Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EUTHANASIA DOOR JOHANNES HOORNBEEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EUTHANASIA DOOR JOHANNES HOORNBEEK

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

of Wel-Sterven, waarin vele voorbeelden der stervenden en hun laatste doodspreuken worden verhaald.

HOOFDSTUK II.

In dit tweede hoofdstuk schrijft Hoornbeek over de voorbereiding tot de dood. Het vorige stuk sprak van de noodzakelijkheid van de belijdenis der zonde, waarbij de auteur herinnerde aan Augustinus' Belijdenissen.

De mening van Calvijn kan men vinden in zijn Institutie, boek 3, hoofdstuk 4, - 12, 13, 14. De Waldenzen hebben vroeger de biecht gekend, zoals zij verklaarden aan Oeculampadius in 1530, toen zij zich voegden bij de Reformatie. Van oude tijden is het in de Kerk zeer gebruikelijk geweest zulke belijdenissen te doen voor zijn dood. Daarvan geeft Baronius (1538—1607) een opmerkelijk voorbeeld in Ernst, Duits Hertog, die in het jaar 1015 overleed en die omdat er geen predikant aanwezig was zijn soldaten bij zich liet komen en voor hen belijdenis deed en voor degenen tegen wie hij gezondigd had; hij zeide liever hier voor velen beschaamd te worden dan voor de almogende God te moeten wegschuilen.

En Willem I, koning van Engeland bekent in tegenwoordigheid van al zijn vrienden, hoe hij voor God zoveel gezondigd had. O, vrienden, ik ben met vele grote zonden bezwaard en ik beef. En nu ik spoedig voor Gods verschrikkelijke rechtbank zal moeten verschijnen, weet ik niet, wat ik moet beginnen. Want van der jeugd af ben ik in de wapenen opgevoed en verontreiningd, doordat ik veel bloed heb vergoten. Ik kan geenszins het kwade optellen, dat ik gedaan heb in de zestig jaren, dat ik in dit rampspoedige leven geweest ben, waarvoor ik nu terstond rekening zal moeten afleggen aan de rechtvaardigste Rechter. Hij gaat verder en verhaalt zijn zonden door hem begaan van der jeugd aan, toen hij Hertog was van Normandië en zich kerende tot wie bij hem waren zeide hij: „Daarom bid ik u, priesters en dienaren van Christus, in alle ootmoed, dat gij door uw gebeden den Almachtige smeekt, dat hij mij de zonden, waardoor ik zeer bezwaard word vergeve en mij door zijn onvermoeibare genade met de zijnen zalig make. Mijn schatten gebied ik te geven aan de Kerken en aan de armen".

Het is een zichtbaar teken van de belijdenis onzer zonden, die wij voor God doen en een betuiging van de Goddelijke vergeving van die: zo onder elkaar in ons laatste uur, wanneer de nood dringt tot alle deugd en om af te handelen, al wat geschieden moet: belijden en vergeven onze onderlinge overtredingen en misdaden, gelijk in het Oude Testament met het zevende en vervolgens met het jubeljaar.

Ten einde van zeven jaar zult gij een vrijlating maken (Deut. 15 : 1). Dan werd alles vrij- en losgelaten. Zo betaamt het ons te doen met onze evenmens: altijd hem vergeven, inzonderheid in ons laatste uur, voor die vrijheid, die volgt met de dood. Hier moeten wij veel meer zeggen, wat de heiden Cicero zeide, toen hij na zijn verbanning weer in Senaat gekomen was: „het is mijn zaak niet onrecht te gedenken, dat ik liever vergeten wil, hoewel ik het wreken kon". En dat vooral als men ziet op de tijd van de dood: Alzo zal ook mijn hemelse Vader u doen, indien gij niet van harte vergeeft een iegelijk zijn broeder zijn misdaden, zegt Christus (Matth. 18 : 35). En Paulus zegt: Verdragende elkander en vergevende de een de ander, zo iemand tegen iemand enige klacht heeft, gelijkerwijs ook Christus u vergeven heeft, doe gij ook alzo. (Col. 3 : 13). Het is ook een onderlinge plicht der mensen, omdat zij onder elkaar de een tegen de ander zondigen, dat zij vergeving der zonden van elkaar vragen en de een aan de ander geven. Hierover prijst de geschiedenis Hendrik II, dat hij bij zijn sterven van ieder, waar hij maar kon, vroeg dat hem vergeven werd, zoals hij ook deed, waar hij maar kon, vroeg dat hem vergeven werd, zoals hij ook deed aan ieder, die tegenover hem misdaan had. Wie zijn overtredingen bedekt zal niet voorspoedig zijn, maar wie ze belijdt en laat, die zal barmhartigheid ontvangen, zegt Salomo. (Spr. 28 : 13). De Turken of Mohammedanen, die menen, dat al hun zonden door wassen, vasten, aalmoezen enzovoorts te verzoenen trachten als zij bij hun sterven aan anderen nog iets schuldig zijn een kwitantie los te krijgen, al is het maar in schijn en ongetekend of ook met vijandschap of list of geweld, want zij menen, dat hun van God dit niet zal worden toegerekend; welke brief zij dan onder het hoofd van de stervende binden, in de mening, dat hem dat zal helpen en dat hij zonder dit niet rustig kan sterven. Zó nodig vinden zij het, dat de stervende van alle schulden en vorderingen, die een ander op hem zou hebben of klachten bevrijd zal zijn. En als zij door diefstal of roverij iemand iets ontnomen hebben, waarvan zij niet weten aan wie zij het terug moeten geven, dan vermaken zij het aan gasthuizen of badhuizen of aan hun kerken. Zozeer menen zij, dat wie sterft zich behoort te ontdoen van al zijn schulden, waardoor hij aan een ander verbonden is en waardoor zijn geweten bezwaard blijft. In deze zijn zij dikwijls beter dan vele naam-christenen.

Bij de belijdenis komt, dat wij ook ons geloof en alle andere deugden, dat is de gehele inwendige mens opwekken, opscherpen en in levendige oefening en gedachte doen ontvlammen, dat alle deugden als tegelijk opvlammen en de ziel wordt als kamer alleszins vol van lichten, die daarin ontstoken worden en branden: dat is, zoals de wijze maagden tegen de komst van Christus olie in de lampen, dat wil zeggen, deugden in de ziel hebben.

Nu stelt zich in de eerste plaats ons geloof schrap, opdat waardoor de rechtvaardige altijd leeft, nu het meest in hem leve: als hij komt te sterven, om te verkrijgen het einde des geloofs, hetwelk is de zaligheid der zielen. En zo komt het verder te pas, dat men zijn liefde opwekke: beide tot God en de mensen, zijn hoop op de zaligheid zijn verlangen, lijdzaamheid en zo de gehele inwendige mens, in alle gevoelen, zoals de apostel Paulus zegt (Fil. 1 : 9). Om zo, als met gelijke hand de hemel te bestormen en in te nemen, gelijk Petrus leert: Tot hetzelve alle naarstigheid toebrengende, voegt bij uw geloof deugd, en bij de deugd kennis en bij de kennis matigheid en bij de matigheid lijdzaamheid en bij de lijdzaamheid godzaligheid en bij de godzaligheid broederlijke liefde en bij de broederlijke liefde liefde jegens allen. Want zo deze dingen bij u zijn, en in u overvloedig zijn, zij zullen u niet ledig noch onvruchtbaar laten in de kennis onzes Heren Jezus Christus. Want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwige koninkrijk onze Heeren en Zaligmakers Jezus Christus.

Het derde waarvan wij zeiden, dat de mens tot voorbereiding op zijn dood heeft te doen, was het bestel van zijn huiselijke dingen. Geef bevel aan uw huis, want gij zult sterven en niet leven (Jes. 38 : 1). Wanneer men van huis gaat, vooral als men wat langer weg blijft, regelt men zijn zaken daarnaar en stelt orde op alles. Hoeveel te meer als wij scheiden van de wereld; vooral daar anders na onze dood grote misverstanden en twisten gemakkelijk ontstaan, als wij tevoren daarover geen zekere orde hebben gesteld. Hier wil ik één ding ten hoogste aanraden aan een ieder, dat daar de mensen bijtijds orde stellen op hun goed, waar het blijven en hoe het bedeeld zal worden en aan de een en de ander van hun goed enige erfenis gelaten wordt, zij uit een heilig inzicht tot God en de Kerk niet verzuimen ieder naar hij gelegenheid heeft iets te vermaken voor een heilig doel, of aan de armen of aan kerken of aan scholen hetzij om die op te richten of te onderhouden, hetzij de armen in het algemeen of wat bij de armoede nog komt, dat ons ook bewegen moet: arme predikanten of studenten of weduwen enz. Tenzij iemand niets heeft om te vermaken zoals Augustinus van wie in zijn levensbeschrijving staat: hij maakte geen testament omdat de arme man niets had te vermaken.

No. 6. Wordt vervolgd

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 maart 1964

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

EUTHANASIA DOOR JOHANNES HOORNBEEK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 maart 1964

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's