen tot op zekere hoogte te verdedigen, maar nooit helemaal. In ieder geval geeft de onberijmde tekst geen aanleiding om het zo te berijmen.

Ook hier „bewaren" wij de woorden Gods in deze berijming niet Schriftgetrouw. Hetzelfde geldt van de bekende slotregel van Psalm 33: Weer steeds alle smart.

Al met al kom ik tot de conclusie, dat de wenselijkheid, om niet te zeggen de noodzaak van een nieuwe berijming gelegen in het feit, dat de taal van de berijming-1773 verouderd is en daardoor hier en daar onverstaanbaar is of tot misverstanden aanleiding geeft en in ieder geval maakt, dat de bundel voor de helft ongebruikt blijft.

Daar komt nog bij (en dit is niet minder), dat de zegswijze doortrokken is van een onbijbelse terminologie, zoal niet van een onbijbelse gedachtengang.

Een derde bezwaar (en dat is weer een heel ander verhaal) is, dat de tekst vaak allerminst correspondeert met de accenten in de melodie.

Daar hoop ik nog op terug te komen.

In ieder geval: hoe we ook oordelen over de voorgestelde nieuwe berijming, dat we met de huidige berijming als reformatorische kerk gelukkig kunnen zijn, lijkt me onmogelijk.

Natuurlijk weet ik best, dat er in de tegenwoordige berijming ook vele prachtige verzen staan (ik laat er elke zondag uit zingen!), maar dat behoeft ons toch de ogen niet te doen sluiten voor de vele aanwijsbare gebreken?

Maar waarom heeft men dan in de Proeve van een nieuwe berijming niet veel méér van de huidige overgenomen? En klinken er in de voorgestelde nieuwe berijming dan ook geen theologische visies dóór die wij moeten afwijzen? Daar­over graag volgende keer.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juni 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

RONDOM DE NIEUWE PSALMBERIJMING (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juni 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's