Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het Nieuwe Testament

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het Nieuwe Testament

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

42

OPENBARING 20 HET DUIZENDJARIG RIJK

Thans zouden wij ons gaan bezig houden met de eigenlijke uitleg van Openbaring 20.

In ons historisch overzicht wezen wij er reeds op, dat er hoofdzakelijk twee verklaringen van dit hoofdstuk naast elkaar bestaan. De éne vindt haar uitgangspunt in de opvatting, dat het visioen van Openbaring 20 haar realisering reeds vindt in wat in de loop der eeuwen in de wereld en in de kerk geschiedt. De andere gaat uit van de opvatting, dat het nog vervuld moet worden tegen het einde van de wereldgeschiedenis.

De eerste verklaring heeft vooral sinds Augustinus ingang gevonden in de Kerk. Wij treffen die ook aan bij de Reformatoren, en sindsdien, tot op vandaag aan de dag bij allerlei uitleggers van naam. Deze uitleg vinden wij b.v. in ons land bij theologen als Greydanus, Dijk en Edelkoort.

Wij gaan thans uitvoeriger in op deze uitleg en zullen zien, welke betekenis volgens haar dit hoofdstuk uit de Schrift heeft. Een betekenis, actueel ook voor ons in onze tijd!

Ook volgens de aanhangers van de eerste verklaring van Openbaring 20, moet bij de uitleg goed voor ogen gehouden worden, dat wij hier dus te maken hebben met een gedeelte uit het laatste bijbelboek. Dit boek geeft ons openbaring in een bijzondere zin. Niet voor niets draagt het de naam: apocalyps. D.w.z. zij geeft ons een openbaring van de dingen, in een heel bijzondere gestalte, — in de gestalte van visioenen en symbolen. Daarom kan men maar niet zonder meer een letterlijke verklaring geven van alles, wat in dit bijbelboek staat. Men zij voorzichtig met de uitleg van dit boek. En men wachte zich voor menselijke fantasie en ongeoorloofd gedachtenspel!

Een ander belangrijk punt volgens deze verklaarders is, dat men steeds bedenken zou, dat het niét de bedoeling is, dat wij moeten aannemen, in de Openbaring een precieze chronologische opeenvolging der dingen te vinden. Neen, wat de apostel hier aanschouwt, wordt telkens weer in de loop der eeuwen vervuld, vanaf Christus' eerste komst in het vlees, tot in het einde. Men voert voor deze opvatting bewijzen uit Openbaring zelf aan.

Daar is b.v. Openbaring 6, het visioen van de vier paarden, het witte, rode, zwarte, vale paard. In dit visioen vinden wij stellig een voorstelling van de voortgang van het Evangelie in deze wereld, doch ook van- de oorlog en van het gebrek en van de dood. Deze voortgang van het Evangelie en het optreden van oorlog, honger en dood, kunnen wij toch niet beperken tot een bepaalde periode in de geschiedenis of b.v. alleen tot het einde. Ze zijn er, alle eeuwen door.

Daar is b.v. ook Openbaring 12. Het visioen van de vrouw, die het kind baart en van de draak, die tevergeefs poogt de vrouw en het kind om te brengen. Hier staan ze duidelijk tegenover elkaar: het Koninkrijk Gods, Israël en de Kerk en Christus' komst en werk in deze wereld tegenover Satan en diens duister woeden. Echter de worsteling tussen die beide valt evenmin te beperken tot een bepaalde periode in de geschiedenis of tot het einde daarvan. Neen, die worsteling is er eveneens alle eeuwen door. En daarom, Openbaring 12 geeft ons een doorsnede van de geschiedenis van alle eeuwen. Werpt daarover een bijzonder licht.

En zo kan nog op andere hoofdstukken uit Openbaring gewezen worden. Eigenlijk gaat het steeds om de grote worsteling, de eeuwen door, tussen het Koninkrijk Gods en het geweld van Satan. En nu geven de verschillende hoofdstukken geen precieze chronologische opeenvolging der gebeurtenissen. Maar ze laten telkens weer opnieuw die geweldige worsteling van een andere kant en met een andere bedoeling zien.

Daarom moeten wij, volgens bovenbedoelde verklaarders, geen uitlegging van de Openbaring geven, welke alles, in dit bijbelboek ons beschreven, alleen op de eindtijd betrekt óf alleen op de tijd, waarin Johannes leefde, doch welke laat gelden, dat het in dit boek gaat om dingen, die vervuld worden in de ganse loop der geschiedenis. Zo biedt de Openbaring troost aan de Kerk van alle eeuwen, die steeds een strijdende Kerk is en haar weg gaat door lijden tot heerlijkheid. Waarbij het dan wel van bijzondere betekenis is, dat de slothoofdstukken onze aandacht heenleiden naai het grote einde en naar de definitieve, glorieuze overwinning van het Koninkrijk Gods.

Bovenbedoelde exegeten wijzen nu ook op de merkwaardige plaats van het visioen van het Duizendjarig Rijk in het geheel van de Openbaring. Wij vinden het dus in hoofdstuk 20.

In de voorafgaande hoofdstukken treffen wij een voorstelling aan van de vreselijke oordelen Gods, die over de wereld zullen gaan. Fiolen, vol van de toorn Gods, worden uitgegoten, over de aarde, de zee, de rivieren, zelfs de lucht en de zon, én over de troon van het beest. Het is alles een aanduiding van de rechtvaardige gerichten Gods vanwege de onbekeerlijkheid der volkeren en het woeden van de machten der zonde. Zo ziet Johannes ook de vlammen des Heeren branden tegen de grote hoer en Babylon, symbool van dié wereldmacht, waarin uiteindelijk alle schatten der cultuur aan de dienst des, Heeren zullen zijn onttrokken en de negatie van het gezag des Heeren haar toppunt zal hebben bereikt. Dan zal de nood der wereld groot zijn. Doch Gods Kerk behoeft niet bevreesd te zijn. Zij zal immers in het oordeel niet omkomen. Zelfs, omdat die oordelen rechtvaardig zijn, zal er in de hemel een hallel worden aangeheven door de engelen en de gezaligden.

Na dit alles ziet Johannes het gezicht van de Ruiter op het witte paard. Een gezicht, dat voorstelt de komst van Christus voor de laatste slag, waarbij Hij Zijn vijanden verpletteren en de Antichrist en de valse profeet in de poel des vuurs werpen zal.

En nu ligt het toch voor de hand, na dit visioen terstond te verwachten een schildering van de laatste ontknoping der geschiedenis, van het definitieve eindoordeel en van de eeuwige heerlijkheid, daarna volgend voor de Kerk. Een schildering van het nieuwe Jeruzalem, uit de hemel neerdalend!

Maar, het opmerkelijke is nu, dat wij tussen de voorstelling van die komst van Christus, om Zijn vijanden een verpletterende slag toe te brengen én van het nieuwe Jeruzalem, nog het visioen vinden van het Duizendjarig Rijk.

Bovenbedoelde exegeten zien in Openbaring 19 een tekening van het gericht Gods over al de vijandelijke machten tegen Zijn Koninkrijk in volstrekte zin. Daarom vragen zij: hoe kan dan Openbaring 20 beschrijven, wat de Chiliasten willen, — n.l. een periode van bijzondere heerlijkheid aan het eind van de wereldgeschiedenis? En hoe kan dan dit visioen staan na Openbaring 19? Dan zou dit toch een plaats moeten hebben vóór Openbaring 19!

Volgens deze exegeten is de oplossing hier dan ook een andere. De Openbaring geeft immers geen precieze chronologische opeenvolging der gebeurtenissen, in de verschillende visioenen symbolisch voorgesteld! In dit hoofdstuk treedt de Openbaring dan ook als het ware weer terug in de geschiedenis. En beziet weer op een bepaalde manier, als in vogelvlucht, de geschiedenis van de Kerk en van de wereld, in de loop der eeuwen. En uit welk gezichtspunt overziet zij dan die geschiedenis?

Uit dit gezichtspunt, dat, hoe de Satan nog woedt in de loop der eeuwen tegen het Koninkrijk Gods en tegen het Evangelie, hij eigenlijk reeds een gebondene is. En dat het daarom voor hem uitloopt op een definitieve ondergang, hoewel hij vlak daarvoor nog gelegenheid zal krijgen om nog eenmaal al zijn demonische krachten tegen het Koninkrijk Gods samen te spannen. Het gaat hier dus volgens deze uitleggers, om een bepaalde kant van de heerlijkheid van Christus, die als een glorieus feit de gang der geschiedenis beheerst, n.l., dat Satan dus eigenlijk gebonden is. De macht der duisternis is een reeds verslagen vijand. Alleen, deze vijand moet nog geheel tot overwinning verslonden en van de aarde verdaan worden. Dat zal gebeuren bij Christus' wederkomst, als ook het nieuwe Jeruzalem uit de hemel zal neerdalen.

Een volgend maal nader over Openbaring 20 zelf.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 september 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Uit het Nieuwe Testament

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 september 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's