Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VAN BOND, VERENIGING, PARTIJ EN KERK

Bekijk het origineel

VAN BOND, VERENIGING, PARTIJ EN KERK

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Richtlijnen voor de behandeling van de leer der uitverkiezing I

In zekere zin zijn het alle gemeenschappen : bonden, verenigingen, partijen en de kerk. Men kan ze alle onder de noemer gemeenschap brengen, maar toch staat de kerk apart met een geheel eigen karakter. Men zou kunnen zeggen, dat de kerk ook een vereniging is ; onder het aspect van het verbond zou men haar ook met een bond kunnen vergelijken, en als men haar typeert als de partij van Christus, heeft men ook een overeenkomst met wat men in de samenleving partij noemt.

Hoewel dus de kerk in haar aardse openbaring trekken vertoont, die enigermate aan bond, vereniging, partij kunnen doen denken, een bond is geen kerk, een vakverbond niet, een bond van boeren en tuinders niet, maar ook de Gereformeerde Bond en de Protestanten Bond niet. Zo is ook een vereniging geen kerk, een vereniging tot bevordering van, ik weet niet welk goed doel, is geen kerk, een christelijke zangvereniging niet, maar ook de Confessionele Vereniging niet, zomin als de Vereniging van Vrijzinnig-Hervormden.

Zo staat het ook met de politieke partijen. Ze zijn geen kerk, zelfs niet al zijn ze z.g.n. kerkelijke of confessionele partij.

Deze onderscheiding dient men terdege voor ogen te houden, omdat grondslag en doel van een bond, vereniging of partij, zó zeer door de kerkelijke belijdenis kunnen bepaald zijn, dat ze practisch een gemeenschap van kerkelijke belijders vormen, die op de grondslag van hun gemeenschappelijk geloof de in het verenigingsstatuut omschreven doelstelling nastreven. Deze moge betrekking hebben op het terrein van het sociale of politieke leven, dan wel op het gebied van wetenschap en kunst, onderwijs en opvoeding, weldadigheid, zending, en zelfs verdediging der Waarheid, dat kan alles zo zijn, maar de bond, vereniging, partij, die het statuut heeft gesteld, is geen kerk in de formele zin des woords. Zij ontvangen hun rechtspersoonlijkheid niet krachtens de rechtspersoonlijke positie der kerk, die een algemeen erkende en, althans in het Christenland, vanzelfsprekende is, maar van de Overheid.

Schepping Gods en menselijke stichting.

Het geestelijk verband, dat de leden onderling bindt, enerzijds in de kerk en anderzijds in het werk der vereniging, van de bond, of van de partij, geelt er ongetwijfeld aanleiding toe, dat de geloofsgemeenschap een sterk accent krijgt. Geloofsgemeenschap nu is juist, wat de kerk onderscheidt. De kerk is geloofsgemeenschap. Zij is een vergadering van ware Christgelovigen. (Art. 27 N.G.B.). Zij is geen instelling van mensen, maar een schepping Gods: Geschapen in Christus Jezus. (Efeze 2 : 10). Die in Christus is, is een nieuw schepsel. (2 Kor. 5 : 17). Zij wordt in de Heilige Schrift met verschillende namen versierd; Het Lichaam van Christus, Dat is haar wezen. Een tempel, niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. (Ef, 2 : 21), Gods akkerwerk, Gods gebouw (1 Kor. 3 : 9). Haar leden worden : huisgenoten Gods, kinderen Gods, een volk van priesters en koningen genoemd, en die van Christus zijn, die de Vader Hem (Christus) gegeven heeft. (Joh. 17 : 11).

Geen vereniging op aarde kan zich met haar gelijkstellen, want alle vereniging op aarde is van menselijke instelling, met een statuut of grondwet, door mensen gemaakt en in zoverre door menselijke strevingen en tijdelijke omstandigheden bepaald. 

De Heere Jezus Christus, gezeten aan de rechterhand des Vaders, aan Wie alle macht is gegeven in de hemel en op de aarde, is het Hoofd der gemeente, d.i. de Kerk, de grote Herder der schapen, die haar vergadert, regeert, beschermt en in stand houdt.

Dit ziet alles op een pneumatische (geestelijke) werkelijkheid met een eeuwige toekomst, het Godsgebouw.

Als geestelijke werkelijkheid is dit gebouw van Gods welbehagen onzichtbaar voor ons, aardse stervelingen. Alleen door het geloof kunnen we bij dit geestelijke werk betrokken worden, zodat we van de werkelijkheid, van die hemelse werkelijkheid, doordrongen worden. Want het geloof is een bewijs der zaken, die men niet ziet. (Hebr. 11 : !) Het is een gave Gods, zijnde een levende relatie met de Heere Jezus Christus door de Heilige Geest. Want Woord en Geest zijn de Bouwmeesters, die de erfgenamen zoeken, die tevoren geordineerd waren naar het voornemen Desgene, die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil. (Efeze 1 : 11). De erfgenamen zoeken, en door vernieuwing des harten toebereiden om als levende stenen te worden ingevoegd in dat Godsgebouw. (1 Petr. 2 : 5).

Dat goddelijk werk wordt in de verborgenheid des Geestes door de eeuwen heen voltrokken, ongestoord en naar het goddelijk bestek Zijner verkiezing ia Christus Jezus (Vgl. 1 Petr. 2). Allen, die daarbij in waarachtig geloof betrokken worden, hebben daar in meerdere of mindere mate weet van en zoeken ook elkander. Ze worden als delende in de gemeenschap met de Heere Jezus Christus, in de gemeenschap van Zijn Geest, ook onderling verbonden, zodat ze kleiner of groter in getal, een gemeente vormen.

Uit de aard der zaak hadden de „Christenen", zo werden ze genoemd, in de aanvang nog geen „kerkgebouwen". Van de synagogen ontmoetten ze slechts vijandschap. Zo begonnen zij met z.g. „huisgemeenten". Ze kwamen in de woning van één der geloofsgenoten samen om te bidden over Christus en de geestelijke dingen Gods te spreken en avondmaal te vieren. (Vgl. Hand. 4:32v.v.; 12: 12 v.v.).

Op die wijze kwam de Kerk in de aardse saamleving tot openbaring: Zij vormde een geloofsgemeenschap — spoedig geloofsgemeenschappen — onder leiding der apostelen, de afgezondenen, de gezanten des Heeren. Let wèl, de gezanten, niet de plaatsvervangers des Heeren. Ze zijn de getuigen van Christus, geen stadhouders, maar ministers, d.i. dienaren van de Kroon met een welomschreven opdracht: predikt het Evangelie, maakt discipelen. weidt Mijn schapen.

De apostelen hebben naar het Koninklijk bevel gedaan, zijn de toenmalige wereld doorgetrokken, onder veel bestrijding van Joden en heidenen, (de sekte, die overal weersproken wordt), maar de Heere wrocht mede. Overal ontstonden vergaderingen van Christenen, gemeenten, die zich aanvankelijk zeer onderscheidden in ingetogenheid, kuisheid en standvastig geloof.

De Kerk op aarde.

De Christelijke Kerk is een hemelse werkelijkheid in aardse verschijning, een openbaring van het Lichaam des Heeren op aarde, een vreemde, een uitzonderlijke verschijning onder de mensen : „Ziet, hoe lief zij elkander hebben".

Het duurde niet lang, of de gemeenten werden groter, en hadden behoefte aan organisatie, juist in die aardse verschijning en onder de mensen.

De apostelen hebben het verstaan en voorziening getroffen: eenvoudig en naar de wil des Heiligen Geestes. En wij houden ons er van overtuigd, dat de kerken op aarde nog altoos en tot de voleindiging gebonden zijn aan de door de apostelen bevolen orde, a.h.w. onder de leiding der apostelen staan.

Overal, waar een gemeente van Christus aanwezig is of ontstaat, heeft ze zich te onderwerpen, aan de Heilige Schrift, welke zij ontvangt als het Woord Gods. Zij wordt genoemd een regel des geloofs, en de bron der prediking, en het is volkomen inconsequent en onjuist, dat zij ook niet wordt gewaardeerd en gevolgd als regel van kerkregering. Inderdaad bewijzen de betreffende artikelen van de gereformeerde belijdenis, dat deze erkentenis bij de gereformeerde belijders leeft.

We gaan daarop in dit verband niet nader in, doch wij houden o.a. voor zeker, dat het Nieuwe Testament slechts gemeenten kent en dat deze ieder op zichzelf als zelfstandige openbaring van het Lichaam van Christus worden erkend. (Openb. 2 en 3). Verder, dat de gemeente wordt gediend en geregeerd door ouderlingen, terwijl de geldelijke zorgen aan diakenen worden toevertrouwd. Men zie hierover de bevestigingsformulieren , voor dienaren des Woords, ouderlingen en diakenen.

De apostelen hebben geen opvolgers aangewezen, want het Nieuwe Testament geeft niet de minste aanwijzing daarvoor. Wel zijn er aanwijzingen voor de enigheid van dit ambt, derhalve geen dienaar zal over de andere dienaren heersen, geen bisschoppen (of superintendenten), geen prelaten en kerkvorsten. Geen kerk zal ook over de andere heersen. Geen eenheidsinstituten, die de zelfstandigheid der plaatselijke kerken beknotten en negeren.

De apostelen hebben ook de weg gewezen voor de oplossing van geschillen en onzekerheid over de leer : de samenkomst van kerken, opdat ze gemeenschappelijk het Woord onderzoeken om de wil des Heiligen Geestes te leren kennen.

Wat zou de Kerk een andere geschiedenis en het onderling verkeer der volkeren een ander karakter gedragen en een ander aanzicht verkregen hebben, als de Christenen deze beginselen in ere hadden gehouden. Denken we ons in: geen nationale kerken, d.w.z. geen nationale eenheidsinstituten. De politieke grenzen niet ook nog gemarkeerd door de scheidsmuur van twee kerkinstituten, tweeërlei confessie en tweeërlei kerkorde.

De mensen echter zijn niet tevreden geweest met de regel der Schrift: Het is wellicht nuttig in onze tijd van „oecumenische" overspanning er de aandacht op de vestigen, dat de eenheidsinstituten, die de mensen hebben opgericht, de grootste obstakels vertegenwoordigen voor een waarachtige oecumene, en bovendien het Schriftuurlijke karakter van de oecumene verduisteren door vereniging van deze menselijke instituten in de plaats te stellen van de Schriftuurlijke orde.

Nergens spreekt de Schrift van nationale kerken of eenheidsinstituten in de zin van de historische kerkorganisaties. De Schriftuurlijke oecumene wordt getekend in Efeze 4:5: Eén Heere, één geloof, één Doop.

Nergens de opdracht om een oecumenisch kerkinstituut op te richten, maar vermaning tot eensgezindheid in geloof en tot gehoorzaamheid aan en vertrouwen in net profetische Woord.

Het is niet onwaarschijnlijk, dat oecumenische strevingen tot de vorming van het Rooms-Katholieke eenheidsinstituut hebben geleid of daaraan hebben medegewerkt. Dat zou ook overeenkomen met de veruitwendiging, waardoor het wordt gekenmerkt. Maar de oecumene is er, waar het geloof in de Christus der Schriften openbaar wordt, want ze is geestelijk. Nóg eens: één Heere, één geloof, één doop.

Zo hebben de mensen veel verdorven. Ook in de Kerk als aardse openbaring van Christus' Lichaam. De bezwaren van het kerkelijk eenheidsinstituut zijn vele, omdat de mensen het zo menselijk maken, zo helemaal naar menselijk uitdenken inrichten, alsof het een menselijke stichting gold, en het gezag van het Woord veronachtzamen, dat alleen in de Kerk behoort te heersen.

Het eenheidsinstituut wordt een menselijk instituut met menselijke verordeningen en ordinanties, die de zelfstandigheid der plaatselijke kerken zelfs in geloofszaken onderdrukken, het instituut boven de belijdenis verheffen, en in feite doet heersen over de gemeenten.

Genoeg voor het ogenblik, want op al deze zaken in te gaan zou de omvang van ons voorgesteld artikel ver overschrijden. 

We bedoelden slechts aan te tonen, dat het in de Kerk zo menselijk toegaat, dat het geen wonder is, als de mensen geen onderscheid meer zien tussen vereniging en Kerk. 

(Wordt, vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 oktober 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

VAN BOND, VERENIGING, PARTIJ EN KERK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 oktober 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's