Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET GERICHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET GERICHT

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onze verworpenheid is een staat onder het oordeel Gods en de verkiezende genade Gods onttrekt ons aan het verderf, spreekt ons om Christus' wil vrij, rekent ons de ongerechtigheid niet toe, bekleedt ons met gerechtigheid. Dit is het onverdiende voorrecht van Gods uitverkorenen.

„Farizeeërs", zegt de geest der wereld. „Eigengereidheid". „Je moet ze maar kennen, ze zijn geen haar beter".

Volkomen juist: ze zijn geen haar beter. En dat weten ze ook zeer wel. Lees b.v. maar eens de 38ste psalm. Daar is iemand aan het woord, die door God tot zelfkennis werd gebracht.

De Heere God laat nl. Zijn uitverkorenen niet onkundig van hun verkiezing ten eeuwigen leven, (vgl. Dordtse Leerregels I art. 12) maar Hij onderricht ze daarvan. Verkoren te worden is nl. een door de verkiezende genade Gods overgezet worden van de staat des doods in de staat des levens. Dat geschiedt door de leiding en kracht van Woord en Geest. Het is een geestelijk gebeuren. God is Geest en daarom is de ware godsdienst, het waarachtig geloof, ook geestelijk.

De verworpeling, die, naar hij meent, zijn eigen leven leeft, zich zelf uitleeft, zijn menselijke idealen nastreeft, heeft daarvoor geen oog, ja, wij mogen wel zeggen: geen orgaan. Geestelijke dingen worden geestelijk onderscheiden. De Schrift kent een psychische mens, dat zijn we allen van nature, en een pneumatische mens, dat zijn de nieuwe mensen in Christus, die van Christus zijn!

Aangezien nu God weet, wie de Zijnen zijn, wie Hij heeft verkoren, en Hij alleen, kunnen wij slechts kennis van onze persoonlijke verkiezing krijgen door God zelf. Zoals gezegd, brengt Hij ons die bevoorrechte kennis bij door Zijn Woord en Geest. „Die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen ; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd, en dïe Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt". (Rom. 8 : 30). Deze geestelijke kennis is van bijzondere orde, een levende kracht Gods, het geloof, waardoor wij gezicht krijgen op de woorden en werken Gods, want het geloof is een gave Gods. (Vgl. Hebr. 11).

In ander verband hopen we uitvoeriger over deze dingen te handelen. Nu slechts één opmerking over het gericht Gods. Ook al zijn er in ons leven vele kentekenen van het oordeel Gods, dat daarover gaat, als de dood en zijn dreigingen: ziekten en gevaren, hongersnoden en z.g. „natuurrampen", daar staan weer zoveel genadegaven om Christus' Wil en de Raad Gods tegenover ; de aarde geeft haar gewas, de seizoenen blijven in stand, uitvindingen op het gebied van de geneeskunde en de andere wetenschappen, ontdekkingen en hulpbronnen voor de instandhouding van de voIkerenwereld, dat de vedeiding groot is om dit alles als een „natuurlijke" struggle for life te beschouwen.

Vandaar, dat het Godsgericht, dat over dit aardse bestaan zal worden voltrokken (Hand. 17 : 31), zo gemakkelijk aan onze aandacht voorbij gaat en, dat wij mensen zo traag zijn om op Gods gebod te letten.

En wanneer de uitverkorenen daarbij niet bepaald werden, zouden ze tot die rechte kennis van God en Zijn Christus, de van God geschonken Middelaar, nimmer komen. Maar God brengt de Zijnen in het gericht bij hun leven, zodat ze een klaar gezicht bekomen op hun ongerechtigheid voor God, als overtreders van Zijn wet, verachters van Zijn Naam, kinderen der ongehoorzaamheid, goddelozen. Er blijft niets anders over dan: uit vrees voor God een toevlucht zoeken in Zijn genade. En die toevlucht is er. Dezelfde Geest, die Gods zaak bepleit bij de mens, zodat hij buigt onder het recht Gods, diezelfde Geest, de Geest van Christus, bepleit bij God de zaak van boeteling. Zo leert Hij, wat het zeggen wil, gerechtvaardigd door het geloof, alleen.

Maar nu die andere, die in zijn onbekeerlijke wandel volhardt en volgt de geest der wereld.

Neen, kom nu niet met die uitvlucht: Hij verhardt dien Hij wil, en Hij ontfermt zich diens Hij wil (Rom. 9 : 18). Het staat er, zeker, maar daar hebt gij op de dag van het gericht niets aan. En niemand ontloopt dat gericht, die niet in Christus is. Daarom, dit is geen kwestie om bang te maken, maar van waarheid en vermaning.

Dat gericht komt en ook dat gericht heeft een persoonlijk karakter. Is de mens niet geschapen als een geestelijk en zedelijk, d.i. een voor God verantwoordelijk, wezen? Welnu, zo handelt God met een mens, ook met de verworpenen. Onze verhouding tot God heeft daarom een persoonlijk karakter. Dat persoonlijke trekt door heel ons leven heen: persoonlijke situatie, persoonlijke roeping, persoonlijke bestemming. Dat betekent: „ieder zal zijn eigen pak dragen". We dragen onze persoonlijkheid ons ik mee het gehele leven door, onze geschiedenis is een enige, de geschiedenis van ons ik, we beleven de dingen op de manier van ons ik, we komen nooit van dat ik los en dat ik komt nooit van God los, al is het nog zo goddeloos. Het komt met zijn geschiedenis, die ik-gestempeld is, voor God in het gericht. Het ik met zijn geschiedenis: met zijn kritische momenten, de tweesprongen van beslissing, van verkeerde beslissing. Het ik gaat mee, met zijn geschiedenis in eeuwigheidslicht, dat is met zijn igoddellijk requisitoir, de verwerping in.

Het persoonlijke ook in het gericht op de dag van Christus, wordt door de Schrift duidelijk betuigd: „Het zal het land van Sodom en Gomorra verdragelijker zijn in de dag des oordeels dan die stad" (die de discipelen niet ontvangt) (Matth. 10 : 15). „Wee u, Chorazin, wee u, Bethsaida, want zo in Tyrus en Sidon de krachten geschied waren, die in u gesdhied zijn, ze zouden eertijds, in zak en as zittende, zich bekeerd hebben, doch het zal Tyrus en Sidon verdragelijker zijn in het oordeel dan ulieden". (Lukas 10 : 13, 14).

En die dienstknecht, welke, geweten heeft de wil zijns Heeren en zich niet bereid, noch naar zijn wil gedaan heeft, die zal met vele slagen geslagen worden. Maar die niet geweten heeft en gedaan heeft dingen, die slagen waardig zijn, die zal met weinige slagen geslagen worden.

En een iegelijk, wien veel gegeven is, van dien zal veel geëist worden; en wien men veel vertrouwd heeft, van dien zal men overvloediger eisen (Lukas 12 : 47 V.).

De rechtvaardigheid Gods openbaart zich in de relativiteit en de persoonlijkheid van de straf in het oordeel.

„Want wij allen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage, hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad." (2 Cor. 5 : 10; Matth. 25 : 32; Rom. 14 : 10; Ps. 62 : 13; Jer. 17 : 10; 32 : 19; Matth. 16 : 27; Rom. 2:6; 14 : 12; 1 Oor. 3 : 8; Gal. 6 : 5; Openb. 2 : 23; 22 : 12.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 september 1963

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

HET GERICHT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 september 1963

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's