Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Levensschets Prof. Dr. J. Severijn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Levensschets Prof. Dr. J. Severijn

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De achtste mei zal prof. Severijn, D.V. de leeftijd der zeer sterken bereikt hebben.

Geboren en getogen te Utrecht, was zijn opleiding aanvankelijk op het onderwijs gericht, waardoor hij pas in 1910 — via het toen afgelegde Staatsexamen — zijn studie in de theologie kon beginnen.

In zeer korte tijd, nl. reeds in december 1913, slaagde hij, cum laude, voor het doctorale examen, terwijl hij toen grotendeels ook klaar was voor het kandidaatsexamen in de faculteit der letteren en wijsbegeerte.

Zijn voornemens in die richting werden evenwel verijdeld door de eerste wereldoorlog, die mede oorzaak is geweest dat drs. Severijn niet eerder dan in 1915 naar de pastorie kon gaan. Als reserve luitenant (sinds 1904) werd hij nl. in juli 1914 gemobiliseerd en hoewel hij in september van dat jaar nog wel een dag verlof kon krijgen om voor het Provinciaal Kerkbestuur van Noord- Holland het proponentsexamen te doen, duurde het tot 't voorjaar van 1915 voor hem ontslag uit de militaire dienst verleend kon worden en hij het beroep, dat de kerkeraad van Wilnis op hem had uitgebracht, kon aannemen.

Op de eerste Pinksterdag van 1915 heeft prof. Visscher hem daar in het ambt bevestigd.

Drie jaar heeft hij deze gemeente met veel zegen mogen dienen en er gelegenheid gevonden aan een dissertatie te werken, die vrijwel gereed was toen hij, in de zomer van 1918, het beroep aannam, dat de gemeente Leerdam voor de tweede maal op hem had uitgebracht.

Op 7 mei 1919 promoveerde hij bij prof. Visscher — cum laude — op het proefschrift „Spinoza en Gereformeerde Theologie zijner dagen".

In zijn wetenschappelijk werk nu minder gebonden, kon dr. Severijn zich in zijn Leerdamse tijd ook aan andere gebieden van zijn belangstelling wijden, hetgeen tot uiting naar buiten kwam in een referaat over het gezag der Heilige Schrift op de jaarvergadering van de Gereformeerde Bond, een brochure over Bahaïsme en Christendom en verschillende artikelen in het Tijdschrift voor Geschiedenis.

Dr. Severijn zou echter niet lang in Leerdam blijven, want reeds in het najaar van 1920, bewogen door de nood waarin het gereformeerde deel der Dordtse gemeente toen verkeerde, gevoelde hij zich gedrongen het beroep naar die gemeente aan te nemen, waar hij in januari 1921, bevestigd door zijn Leerdamse collega ds. Ph. Vreugdenhil, zijn intrede deed met een preek over Jeremia 21:8.

In Dordrecht heeft dr. Severijn zijn veelzijdige gaven door zijn grote werkkracht tot rijke ontplooiing kunnen brengen; niet alleen in zijn activiteiten in die gemeente zelf, maar ook in de bredere verbanden waarin hij allengs meer en meer betrokken werd.

Zo gaf hij in 1922 een rapport omtrent Synodale voorstellen betreffende een reglement op de predikantstraktementen, dat door een commissie van advies, waartoe dr. Severijn behoorde, aan het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond werd uitgebracht, de stoot tot de landelijke actie waaruit het Convent van gereformeerde kerkeraden en zijn maandblad „het Convent" geboren werden.

Als voorzitter van het Moderamen van dit Convent en redacteur van het maandblad heeft dr. Severijn zich met zijn gehele persoon voor deze principiële actie ingezet en was hij de geestelijke vader van een uitgewerkt voorstel tot reorganisatie der Ned. Hervormde Kerk, dat in juli 1923 door het moderamen van het Convent bij de Synode aanhangig werd gemaakt. 

Bestudering van het probleem der kerkelijke goederen en andere financiële vraagstukken die in dit reorganisatievoorstel mede aan de orde gesteld moesten worden, leidde voorts tot de serie artikelen: „Op het kerkelijk erf", die hij voor de Waarheidsvriend schreef en in 1923, enigszins omgewerkt en aangevuld, in zijn boek „Kerk en Staat" gebundeld werden.

Belangstelling voor staatkundige problemen en de politieke kwesties van die tijd, brachten hem ook tot activiteiten op dit terrein. Zo schreef hij o.a. enkele jaren een hoofdartikel voor het zaterdagavondnummer van „de Rotterdammer" en vervulde hij vele spreekbeurten voor anti-revolutionaire kiesverenigingen.

In 1924 kwam hij in de redactie van het, toen opgerichte, Tijdschrift voor anti-revolutionaire staatkunde, waarin hij verhandelingen publiceerde over: art. 36 der Nederlandse Geloofsbelijdenis, Ernst Troeltsch en de betekenis van het Calvinisme voor de cultuurgeschiedenis, de staatsleer van het Fascisme, en over een zaak die hem, sedert de tijd van zijn militaire carrière na aan het hart heeft gelegen en waarover hij, als hoofdredacteur van het Christelijk Militair blad, reeds meermalen had geschreven: het instituut der veldprediking.

Gezegend met een goede gezondheid en een sterk gestel, vond dr. Severijn in de lange werkdagen die hij maakte nog gelegenheid voor de diepgaande theolologisohe studie, die in 1926 in zijn boek „Het Profetisme" het licht zag.

In 1929 bewilligde hij in het dringende verzoek van dr. Colijn om zich beschikbaar te stellen voor het lidmaatschap der Tweede Kamer en werd hij als lijstaanvoerder in de kieskring Dordrecht, ook als zodanig gekozen.

Slechts twee jaar is dr. Severijn kamerlid gebleven, want op 1 augustus 1931 werd hij, als opvolger van prof. Visscher, benoemd tot hoogleraar in de wijsgerige ethiek, de wijsgerige inleiding tot de godsdienstwetenschap en de encyclopedie der godgeleerdheid.

Met een inaugurele rede: Over de methode der godsdienstwetenschap aanvaardde prof. Severijn op 19 oktober 1931 zijn hoogleraarsambt, dat hij tot zijn 70e jaar met niet aflatende toewijding en onverflauwde trouw aan de belijdenis heeft mogen vervullen.

Getrouw ook aan de theologische methode, waarover hij in zijn inaugurele rede handelde, heeft hij in zijn academisch onderwijs, dat hij vooral op de vorming van aanstaande predikanten gericht hield, bijzondere nadruk gelegd op het geheel eigen karakter der theologische wetenschap, de strenge onderscheiding van theologie en wijsbegeerte en het Christelijk geloof aangaande de Heilige Schrift en haar Goddelijk gezag als axioma der theologische wetenschap centraal gesteld.

Ook zijn academische geschriften: Principia, wijsgerige inleiding in de godsdienstwetenschap; Geschiedenis der ethiek; Encyclopedie der godgeleerdheid en Inleiding in het theologisch denken zijn op deze beginselen gecompo­neerd. In 1938 verkreeg prof. Severijn een ere-doctoraat van de universiteit van Debreczen, in 1939 het ere-professoraat der Theologische Faculteit van Boedapest.

In de jaren 1943—1945 was hij de promotor van de doctoren S. van der Linde, J. G. Thomes, H. O. R. Baron van Tuyll van Serooskerken, H. Schroten, J. J. Louet Feisser, F. de Graaff en A. Szekeres, terwijl in 1954 ook dr. H. Jonker en dr. R. Bakker nog bij hem promoveerden.

Een jaar vóór zijn aftreden, in het academiejaar 1951—'52, werd prof. Severijn Rector-Magnificus en hield hij op de diës zijn rector ale rede: Imago Deï, die men in zekere zin als een afscheidscollege zou kunnen beschouwen, omdat in 1953, toen hij als gewoon hoogleraar aftrad, hij het bij zon gelegenheid gebruikelijke afscheidscollege achterwege heeft gelaten.

In de eerste plaats wellicht omdat hij, als Bijzonder Hoogleraar vanwege de Gereformeerde Bond, nog aan de academie verbonden bleef, maar ook omdat hij krachtens een leeropdracht zijn colleges nog zou continueren.

Als officieel afscheid van de universiteit werd nochthans begin december 1953 een huldigingsbijeenkomst georganiseerd, waar hem door de presidentcurator der universiteit de versierselen van Ridder in de Orde van Nederlandse Leeuw werden opgespeld en door oudleerlingen en vrienden zijn geschilderd portret werd aangeboden.

De vele contacten met de hervormdgereformeerde gemeenten en belijders, reeds daterend uit de jaren dat hij de Conventbeweging leidde, heeft prof. Severijn als hoogleraar niet laten verflauwen. Vrijwel elke zondag was hij ergens op de kansel, waardoor hij van het kerkelijk leven der gemeenten goed op de hoogte bleef en menigmaal gelegenheid had ze van advies te dienen als zij met moeilijkheden te kampen hadden.

Vooral na 1940, toen hij als voorzitter van de Gereformeerd Bond en redacteur van de Waarheidsvriend gekozen was en daardoor aan het werk van de Bond een andere koers kon geven, heeft hij in woord en geschrift voor de belangen van het kerkelijk leven der hervormd-gere­formeerden op de bres gestaan en dank zij het vertrouwen dat hij zich door zijn ernst, tact en wijsheid vermocht te verwerven, daaraan zijn krachtige leiding kunnen geven.

Versterking van de eenheid van het gereformeerde volk en de verdediging van zijn recht en roeping om op te komen voor een leer en leven der kerk overeenkomstig de belijdenis (het thema van zijn grootse rede in de Domkerk te Utrecht bij de herdenking van het 50jarig bestaan van de Gereformeerde Bond) zijn daarbij de dominerende doelstellingen geweest, die prof. Severijn zowel in zijn instructieve werik voor de Waarheidsvriend als in zijn vele organisatorische initiatieven heeft nagestreefd.

Dat zijn werk niet zonder vrucht is gebleven werd zo dikwijls zich daartoe de gelegenheid voordeed — o.a. ook bij de herdenking van zijn zilveren ambtsjubileum op 19 oktober 1956 — met grote dankbaarheid in het licht gesteld.

Terugziende op zijn lange werkzame leven, danken wij met prof. Severijn, de Heere, die hem tot al dit werk geleid en bekwaam heeft gemaakt en zo genadig Zijn zegen daarover heeft willen gebieden.

De Heere blijve hem met Zijn genade ook verder nabij.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 mei 1963

De Waarheidsvriend | 17 Pagina's

Levensschets Prof. Dr. J. Severijn

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 mei 1963

De Waarheidsvriend | 17 Pagina's