Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rondom het belijden der kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rondom het belijden der kerk

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De handhaving der belijdenis.

De vorige maal zagen wij, dat ds. V. zich bezig houdt met de vragen over de verkorting en de concentratie (samentrekking) van de belijdenis terwille van de eenheid van de kerk. Dat bracht hem tot de onderscheiding van fundamentele en niet fundamentele stukken ten dele in de Schrift, maar vooral in de belijdenis. Tenslotte zagen wij, dat de toepassing op de Geref. Kerken bestond in: aansluiting bij de Wereldraad, wegneming van de juridische sanctie op de belijdenis, een modaliteitenkerk en brengen van allerlei Christusbelijders in één kerk. Ieder moet beginnen in eigen kerk en dan via de weg van de samenspreking met de Herv. Kerk èn de ruimte èn de fundamenten van de kerk biddend ontdekken.

Wij zijn benieuwd wat ds. Volten schrijft over de handhaving en de ondertekening van de belijdenis.

Allereerst: de handhaving van de belijdenis.

De belijdenis is behalve samenbindend ook verplichtend. Alle leervrijheid is zelfmoord. Uit de Schrift wordt aangewezen, dat de dwaalleer moet wórden weerstaan.

In de Hervormde Kerk is het daarmee niet zo best gesteld (Zaalberg, Bahler e.a.). Vandaar de Doleantie, die volgens Van Ruler ultra-gereformeerd was, maar volgens ds. Volten oer-gereformeerd, inzoverre zij een protest was tegen de prediking van Zaalberg e.a. die door de officiële (hervormde) instanties werd gedekt. Aan prof. dr. Van Ruler wordt voorgehouden, dat zijn volkskerk-gedachten berusten op een fictie en dat Gunning tegenover Bavinck eenmaal de wens uitsprak, dat de Doleantie tot grote bloei mocht geraken om de Hervormde Kerk tot jaloersheid te verwekken. Terecht constateert ds. Volten een groot verschil in deze zaak tussen Gunning en Van Ruler.

Wel geeft ds. Volten toe, dat de drie formulieren bij Kuyper te zware nadruk hebben ontvangen, maar hij handhaaft het protest van de doleantie tegen de leervrijheid in de Hervormde Kerk.

Maar dit is veranderd in 1951 bij de invoering van de nieuwe kerkorde. Dat is een groot gebeuren geweest in de Vad. Kerk Gesch. van de 20ste eeuw. Ds. Volten wijst er op, dat God anders kerkgeschiedenis schrijft als wij..De Hervormde Kerk zag in de afscheiding en doleantie vaak een onbijbelse separatie, terwijl omgekeerd de Geref. Kerken niet begrijpen konden hoe God de Hervormde Kerk kon zegenen vanwege de „vrijzinnigheid".

Wat deed God? Hij zegende de Ger. Kerken rijk en zegende de Hervormde Kerk met een nieuwe kerkorde, die uitsprak, dat de Herv. Kerk openbaring wil zijn van de ene heilige algemene of katholieke christelijke kerk, enz. (art. 1 van de K.O.)

Wij willen de vreugde van ds. Volten niet verminderen. Wij hebben eigen kerk lief. Toch mogen wij hem wellicht wijzen op de handelingen van de Generale Synode van de Ned. Herv. Kerk, uit die jaren, waarin nogal bezwaren staan van de zijde van confessionelen en hervormdgereformeerden tegen formulering en inhoud van Art. 10. Wij zouden hier veel vragen aan ds. Volten kunnen stellen, o.a. of dit belijden thuis hoort in een orde van de kerk, maar gaan daaraan nu voorbij.

Ds. Volten ziet ook wel de bezwaren (kwestie Smits), verzet zich tegen bet uitblijven van de tucht, maar stelt deze als een onontkoombare gevolg van Art. 10: De Kerk weert wat haar belijden weerspreekt. Zolang de Hervormde Kerk de leertucht niet ter hand neemt, kunnen de gereformeerden niet tot de hervormde kerk terugkeren. Maar in geloofs-optimisme ziet ds. Volten de Hervormde Kerk de goede kant uitgaan.

De wens wordt uitgesproken, dat de hervormde kerk het bestaansrecht van de gereformeerde kerken spoedig overbodig maakt.

Hoe komt het, dat de gereformeerden veel intenser bezig zijn met de vereniging met de herv. kerk dan de hervormdgereformeerden? Verloochenen wij daarmede niet onze afkomst? Hebben de geslachten, waaruit wij stammen, die niet met de afscheiding en de doleantie zijn meegegaan, niet geworsteld en gebeden in en met de hervormde kerk? Hebben zij niet op hoop tegen hoop, gestreden en gebeden voor het herstel van deze kerk. Hebben zij er niet voor over gehad, dat zij van twee kanten met een schuin oog werden aangekeken?

Van de zijde van de oudere generatie van de gereformeerden, omdat wij bleven in het „genootschap" en van de zijde van de bovenliggende groepen in de hervormde kerk, die ons van doleantieneigingen verdachten, of van het vormen van een kerk in de kerk en in ieder geval ons niet echt hervormd achtten en achten. Zijn wij dan zo van elkaar vervreemd, dat de tijd van de scheiding, gerekend vanaf de afscheiding ±: 130 jaar en gerekend vanaf de doleantie ± 75 jaar ons elkaar niet meer doet zoeken?

Waaraan ligt dit?

Is dit het bezig zijn met de vragen van deze tijd, die de gereformeerden met alle reserven naar de midden-orthodoxie trekt, zoals dr. Brillenburg Wurth schreef? Is dat de verandering van de generaties van de gereformeerden? Of is 't een ontwikkeling, die van meetaan in de gereformeerde kerken zat? Is het een legitieme ontwikkeling?

Of hebben de hervormd-gereformeerden altijd al bezwaren gehad tegen de gereformeerde kerken, inzonderheid tegen bepaalde delen van Kuypers theologie? Is de verhouding nooit zo erg hartelijk geweest (Berkhof)?

Hebben de hervormd-gereformeerden altijd tussen twee stoelen gezeten, omdat ide huidige verwantschap tussen de midden-orthodoxie en de gereformeerden er altijd min of meer geweest is? Hoe komt het, dat ds. Volten zowel in zijn briefwisseling met dr. Nijenhuis als ook in dit boek, behalve bij de vrijzinnigen vooral gevaren ziet in de prediking van de hervormd-gereformeerden of van een deel van hen? Zijn wij dan afgeweken van de reformatorische lijn? Verduisteren wij het Evangelie?

Dit zijn de voorlopige vragen, die bij dit deel van het boek van ds. H. Volten rijzen. Al tastend zullen wij in het vervolg van zijn betoog sporen van antwoorden ontdekken. Deze vragen worden u voorgelegd, opdat ge over een van de gewichtigste vragen van deze tijd zult nadenken!

De ondertekening van de belijdenis.

Dit vind ik het zwakste in het betoog van ds. Volten. De lezers weten, dat het Dordtse ondertekeningsformulier nog altijd door ambtsdragers van de gereformeerde kerken ondertekend wordt. De vraag is: Hoe kan iemand die verkorting en samentrekking in de hoofdzaken van de belijdenis voorstaat, ja zelfs inhoudelijke bezwaren heeft (blz. 106-112) onderschrijven, „dat wij van harte gevoelen en geloven, dat alle artikelen en stukken der leer in de belijdenis en de catechismus der Gereformeerde Nederlandse kerken begrepen, mitsgaders de verklaring over sommige punten der voorzeide leer in de Nationale Synode, anno 1619 te Dordrecht gesteld, ia alles met Gods Woord overeenkomen? "

Ds. Völten geeft drie antwoorden.

1e Deze binding is geen letterlijke binding. Wij vragen is dat zo?

2e Ds. Volten acht het mogelijk om achter de belijdenis te blijven staan en intussen de beperktheid ervan te erkennen, zodat dwaling niet buitengesloten is en, wat men belijdt, in het licht van Gods Woord, te stellen onder een oecumenische kritiek.

Merkwaardig is deze verschuiving. Want het ondertekeningsformulier wil, dat, wanneer iemand een dwaling in de belijdenis ontdekt, dit per gravamen aan de kerk bekend maakt. De kerk oordeelt er dan over. Ds. Volten spreekt echter niet van de kerkelijke, wel van de oecumenische kritiek. Daarin zien wij, dat de oecumene niet alleen een ontmoetingscentrum is, maar de richting wijst naar de wereldkerk.

In de derde plaats kan iemand — volgens ds. Volten — de drie formulieren nemen zoals ze zijn en toch de gedachte voorstaan, dat de omschrijving van de heilswaarheden voor verandering en verbetering vatbaar is.

Samenvattend acht ds. V. het dus mogelijk, dat iemand achter de drie formulieren van enigheid staat en dat deze formulieren moeten worden versmald en de binding aan sommige delen vervallen moet. Deze delen zijn die stukken uit de belijdenis, die niet of nog niet aan de andere kerken kunnen worden duidelijk gemaakt.

Vooral dit laatste lijkt mij, zeer aanvechtbaar. Nog afgezien van de vraag, of men door de oecumene zich niet laat afnemen, waartegen men in eigen kerk al bezwaren blijkt te hebben (Dordt enz.), doemt hier met vernieuwde kracht de vraag op: Betekent oecumene uitverkoop of om het wat voorzichtiger te zeggen: op dood spoor zetten van die delen, die aan anderen niet duidelijk te maken zijn? Is dan het duidehjk maken aan anderen de norm voor het al of niet bruikbare? Is dat niet een nieuwe „binding" in de plaats van de binding aan de drie formulieren? Bij de drie formulieren weet je tenminste waar je aan toe bent, naar wat kan er al niet uit deze oecumenische bus komen?

Ds. Volten zal zeggen: het verkeerde moet je afwijzen. Dat is dan een persoonlijk standpunt, maar ook het standpunt van de komende generatie?

Dat andere kerken ons kunnen verrijken is vast en zeker. Maar dat eigen belijdenis terwille van een eenheid moet worden gereduceerd en geconcentreerd met verlies van veel, dat vaststaat, lijkt mij niet alleen een gevaarlijke, maar ook een aanvechtbare zaak.

Dit alles spreekt te meer, omdat de verleugening van eigen hart en eigen kerk al een verontrustende zaak is en de Schrift er ons niet over in het onzekere laat, dat het einde der tijden wel een eenheid zal opleveren, maar een eenheid en in de staat en in de kerk tegen Christus.

Dat ds. Volten juist het tegendeel beoogt, is meer dan duidelijk. Maar net zomin, ds. Brillenburg Wurth de ontwikkeling van de jongeren in de Wereldaad onder invloed van de kringen van prof. Hoekendijk kan tegenhouden, waartegen hij grote bezwaren heeft, net zomin kan ds. Volten, wanneer hij de dynamiek in het belijden de volle kans geeft een ontwikkeling tegenhouden, waarin men hoe langer hoe minder over de fundamenten spreekt en een verbasterd cultuurchristendom hoe langer hoe meer de toon aangeeft.

Ds. Volten zal zeggen: de ontwikkeling van de dingen ligt niet in mijn hand, maar in Gods hand. Ik beaam dat van harte. Maar dat neemt onze verantwoordelijkheid niet weg om ons wel driemaal te bedenken voordat wij deze door hem gewezen weg inslaan.

Verder valt het op, dat, hoe noodzakelijk de binding aan de belijdenis van de kerk ook is, deze binding op deze wijze weinig zin heeft. Wie garandeert, dat de kerk gesteld dat haar fundamenten in gemeenschappelijk overleg van de Herv. Kerk en de Geref. Kerken worden gevonden en de binding daaraan wordt erkend, op haar toöht al weer niet lang aan deze fundamenten voorbij is en een volgende ds. X alweer lang nieuwe voorstellen heeft gedaan om wel achter deze belijdenis te gaan staan, maar intussen aan het werk te gaan om deze te verkorten, bindingen te laten vallen enz. enz.?

Verder zit in deze voorstellen een stuk schuld en tragiek. In de Hervormde Kerk is de ondertekening niet afdoende gebleken om de afwijking van de belijdenis te stuiten. Men tekende en... leerde anders, omdat men anders was.

In de doleantie heeft Kuyper gemeend de leer veilig te stellen mede door de ondertekening. Voor de tweede maal is gebleken, dat veranderingen — moeten wij zeggen verval — doorgaan ondanks de ondertekenings-formulieren.

Deze les hebben wij als hervormd-gereformeerden ter harte te nemen, niet ziende op anderen, maar op ons zelf. Met de uitspraak: Schrift en belijdenis komen wij niet ver. Met de beleving van de belijdenis alleen staan wij met of zonder ondertekening in de hartelijkste gemeenschap en daarom ook in overeenstemming. Daarvoor is een reformatie van het hart en de kerk nodig. Dat zegt ook ds. Volten (blz. 43).

Daarin zijn wij het van harte eens.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 februari 1963

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Rondom het belijden der kerk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 februari 1963

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's