Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET NIEUWE VERBOND

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET NIEUWE VERBOND

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe zou dit zijn? Dat moet een brandende vraag zijn geweest voor het geestelijk Israël. De taal van het bloed was duidelijk: de dood van een onschuldige moet tussenbeiden komen. Want het bloed van stieren en bokken kan niet voldoen. (Ps. 40 : 7) Dit wijst alleen op plaatsvervanging. Tot gerechtigheid gerekend. Gerekend, het gaat alzo om een vreemde gerechtigheid, een gerechtigheid niet van de mens, die gezondigd heeft, maar een, die hem wordt toegerekend, alsof hij de gehoorzaamheid had volbracht, aan de eis van het verbond had voldaan. Vanwaar die gerechtigheid? Wie zal die aanbrengen en dat in de plaats van de mens?

Dat moeten voor het geestelijk Israël brandende vragen zijn geweest. Dat zijn het ook, maar God heeft zich ook op dit punt niet onbetuigd gelaten. Integendeel, de profetie, de dienst des talbernakels, heel het oude verbond is er op gericht. Het wordt steeds klaarder. Met recht kan men spreken van een Messiasverwachting in Israël, en het is niet te veel gezegd, als men daaraan toevoegt, dat zij een centrale plaats innam in het geestelijk leven. Op de moederbelofte werd reeds gewezen. (Genesis 3 : 15) In de roeping van Abram ligt de Messiaanse belofte besloten. (Genesis 12 : 2 en 3) Jacob profeteert de komst van Silo. (Genesis 49 : 10) Mozes spreekt van de grote profeet, die komen zal. (Deut. 18 : 15 en 18) Bileam kan het volk Israël niet vloeken, want hij ziet een ster uit Jacob opgaan. (Numeri 24 : 17) David ontvangt de belofte dat de Messias uit zijn huis zal voortkomen. (2 Sam. 7 : 12 vv, 23 : 1 —7) Jesaja ziet Hem als de lijdende Knecht des Heeren (Jesaja 53) en ook de andere profeten getuigen menigvuldig van Hem en spreken over Zijn triomf en heerlijk Koninkrijk. (Amos 9 : 11; Micha 5 : 1; Jesaja 9 : 5 en 6; Jesaja 11 : 1 v; Jeremia 23 : 5 en 6, 20 : 9; Ezechiël 34 : 23; 37 : 24; Amos 9 : 11 v; Micha 4 : 1-4 enz.)

De engelen in Efratha verkondigden geen vreemde dingen aan de herders: Ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal: nl. dat u heden geboren is de Zaligmaker (de Nieuwe Vertaling leest Heiland. In het Grieks staat een woord, dat zeer bepaald een Messiaanse betekenis heeft, die door Heiland wordt uitgedrukt. Mogelijk acht men dit een kwestie van gevoel, maar Zaligmaker en zaligheid drukken toch beter de rijke geestelijke inhoud uit, de Zaligmaker, welke is Christus de Heere in de stad Davids. Hoezeer de verwachting in het ware Israël leefde kunnen we opmerken in de beide eerste hoofdstukken van Lukas, die ons inleiden in de intieme kring, welke bij de geboorte betrokken werd. En door Simeon: „Nu laat Gij, Heere, Uw knecht gaan in vrede, naar Uw Woord, want mijn ogen hebben Uw zaligheid (N.V. heil) gezien". (Luk. 2 : 29 v)

Het pactum salutis

Niettemin was het ook voor die intieme kring een verborgenheid, hoe dat nu zou zijn. De wortel van de zaak was er: „Welgelukzalig is de mens, die de Heere de ongerechtigheid niet toerekent en in wiens geest geen bedrog is. (Ps. 32 : 2) Zo Gij, Heere, de ongerechtigheid gadeslaat, wie zal bestaan? Maar, bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt. (Ps. 130 : 2 v)

Vanwaar echter zou die gerechtigheid komen welke de Heere de gelovige toerekent?

Het verbond van de Sinaï en de geestelijke ervaring in Israël hadden wel geleerd, dat die gerechtigheid van geen mens kon worden verwacht, en toch het was de mens, die gezondigd had. Hoe zou dat zijn? Wie had nu kunnen vermoeden, dat God Zijn Zoon, Zijn Eniggeborene geven zou om die Partner te zijn in het verbond, die de mens wegens zijn onwil, onmacht, ongerechtigheid en weerbarstigheid niet kon zijn? Wie had kunnen verwachten, dat de Zoon van God, God uit God, bereid zou zijn om die plaats voor de mens in te nemen en de gehoorzaamheid te brengen, welke de gerechtigheid Gods vorderde, opdat Hij de zondaar genade kon bewijzen?

De Zoon Partner in het verbond Gods met de mens. Partner in de plaats van de mens! Als we op Zijn goddelijk wezen zien, hoe kan dat? Heeft Hij dan geen deel in het goddelijk Partnerschap, aan de verbondsoprichting, aan de gerechtigheid, die van de mens-partner gehoorzaamheid eist? Dat spreekt vanzelf.

Daarom de theologen hebben niet zonder grond gepraat over een pactum salutis en een raad des vredes. Het Schriftbewijs voor de raad des vredes meende men zelfs te kunnen aanwijzen in Zacharia 6 : 13. Wie deze plaats leest, zal echter ontdekken, dat het daar niet gaat over de zaak, die wij op het oog hebben, maar over de Messias als Priester-Koning. Ook 't pactum salutis heilsverdrag staat niet met zoveel woorden in de Schrift.

Een en ander neemt niet weg, dat er terdege aanleiding is om zo'n pact of vredesraad te onderstellen. Deze vredesraad zou dan bepaaldelijk over de verlossing van de gevallen mens gaan en over de wederoprichting aller dingen. In dit goddelijk verbond zou de Vader de Zoon tot Hogepriester van buitengewone orde, de orde van Melchizedek, hebben aangewezen en de Zoon zou Zich bereid verklaard hebben alle gerechtigheid te volbrengen, die bij God te doen was. Het pactum salutis heeft een verzoenend karakter.

Dit betekende, dat Hij mens zou worden, de zonde en schuld, de last van de toom Gods op zich nemen, de straf der zonde dragen en dat alles in de gelijkheid des zondige vlezes, ofschoon Hij geen zonde had gekend noch gedaan. Dat Hogepriesterschap eiste van Hem, die het Leven in ZichZelf heeft, het sterfelijke vlees van de mens, ons sterfelijk vlees, aan te doen, onze dood te sterven, opdat Hij dat sterfelijk vlees in onsterfelijkheid zou doen verrijzen en een nieuwe mens voortbrengen. Zo heeft Hij Zich in dat goddelijk pact borg gesteld voor de mens. (Hebreen 7 : 22 v v)

Hoe rijke gevolgen heeft Zijn bereidheid voor de zondaar gehad. Want welk een bijzondere plaats heeft de mens in dat goddelijk verbond ingenomen. Het ging toch over hem en voor hem, het ging om zijn verlossing uit de dood en om een eeuwige toekomst der heerlijkheid. De gevallen mens heeft zich in het verbond van de Sinaï een ellendige verbondsbreker getoond. Maar als de hemelse Hogepriester in zijn plaats gaat staan, als Borg en Middelaar, wordt het verbond in gerechtigheid bevestigd en geheiligd. Hij, de Eniggeborene des Vaders, is de gerechtigheid en heeft de gehoorzaamheid gebracht, welke de zondaar wordt toegerekend. Hij is de Bron der gerechtigheid, waaruit de overtreder wordt gerechtvaardigd.

We spraken over het pactum salutis als over een overeenkomst tussen de Vader en de Zoon en de vraag rijst bij iemand, of de Heilige Geest daaraan geen deel heeft.

Hoe zou dat anders?

Want God heeft de Zoon tot het Middelaarsambt toch gezalfd met de Heilige Geest? En dat niet met mate, d.w.z. dat de volheid van de Heilige Geest op Hem is. De Heilige Geest vergezelt de Zoon in alle werken Gods. Het pactum salutis moge dan bijzonder ibetrekking heibben op de eeuwige heilsstaat van de gevallen mens, het staat in de Raad Gods niet op zichzelf. Immers ook de raad des vredes gaat vooraf aan de grondlegging der wereld, omdat de verkiezing daaraan voorafgaat. (Efeze 1: 4) Daarin ligt besloten, dat schepping en herschepping in de Raad Gods niet gescheiden liggen. De zoeven aangehaalde tekst uit de brief aan de Efeziërs geeft ook nog getuigenis van het deelgenootschap van de Heilige Geest aan het borgschap van de Zoon, wijl Hij genoemd wordt het onderpand van onze erfenis. (Efeze 1:14)

Het kenmerk van het nieuwe verbond, is derhalve daarin gelegen, dat de Hogepriester der eeuwigheid in de plaats is getreden van de mens, dat Hij op die plaats en voor de mens-zondaar de gehoorzaamheid heeft volbracht, welke God vorderde, zodat de eis des verbonds: gehoorzaamheid, dadelijke gehoorzaamheid van de mens-partner aan Gods gebod, als zodanig en in die vorm wordt vervangen door een nieuwe: het geloof in den Zoon, „Die in de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven". (Joh. 3:36)

Hier, bij het sola fide, gerechtvaardigd door het geloof alleen, worden we alzo herinnerd aan Gods venbond met Abraham, wiens geloof hem tot gerechtigheid gerekend werd. In dit verband is het getuigenis van de Heere Jezus Christus tegen hen, die zich beroemen het zaad van Abraham te zijn, zo bijzonder treffend: „Abraham uw vader heeft met verheuging verlangd, opdat hij Mijn dag zien zal en hij heeft hem gezien, en is verblijd geweest". (Joh. 8 : 56)

Geloof in Christus. Dat is het Nieuwe Verbond.

„Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebben" (Joh. 3 : 16)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juni 1963

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

HET NIEUWE VERBOND

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juni 1963

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's