Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE CATECHISMUS (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE CATECHISMUS (5)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nodige kennis (1)

Vr. Hoeveel stukken zijn u nodig te weten, opdat gij in deze troost zalig leven en sterven moogt?

A. Drie stukken. Ten eerste: hoe groot mijn zonden en ellende zijn. Ten andere: hoe ik van al mijn zonden en ellende verlost worde. En ten derde: hoe ik Gode voor zulke verlossing zal dankbaar zijn.

In de profetieën van Hozea lezen we de klacht des Heeren: Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is.

Gebrek aan kennis heeft blijkbaar zeer ernstige gevolgen. Voor onze dag houdt deze klacht over het volk des verbonds van de oude dag dan toch wel minstens een zeer ernstige waarschuwing in. Onderricht en bevestiging in de kennis des Heeren moet als onmisbaar worden gezien.

Daarom is het ook zeer ter zake, als de catechismus — na op zon heerlijke wijze over de ware troost gesproken te hebben — terstond daarop laat volgen de vraag hoeveel stukken nodig zijn te weten om in deze enige troost zalig te leven en te sterven. Niemand kan hier toe met een „ik hoop het bij het rechte eind te hebben" of iets dergelijks. Het gaat om zijn eeuwig heil en hij moet er daarom zeker van zijn, dat hij zich niet bedriegt.

De christen, die zo rijk beleden heeft, wat zijn enige troost is, heeft dan ook op deze tweede vraag terstond zijn antwoord gereed. Hij weet grondig, dat in de kennis van drie stukken zijn troost is gelegen, en dat daarom al het andere, wat een mens kan proberen voor te dragen als zijn troost in de lucht hangt en zijn grond mist. Hij weet dat niet van zichzelf, maar uit het Woord Gods, de enige regel des geloofs. Het Woord is hem steeds het enige houvast.

Voor we deze drie stukken nader onder de loep nemen, maken we enige opmerkingen:

a. De drie stukken, in het antwoord genoemd, geven — zoals we weten — de indeling aan onze catechismus: ellende (zondag 2—4), verlossing (zondag 5—31) en dankbaarheid (zondag 32—52). Deze drie stukken leven in hoofd en hart van de Kerk Gods en van iedere gelovige. Ze worden dan ook in de samenhanig, zoals de catechismus die geeft, doorlopend in de Heilige Schrift gevonden. De Kerk leeft immers in het Woord. Bekende Schriftgetuigenissen zijn: Psahn 130: Zo Gij Heere!, de ongerechtigheid gadeslaat; Heere! wie zal bestaan? (ellende). Maar bij U is vergeving, (verlossing), opdat Gij gevreesd wordt (dankbaarheid); Psalm 50: Roep Mij aan in de dag der benauwdheid. Ik zal u er uithelpen, en gij zult Mij eren.

Vooral moet voor de schriftuurlijke funderinig van deze indeling verwezen worden naar de Romeinenbrief, waarin deze drie stukken duidelijk naar voren komen: de verdorvenheid en verdoemelijkheid van de mens buiten Christus (hoofdstuk 1—3); de verlossing in Christus en de rechtvaardigheid des geloofs (hfdst. 3—11); het christenleven (hfdst. 12—16). De catechismus vertolkt dus slechts de inhoud van de Heilge Schrift.

b. De persoonlijke kennis van deze drie stukken is derhalve noodzakelijk, hetgeen betekent, dat onkunde een mens doet verongelukken. Dat zien we vandaag dan ook gebeuren. Met zulke gekke beweringen kan een nieuwe sekte niet komen, of altijd zijn er weer volgelingen. Comrie schrijft ergens in zijn catechismusverklaring: Onkunde is de baarmoeder, waaruit alle dolingen voortkomen, en is de weltoebereide akker van satan, waarin hij de helse zaden van alle doling en begeerlijikheden inwerpende, die niet alleen dertig-, maar elk zaadje honderdvoudig voortbrengt.

Uit het een en ander zal begrepen zijn, dat de reformatie alle nadruk legt op een persoonlijke kennis en dan ook radicaal afgewezen heeft de zogenaamde fides implicita (het ingewikkelde ge­loof) van de roomse kerk. Hiermede bedoelt Rome, dat het genoeg kan zijn voor een eenvoudige gelovige, als hij de Kerk gelooft. De Kerk heeft dan als het ware de kennis voor hem. Nu hangt deze leer van het ingewikkelde geloof samen met het feit, dat Rome de kennis zeer intellectualistisch opvat: de opsomming van een aantal geloofswaarheden.

Daartegenover verstaat de reformatie de kennis veel geestelijker, namelijk als geloofskennis, waarbij zowel het hart als het hoofd betrokken zijn. Het bijbelse „kennen" wijst immers op „gemeenschap hebben met". Denk aan de uitdrukking: Zij hebben kennis aan elkaar. De Statenvertaling gebruikt het woord „bekennen" voor de gemeenschap van het huwelijk.

Bij deze geestelijke kennis is dus het hart betrokken, dat geopend wordt voor de Schriften en voor ze buigt, maar ook het verstand, dat verlicht wordt tot ware kennis. Paulus bad voor de gelovigen te Efeze: „dat de God van onze Heere Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geve de Geest der wijsheid en der openbaring in Zijn kennis, namelijk verlichtte ogen des verstands, opdat gij moogt weten ..." enz. Deze kennis is een bevindelijke geloofskennis, die staat tegenover een letterkennis. De eerste vernedert, de laatste maakt opgeblazen. Deze heilzame geloofskennis moeten we bezitten, zullen we niet gelijk zijn aan de oversten der wereld, die de Wijsheid Gods niet kennende, de Heere der heerlijkheid hebben gekruisigd.

c. In de derde plaats moet ik er de aandacht op vestigen, dat het gaat om de kennis van de drie stukken.

Als over één stu heengelopen wordt, wordt daarmee bewijs geleverd, dat het ook met de kennis der andere stukken mis is. Wie over het eerste stuk heenspringt in het tweede, en dus roemt in de verlossing en de dankbaarheid zonder ooit een verloren zondaar voor God te zijn geworden, bespot God en stort zich in het verderf door zich te blinddoeken.

Maar ook zal degene, die in het eerste stuk zogenaamd blijft hangen, zonder de noodzaak van de kennis van het tweede en derde stuk te beseffen, zonder grond voor de eeuwigheid leven. Kain en Ezau hebben het ook over hun ellende gehad.

De Kerk Gods draagt derhalve een levende kennis om van alle drie de stukken. Dat wil echter niet zeggen, dat deze kennis bij alle gelovigen even helder en diep is. Er is ook groei in de kennis des geloofs. De Heilige Geest leidt dieper in de kennis der Waarheid in. Maar dan is het toch zo, dat de kennis van het ene stuk correspondeert met de kennis van de andere. Naarmate de kennis onzer ellende verdiept wordt, wordt ook de kennis der verlossing en dankbaarheid voller en rijker. En worden we verdiept in de kennis van het „hoe" der dankbaarheid door de Geest der heiligmaking, zo zal de kennis van onze verdorvenheid en van de genade in Christus ook worden verdiept. Vandaar dat in het leven van Gods Kerk de jubel der dankbaarheid is als de leeuwerik, die hoog opstijgend zijn lied zingt, terwijl echter tevens de donkere overtoon van het „ik ellendig mens" blijft doorklinken. Dat maakt juist het lied der Kerk zo klankvol en Godverheerlijkend. Armoedig steken daarbij af de hallelujah-liederen der mond-christenen met hun schelle en scherpe magere tonen.

d. Als ik zeg, dat in het leven van de christen drie stukken elkaar vergezellen, moet ik wel — om misverstand te voorkomen — restrictie maken. Namelijk deze, dat in de eerste bekering van de zondaar tot God de kennis van het stuk der ellende in tijdsvolgorde voorop gaat. In het hart, waarin geen levende kennis van zonde en schuld is, zal immers ook geen zoeken van verlossing zijn, en ook geen plaats voor Christus en voor genade. Wie het er toch voor houdt, dat hij wel kennis van Christus heeft, zegt het, maar beleeft het niet. Nooit zal er waarlijk gemeenschap des geloofs tot stand komen tussen Christus en de zondaar in de Heilige Geest, dan waar laatste door schuldbesef getroffen en verslagen werd en zijn leven leerde veroordelen voor het aangezicht van zijn God als zijn Rechter, Ja, daar wórdt ook de zondaar veroordeeld en leert hij het oordeel aanvaarden.

Velen menen, dat deze dingen niet zo nadrukkelijk moeten onderwezen worden, omdat zo de mensen naar zichzelf zouden verwezen worden, als moesten ze eerst gaan vaststellen de graad van hun zondekennis. Maar dat is een karikatuur maken van de gereformeerde prediking. En — dat voegen we er aan toe — zou een prediking werkelijk de mens daarheen drijven, dan is zij een karikatuur van de zuivere bediening des Woords. Want het bovengenoemde onderwijs heeft niets anders op het oog, dan dat de zondaar werkelijk van alle wegen en mogelijkheden bij zichzelf zal afzien en zichzelf als „vlees" zal leren waarderen voor God, opdat „geen vlees roeme voor Hem", en opdat Christus heerlijk worde, en dus niet maar een etiket zij, maar waarlijk onze gezegende Zaligmaker, geschonken tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking, ja tot een volkomen verlossing.

We zouden veel getuigen ter bevestiging van deze gedachte kunnen aanhalen. Calvijn heeft er bij herhaling op gewezen. Maar de bedoeling van deze artikelen is niet een dogmatische verhandeling. Toch kan ik niet nalaten iets af te schrijven uit een preek van Kohlbrügge over 1 Tim. 1 : 15: Christus Jezus is in de wereld gekomen om zondaren zalig te maken. Hij schrijft daar o.a.: „De wereld zegt wel: „Wij zijn zondaren", maar in werkelijkheid wil zij er niets, van weten; zij wil zich volstrekt niet als zondaren laten bestraffen, maar al wat zij stelt, wil en drijft, moet als recht en goed worden aangemerkt. Zo kan de wereld met een helpende genade uitkomen, het overige brengt zij zelf in orde. Volgens zo'n loop der wereld had de apostel ook vroeger gewandeld, toen hij de wet en haar werken gedreven had; maar midden in zijn loop was het hem door de Heere Zelf geopenbaard geworden, welk een groot zondaar hij was, terwijl hij in de mening verkeerde, een groot heilige te zijn. Paulus had ondervonden, hoe de mens geheel en al zondaar, niets dan zondaar is, en dat het bij de mens een volstrekt onmogelijke zaak is, ook maar het geringste tot zijn zaligheid toe te brengen. Daarom schrijft hij: Christus Jezus is in de wereld gekomen om zondaren gered, zalig gemaakt te hebben".

Dat is onderricht naar de catechismus, zoals Ursinus en de gehele reformatie hem wilde hebben verstaan. Dit gereformeerd bijbels verstaan van de verhouding der stukken in hun onderling verband staat lijnrecht tegenover de filosofisch getinte moderne visie, die — vuurbang voor bevinding — alles in het objectieve trekt. Deze moderne opvatting van de kennis der stukken wil een rectificatie aanbrengen. De volgorde der stukken wordt dan: verzoening-ellendedankbaarheid. De verzoening is daarbij algemeen, geschied voor alle mensen. En vandaar uit wordt dan verder geredeneerd. „Als van verre krijgt men nog enige kennis der ellende, maar indien al, zo is het eigenlijk van Gods gericht juist voorbijgegaan en niet meer te vinden in de omtrek van onze ervaring, zo lazen we uit deze hoek. Hier wordt m.i. het geloof veel meer een zien en verstaan van het kruis, het richten Gods in Jezus Christus enz. dan dat het verstaan en beleefd wordt als ontmoeting van de zondaar met de richtende God, Die hem wegwerpt met Zijn ene hand om hem met de andere in Christus te grijpen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 1963

De Waarheidsvriend | 7 Pagina's

DE CATECHISMUS (5)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 1963

De Waarheidsvriend | 7 Pagina's