Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

RONDOM HET BELIJDEN DER KERK (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

RONDOM HET BELIJDEN DER KERK (II)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Reductie der belijdenis?

In het vorige artikel hebben wij gewezen op het boek van ds. H. Volten: Rondom het belijden der kerk.

Wij zagen de geschonden toestand van de ene heilige algemene of katholieke kerk in haar zichtbare gedaante zowel in de uitgebreidheid ais in de voortgang van het belijden. De middelen om tot eenheid te geraken waren:

a) teruggkeer naar de Schrift zonder geschreven belijdenissen (biblicisme),

b) gelijkstelling van eigen kerk met de ene heilige algemene (katholieke) christelijke kerk (Schilder),

c) de pluriformiteit der kerken (veelheid der kerken bij geestelijke eenheid) als een uiting van uitbundigheid van het geestelijke leven of als een noodoplossing (Dr. A. Kuyper).

Deze drie oplossingen zijn van de hand gewezen, waarbij vooral bij de derde oplossing de gedachten van Gunning, Kraemer en de eigen gedachten van ds. Volten reeds richtinggevend tevoorschijn kwamen.

Dit blijkt in het bijzonder bij de vragen, die zich opdoen bij de reductie van de belijdenis. Onder reductie verstaan wij dan: inkorting of verkleining van de belijdenis.

Onder deze reductie kunnen wij verstaan: de terugkeer tot de oude concilies van de kerk om vandaar uit tot een nieuw oecumenisch belijden te komen, maar ook: het onderscheid tussen fundamentele en niet-fundamentele waarheden.

Het eerste (terugkeer tot de oude concilies, terwijl de reformatie wordt overgeslagen met de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze) is onmogelijk.

Fundamentele en niet-fundamentele waarheden.

Het tweede (onderscheid tussen fundamentele en niet-fundamentele waarheden) krijgt bij ds. Volten een brede en diepgaande bespreking. Terwille van de belangrijkheid van deze vragen ook voor ons, willen wij deze gedachten breed weergeven. Ds. Volten wijst eerst op de moeilijkheden aan deze onderscheiding. Immers de belijdenis is niet een optelsom van een reeks los naast elkaar staande waarheden. De kern van de belijdenis is het vertrouwen in Christus. Deze kern bepaalt het overige. Vanuit de oer-belijdenis: Jezus is Heere is de kerkgeschiedenis als een nadere ontvouwing van deze belijdenis te zien.

Maar de moeilijkheid is — zegt ds. Volten — dat deze oer-belijdenis is ontvouwd in met elkaar in tegenstelling staande belijdenissen. Vandaar, dat, wanneer andere ware kerken binnen het gezichtsveld komen, men zit met de moeilijkheid van tegengestelde belijdenissen. Dan duikt deze onderscheiding telkens op.

Calvijn en deze onderscheiding.

Als voorbeeld fungeert Calvijn. Deze zegt, dat in de bediening van het Woord en de Sacramenten enige fouten kunnen binnensluipen, zonder dat die van haar gemeenschap behoren te vervreemden. Want de hoofdstukken van deze leer zijn niet allen van één gestalte. Sommigen zijn zo noodzakelijk om te weten, dat ze bij allen ontwijfelbaar vast moeten staan, als leerstukken, die de godsdienst eigen zijn. Als daar zijn, dat er één God is, dat Christus God is en de Zoon van God, dat onze zaligheid gelegen is in Gods barmhartigheid en dergelijke. Er zijn andere, waarover tussen de kerken geschil is, maar die toch de eenheid des geloofs niet verscheuren.

Calvijn wijt deze geschillen aan de nevel van onwetendheid, die ons allen omhuld houdt of aan een misverstand, die de hoofdsom van de religie niet schendt. Calvijn neemt niet de geringste dwaling in bescherming, maar zegt, dat wij de kerk daarom niet mogen verlaten, wanneer maar de gezonde leer onaangetast blijft. Tot de leerstukken, waarover men van mening kan verschillen, behoort b.v. de vraag waar de zielen zijn na de dood.

Predestinatie fundamenteel?

Ds. Volten verwijst in dit verband naar „Calvijn Oecumenicus" van dr. W. Nijenhuis. Dr. N. merkt op, dat Calvijn onder de fundamentele leerstukken niet die van de predestinatie noemt.

Gaarne hierbij een aantekening. Dr. N. zegt zelf op blz. 276 van zijn boek, dat de kerk volgens Calvijn gegrond is in de uitverkiezing. En terecht. Calvijn zegt dit in Inst. IV-I, 2: Het fundament van de kerk is Gods verborgen verkiezing.

Valt nu uit het citaat — boven genoemd — waar de verkiezing niet genoemd wordt, te concluderen, dat de predestinatie niet onder fundamentele leerstukken behoort? Dat is teveel gezegd! Wij komen op deze notie later terug!

Leert de Schrift deze onderscheiding?

De onderscheiding fundamenteel — niet-fundamenteel duikt telkens in de kerkgeschiedenis op. Ds. V. meent zelfs sporen daarvan in de bijbel te ontdekken in de onderscheiding: melk en vast voedsel (1 Cor. 3 : 2) en in de onverstaanbaarheid van sommige woorden van Paulus (2 Petr. 3 : 16). Ligt dit niet op een ander vlak? Hier gaat het niet over meer of minder belangrijk, maar over de grootte van de geestelijke maag en voor het verkeerd gebruiken van „moeilijke woorden" van Paulus. Wel is hier sprake van groei, maar een onderscheiding fundamenteel — niet-fundamenteel kan ik er niet in lezen.

Verder noemt ds. V. de kinderdoop een moeilijke zaak in het N.T. Hij vindt, dat beide praktijken: kinderdoop en volwassendoop een plaats moeten hebben in de kerk van nu. Is dat een kleine zaak? Of Spurgeon daarmee in zijn dagen ingenomen geweest zou zijn — is nog zeer de vraag!

Moet alles in de belijdenis staan?

Natuurlijk niet zegt ds. V. Hoe zou de volheid van de Schrift ooit overgoten kunnen worden in een belijdenis. Met. het oog op de eenheid van de kerk verklaarde indertijd J. Ridderbos zich tegen de uitbouw van de belijdenis. Ook Kuyper vreesde voor de dood in de kerkelijke pot wanneer alles werd gecodificeerd.

Bavinck pleitte voorzichtig voor enige rekbaarheid in de zuiverheid van de bediening van het Woord en Maccovius kreeg zijn visie op het supralapsarisme niet in de Dordtse Leerregelen.

Is alles in de belijdenis fundamenteel?

Ook al staat een bepaalde zaak in de belijdenis, dan is het daarmee nog niet fundamenteel volgens ds. Volten.

Hij noemt de artikelen 30 tot 32 van de Ned. Gel. Bel. Daarin wordt gehandeld over de regering der kerk door kerkelijke ambten en van de dienaren, ouderlingen en diakenen.

Tijdens de behandeling van deze artikelen op de Dordtse Synode werden de afgevaardigden van de bisschoppelijke staatskerk van de stemming buitengesloten, omdat zij het niet met deze artikelen eens waren. Onze kerk kent de bisschop niet. De engelse staatskerk wel. Er was dus een overeenstemming in andere zaken, niet in de wijze van de kerkregering. Ds. V. concludeert daaruit, dat deze artikelen (30—32) dus niet fundamenteel zijn.

Is deze conclusie juist? Ja, inzoverre onze vaderen getoond hebben gemeenschap te willen onderhouden met bisschoppelijk geregeerde kerken, voorzover zij daar de gezonde leer aantroffen, maar onjuist, inzoverre dit betekent, dat de wijze van de kerkregering ons onverschillig zou zijn en dus de aanvaarding van de bisschop (of hoe hij ook heten moge!) maar een kleinigheid zou zijn. Betekent gemeenschap met andere kerken ook van lieverlede overname van de kerkregering van deze kerken? Dan is bet gedaan met de presbyteriale structuur van onze kerkorde, die vele malen beter is dan de episcopaalse kerkregeringen. Deze uitweiding was nodig, omdat deze zaak hoogst actueel is en het niet zonder gevaar is deze artikelen tot niet fundamentele delen te verklaren.

Verder noemt ds. Volten de intrekking van de vervangingsformule in de Geref. Kerken. Deze verkorting van het belijden had de eenheid op het oog.

Hoe is deze reductie te verwezenlijken?

Het woord concentratie van belijden is wellicht beter. Concentratie wil toch samentrekken in een hoofdpunt en gaat dan gepaard met verkorting van de belijdenis.

Deze samentrekking en verkorting van het belijden is theoretisch niet te verwezenlijken. De wind van de Geest is nodig om enerzijds geconcentreerd te zijn op Christus, anderzijds in Wereldraad enz. een centrum te hebben voor de ontmoeting van de kerken en desnoods bereid te zijn om alle speciale waarheden in de waagschaal te werpen en eigen instituut op te heffen om tot de gewenste eenheid te komen.

Dit schijnt een hopeloze zaak te zijn, maar wij hebben een levende Heiland (Gunning).

Wat moeten de gereformeerde doen in deze zaak? 

Ds. V. zegt: onmiddellijk aansluiten bij de wereldraad! Hij wil de poorten der kerk voor al Gods volk openzetten. De eenheid van de kerk is zo n eis, dat wie dit Schrift getuigenis laat liggen, in de 20ste eeuw niet meer kan meespreken.

Zie zo, dat weten wij dan. Ds. V. die oecumenisch is tot aan de einden der aarde, schijnt ineens onverdraagzaam te worden voor allen, die de eenheid der kerken niet minder ter harte gaat als hij, maar menen, dat zijn oecumenische gedachten nogal verschillen met de oecumenische gedachten van Calvijn, wat meer is, dat hij Joh. 17 veel te weinig geestelijk vat en de onderscheiding zichtbare — onzichtbare kerk zelfs niet noemt. Dat maakt zijn beroep op Calvijn om meer dan één reden zo zwak.

Om tot de eenheid te geraken moet volgens ds. V. de juridische sanctie van de belijdenis af. Het kan allemaal waar zijn, maar de belijdenis krijgt pas gelding, wanneer de gehele kerk ertoe gerijpt is. Zonder ons met zaken van de gereformeerde kerken te bemoeien mogen wij wel zeggen, dat de loslating van of het niet handhaven van de belijdenis via de bekende geest — en hoofdzaak theorie in de Hervormde Kerk, de opkomst der richtingen bracht, de vernieling van de eenheid in en buiten de kerk (afscheiding en doleantie) en bijgedragen heeft tot een voorbereiding van deze ontzettende ontkerstening.

'k Weet, dat ds. Volten wil blijven staan bij het hart der kerk, in het geconcentreerde onverzettelijk wil zijn, maar dat hij dit nooit bereikt via de weg der modaliteiten. Hij noemt deze zelf: ondergedoken richtingen in de Herv. Kerk. En terecht. Maar dat moest hem voorzichtiger maken in het gebruik van dit woord in de Geref. Kerken en meer rekening doen houden met de kracht der dwaling, die soms vanuit het hart het gehele lichaam ontwricht, maar ook de omgekeerde richting: van de omtrek naar het hart gaat en de hartslag bemoeilijkt of stilzet.

Ds. V. wil kerkelijke gemeenschap met de Lutheranen ondanks avondmaalsverschillen. Dat wilde Calvijn ook, maar de Luthersen niet. Zijn de Luthersen bijv. in Duitsland daarin veranderd? Ds. V. wil geen herhaling van de kwestie ds. Netelenbos en Geelkerken op grond van art. 3-7 van de N.G.B.

Ds. V. wil gemeenschap met mensen, die het koningschap van Christus in een niet-christelijke partij willen belijden. Deze mensen mogen niet met de kerkelijke tucht worden afgesneden.

Voor sommige dingen kunnen wij begrip hebben. Maar dan de oplossing? Pluriformiteit (veelvormigheid) binnen de ene kerk. De weg daartoe is: inbinding van de bindingen, opheffing van de alleengeldigheid van zekere punten, die onder ons volkomen zekerheid hebben, keuren van wat in de drie formulieren van enigheid is vastgelegd.

Ds. V. verwacht, dat dit voorstel wordt aangevallen. Inderdaad! Want hoewel in de verhouding met andere kerken onderscheiden kan worden tussen fundamenteel en niet-fundamenteel, het is niet één stap verder — zoals ds. V. schrijft — maar een hele grote afstand wanneer wij deze onderscheiding ook binnen de kerk brengen.

Immers wanneer in het verkeer met andere kerken veel verdragen wordt, dan is er toch geen aanleiding dit in eigen kerk binnen te halen? Wordt de ziekte van de gedeeldheid (en die is er) genezen door de zwakheden en ziekten van anderen 'binnen de wanden van de eigen kerk te halen?

Wat verwacht ds. V. van een kerk, die op het gemeenschappelijke wat te belijden valt één wordt, terwijl het overige (het gaat hier niet om futiliteiten, maar om zaken die van wezenlijk belang zijn voor de opbloei van de kerk) voorlopig wordt prijsgegeven?

Ds. V. voelt de moeilijkheid van het onderscheid tussen fundamentele en niet-fundamentele stukken in de belijdenis. Hij vindt Kuyper te eng (heel de belijdenis is fundamenteel) en de Wereldraad op haar korte belijdenis te ruim.

De oplossing begint in eigen kerk. Daar moet men starten. Dat betekent voor de Geref. Kerken: Nooit meer Assen en verdragen de verbondsopvattingen van Schilder. Verder: een bredere grondsdag dan de drie formulieren. Dit houdt in, dat er anders gepreekt wordt over verkiezing en verwerping; noties van de pinkstergemeente verwerken; idem over Israël en de inspiratie.

De ontmoeting met de Herv. Kerk kan daarbij helpen, omdat men daar ook tobt met de vraag naar de ruimte en de fundamenten.

Met dit al rijst de vraag: Waar gaan wij heen? Ds. Volten zegt, dat de heilsfeiten fundarnenteel zijn. Alle eenheid behoeft geen gereformeerde eenheid te zijn! Wie hier protesteert, is niet door de Geest tot in de nieren geraakt inzake de eenheid van de kerk.

Bij een geconcentreerde en gereduceerde belijdenis gaat de tucht beter functioneren, want het gaat om het hart van het Evangelie, komt de avondmaalsgemeenschap beter tot haar recht en wordt de katholiciteit van de kerk in haar omvang en in haar voortgang van het belijden weer hersteld. Op deze gedachten komen wij volgende week terug in verband met de handhaving van de belijdenis.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 februari 1963

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

RONDOM HET BELIJDEN DER KERK (II)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 februari 1963

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's