Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

GODS VERBOND BEVESTIGD

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Genesis 15 vs. 17 : En het geschiedde, dat de zon onderging en het duister werd, en zie, daar was een rokende oven en vurige fakkel, die tussen de stukken doorging.

Als wij de bijbel oppervlakkig lezen, schijnen allerlei uitspraken ervan in tegenspraak met elkaar te zijn. Zo ook met de vraag om een teken : de Farizeërs begeren van de Heere Jezus een teken, doch het wordt hen niet gegeven. Abram vraagt er ook om: „waarbij zal ik weten, dat ik het land erfelijk bezitten zal" — en hij krijgt wel een. teken. Onbegrijpelijk ? Nee, toch niet, als we maar zien, waarom hij een teken vraagt. Als wij, zoals de Farizeërs vanuit ons ongeloof een teken wensen te zien, zo op de manier van „eerst moet ik er eens wat van zien, dan zal ik het geloven", reken er dan maar niet op, dat ge door God verhoord wordt: uw vragen is ongeloof. Maar als het geloof om een teken vraagt, is dat niet omdat het twijfelt aan God, maar aan zichzelf; „Heb ik Gods belofte wel goed begrepen ? Gebruik ik ze wel goed ? " ; en aan zo'n vraag komt de Heere tegemoet, denk aan het sacrament van het Heilig Avondmaal, en ook anderszins. Degene, die gelooft in Zijn goedheid, doet Hij ook die goedheid zien en smaken ! Dat blijkt ook hier: God heeft Abram de belofte gegeven dat zijn zaad zal zijn als de sterren aan de hemel — en uit dat zaad zal eens de Messias voortkomen! — en dit bevestigt Hij door het nu volgende gezicht. Er zitten in deze geschiedenis allerlei haken en ogen wat betreft de uitlegging, zo b.v. de vraag : waar was Abram nog in wakende toestand en waar begint het gezicht ? — maar dit alles is voor ons nu niet van belang. We zien dan, hoe Abram enkele stukken vee moet slachten, en hoe hij ze moet delen, in het midden, a.h.w. een paadje openlatend. (vs. 10).

Deze hele handelwijze was voor de oosterling niet vreemd. Zo werd immers vaak gedaan, n.l. als twee mensen of twee partijen samen een verbond sloten. Beiden gingen dan door het paadje tussen de gedeelde beesten door, en betuigden daarmee : „Als wij onze afspraken niet nakomen moge het ons vergaan als deze geslachte beesten".

Men bevestigde dus door deze handelwijze het verbond en riep de Heere erbij ten" getuige. Evenwel, zover komt het hier niet. Als Abram de voorbereidingen voor de verbondssluiting gemaakt heeft, komt er n.l. een dikke duisternis : „En het geschiedde, dat de zon onderging en het duister werd . . . ." We zouden zo zeggen : wat een wonderlijke handelwijze van de Heere ! Hij zal Abram's geloof gaan versterken door het verbond nog eens te bekrachtigen, maar : zover komt het niet, Hij zendt integendeel een dikke duisternis. Ja, vreemd ; en toch, God vindt dit nodig voor Abram, en voor al Zijn kinderen. Want juist al degenen, die het te doen is om Gods verbondsbeloften, krijgen iets van de duisternis te ervaren. Misschien zit ge er middenin, en rijst de bange vraag : „Waarom ? " Let dan eens op Abram. Het verbond is, zo zouden we zeggen, al half bevestigd ; als God nu nog wil komen, is Abram gewillig genoeg om met de Heere tussen de stukken vee door te gaan. Maar als de Heere nu blijft vertoeven, kan Abram met al zijn gewilligheid nog niets beginnen en is niet bij machte het verbond te verzegelen. En dat moet hij nu juist leren : dat hij zonder God niets kan. Een nodige les voor ons allen : van nature ligt God buiten ons gezichtsveld ; begint God Zijn werk aan ons, dan wordt ons zelfvertrouwen geknakt, en zien we, dat we niet buiten Hem kunnen ; dan wordt het om zo te zeggen : „Ik en God". Maar : die verhouding moet omgekeerd; het moet worden : God op de eerste, en ik op de laatste plaats.

We kunnen op dit alles niet breed ingaan, beter kunnen we het samenvatten in dat snedige woord : „een mens moet twee keer bekeerd worden; eerst van z'n onbekeerdheid ; dan van z'n bekering".

Zit u nu in die duisternis ? Houdt dan moed: de Heere Jezus kan zich dit alles zo goed indenken. Hij is in de duisternis der Godverlatenheid afgedaald. Hij heeft er zich doorheen ge­loofd en geworsteld, opdat wij niet in de duisternis zouden omkomen. En zegt u : „Ik zal er vast en zeker in stranden", zie dan niet op uzelf, maar op Hem, die u er doorheen haalt, en die de weg naar de toekomst openlegt.

Ook in deze geschiedenis gaat de duisternis wijken : „Zie, daar was een rokende oven en vurige fakkel, die tussen die stukken doorging". Een rokende oven, en vurige fakkel: we moeten ons bij deze woorden niet voorstellen, dat dit twee dingen zijn. Als wij, zoals ten plattenlande vaak gebeurt, wat vuil, takken, afval van de oogst e.d. verbranden, rookt dat vaak allerverschrikkelijkst. Maar por er dan eens flink in: dan kan het gebeuren, dat plotseling de vlam eruit schiet. Iets dergelijks moeten we ons hier ook voorstellen : een dikke rook, waar de vlam uitschiet. Wat beduidt nu dit beeld ? Het laat zien de weg die God met Abram en zijn zaad zal houden, en dan beduidt de rokende oven de toorn Gods en de fakkel Zijn genade. De weg Gods zal een weg zijn van gericht en genade. Als we vs. 13 en volgende doorlezen, slaat dit allereerst op het volk Israël dat, na de verdrukking in Egypte, naar het beloofde land geleid zal worden. Maar we kunnen de lijn verder doortrekken : het uit Egypte uitgeleide volk Israël vindt zijn vervulling in de Heere Jezus Christus. (Vgl. Hos. 11 vs.-1 met Matth. 2 vs. 15!), die door lijden tot heerlijkheid gekomen is, en deze gang maken de Zijnen met Hem : door lijden tot heerlijkheid, opdat de oude mens sterve en de nieuwe opsta. Christus is in de oven van Gods toom geweest; daardoor heeft Hij de Zijnen van de eeuwige poel des vuurs verlost, maar aan deze kant van het graf is toch nog die rokende oven, en. daar kunnen we niet aan ontsnappen. Maar dat hoeft ook niet: degene, die het te doen is om Gods verbondsbeloften, vergaat het als Sadrach, Mesach en Abednego in de vurige oven. We zouden zeggen: ze komen er in om, maar 't is niet zo : ze komen er weer ongedeerd uit, en zo gaat het met al de kinderen Gods : uit de rokende oven schiet de vlam van de vurige fakkel. Het Licht overwint! Wie het om het Woord des Heeren te doen is, vraagt zich licht af: hoe zal mijn levensweg verder zijn ? De Heere geeft dan geen antwoord over alle bijzonderheden, zegt alleen : Als een oven, en als een fakkel! Dat is zeker, want Mijn verbond staat vast!

De Heere bevestigt immers dit verbond. Want uit het feit, dat deze vurige verschijning tussen de stukken vee doorgaat, blijkt immers, dat het verbond ten volle gesloten wordt. Abram had een tijd op de Heere moeten wachten, maar tenslotte komt de Heere toch. En dan valt het ons op, dat niet de Heere èn Abraham samen tussen het geslachte vee doorgaan, maar alleen de Heere. Waarom doet Hij dat ? Om Abram er buiten te sluiten ? Juist om te laten zien dat Hij Abram en zijn zaad er voor eeuwig binnensluit! God wil met deze handelwijze zeggen: Als de vastheid van Mijn beloften mede van u moet afhangen, dan loopt het verkeerd af. Ge zult het immers wel duizendmaal verbreken. En daarom neem ik het u, in Mijn liefde, helemaal uit handen, en sta Zelf, Alleen in voor de vervulling van het verbond, dat Ik met u sluit. Abram wordt er buiten gezet — omdat God hem erin wil hebben. Hij zweert het bij Zichzelf; en bij het daar liggende geslachte vee — en dan denk ik als vanzelf aan het vergoten bloed van onze Heere Jezus Christus : Ik zal Mijn verbond gedenken, óók ten opzichte van u ! Uw levensweg ligt vast, niet dóór u, maar ondanks u !

Wat een rijke belofte voor Abram, en ook voor Abraham's zaad, van toen, en van heden. Nee, niet voor diegenen, die in onbekeerlijkheid leven en nog niet eens geleerd hebben te vragen en te pleiten op datgene wat God ons in Zijn Woord belooft. Gij moogt eerst wel eens ernst maken met het feit, dat God u zoveel belooft, en dat ge er desondanks achteloos aan voorbij gaat. Maar voor degenen, die het te doen is om God, Zijn Woord, Zijn zegen. Zijn Christus — is dit een houvast. Als we zien op onszelf, wordt het ons steeds bang te moede : God is mild en ruim genoeg, maar ik — ik deug niet. Hoe zal ik bij Hem blijven ? Ik dwaal gedurig af, ja mijn ganse leven is dwalen ; ik kan het roer van mijn levensschip niet vasthouden ! Dat is erg, en toch weer niet. Want God sluit Zijn verbond met Abraham niet door hem, maar ondanks hem. Als wij eruit vallen, haalt de Heere ons erin. Want Zijn verbond Hgt vast in Christus. Zoek dan met Hem verenigd te worden ; dan komt ge niet beschaamd uit, want:

God zal Zijn waarheid nimmer krenken, maar eeuwig Zijn verbond gedenken !

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 november 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 november 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's