Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE PERS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE PERS

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het blijkt toch hoe langer hoe meer dat de oecumenische gedachte door de overgang van prinses Irene naar de roomse kerk een geduchte deuk heeft opgelopen. De uitkomst is dus tegengesteld aan dat wat de prinses er zelf blijkbaar van verwacht heeft. Haar overgang werd wel als een oecumenische daad aangekondigd, maar er hebben toch wel duidelijk andere drijfveren achter gezeten, welke andere drijfveren men alleen maar wat heeft willen camoufleren met het modewoord van deze tijd: oecumene. De begeleidende omstandigheden rondom deze overgang hebben er voor gezorgd dat alles een averechtse uitwerking kreeg. In In de Waagschaal vinden we een tweetal artikelen die aan dit onderwerp gewijd zijn.

Het eerste is van dr. Buskes, die een artikel van hemzelf overnam in zijn gastenrubriek uit Het Vrije Volk. Hij schrijft dat de overgang van prinses Irene de verhouding tussen roomse, kerk en hervormde kerk, die de laatste tijd veel beter werd, nu op z'n zachtst gezegd heel wat minder plezierig heeft gemaakt:

Niet de overgang zit ons, protestanten, dwars, maar de wijze waarop deze zich voltrokken heeft: het ambtsgeheim en de discretie van kardinaal Alfrink.

Heel concreet: in de loop der jaren zijn heel wat roomsen bij mij gekomen, omdat ze protestant wilden worden. Mijn eerste vraag is altijd geweest: „Hebt u er met de pastoor van uw parochie over gesproken? " Als die vraag ontkennend beantwoord werd, heb ik altijd gezegd: „Dat is het eerste wat u hebt te doen, er met uw kerk over spreken". Maar voor prinses Irene en kardinaal Alfrink was de Hervormde Kerk in welke prinses Irene gedoopt werd en van welke zij belijdend lid was, blijkbaar lucht.

De kerk wist van niets en toen ze heel broederlijk inlichtingen vroeg, zei de kardinaal: ambtsgeheim en discretie, maar laten de verhoudingen goed blijven! De kardinaal kan ons nog meer vertellen.

Er zijn twee mogelijkheden. De eerste is, dat de kardinaal Alfrink net als prinses Irene meent, dat wij er niets mee te maken hebben. Denkend aan de rol, die kardinaal Alfrink tot nog toe op het Concilie gespeeld heeft, wijs ik deze mogelijkheid af. Je kunt niet in Rome oecumenisch en in Utrecht kerkist wezen. De tweede mogelijkheid is, dat de kardinaal zich door de Prinses heeft laten verplichten, zijn mond te houden. Deze tweede mogelijkheid acht ik waarschijnlijker dan de eerste. Maar dan heeft de kardinaal, noch de R.K. Kerk, noch de Hervormde Kerk, noch de oecumenische beweging een dienst bewezen. Wat wij nodig hebben is allereerst: openheid en eerlijkheid. Honest to God en honest tegenover elkaar. Een aartsbisschop, die zich zijn gedrag laat voorschrijven door een wat eigenzinnige prinses, vind ik een bedenkelijk verschijnsel. Dat zeg ik juist vanwege het respect, dat ik voor aartsbisschoppen heb. Hij had tegen de Prinses moeten zeggen: zo kan en mag het niet! De overgang van de Prinses naar de R.K. Kerk is een publieke zaak, zoals ook haar doop in Engeland en haar belijdenis in Zwitserland een publieke zaak waren. Daar hebben ambtsgeheim en discretie niets mee te maken.

En nu mag kardinaal Alfrink de hoop uitspreken, dat de verhouding tussen roomsen en protestanten er niet onder lijden zal, hij weet nu langzamerhand wel, dat die hoop geen grond heeft. De eenvoudige protestanten zeggen: de aardigheid is er af! Dat moet de kardinaal begrijpen. In wezen is dat de schuld van de Prinses en van hem. De Prinses neem ik dat niet kwalijk. Ze is nog maar vierentwintig en ze staat waarschijnlijk wat buiten het leven. Denk aan haar mededelingen over Spanje. Kardinaal Alfrink nemen wij, protestanten, het wel kwalijk. Van hem hadden we iets anders verwacht.

In hetzelfde nummer van In de Waagschaal schrijft ook prof. Berkhof over dit onderwerp. Hij schrijft boven zijn artikel: Rome, Irene en de Reformatie, en in het artikel licht hij toe hoe inderdaad de Prinses zich met haar daad als een wig geschoven heeft tussen Rome en het protestantisme.

Ook nu weer is de kardinaal met zijn handelen bij de overgang van de Prinses het kind van de rekening, hoewel prof. Berkhof vooral de nadruk legt op verzachtende omstandigheden die er ter verontschuldiging van de aartsbisschop kunnen worden aangevoerd.

Op die manier probeert prof. Berkhof de schade wat te herstellen die aan de oecumene is toegebracht:

In enkele weken tijds is nu het nieuwe beeld dat wij van de R.K. Kerk kregen, verneveld en de betekenis der vernieuwingsbeweging onduidelijk geworden. Al deze symptomen samen wekken de indruk dat deze kerk structueel nog niet veranderd is en dat de heersende mentateit binnen haar grenzen zodanig is, dat men het secundair vindt waarom iemand overgaat en tot welk klimaat in de kerk hij zich aangetrokken voelt; primair is, dat men tot dit instituut behoort. De protestanten gaan dan weer denken aan Anneke Beekman en het Haarlemse huwelijk, aan de houding der K.V.P. t.a.v. Spanje's aansluiting bij de E.E.G., en als ze hun historie kennen, zelfs aan het verraad van Rennenberg.

Het woord „onbetrouwbaar" is gevallen. In elk geval komt de vraag op: staan onze r.k. landgenoten tenslotte toch alleen maar voor dit hun kerkinstituut? Heeft al hun spreken over de oecumene dan zulke nauwe grenzen? Wij kunnen him dat dan niet kwalijk nemen, maar wij beleven hun kerk dan weer als zulk een „macht" waarvan Paulus sprak, die zich schuift tussen Christus en zijn volk. Deze kerkconceptie zullen wij als een dwaling blijven bestrijden. Deze kloof kan ook niet door vriendelijke sussende en „begrijpende" opmerkingen van de andere zijde worden overbrugd. Want zelfs de goede bisschop Bekkers begrijpt dit niet. En „oecumenisch" zal moeten betekenen dat we ook deze kaarten open op tafel leggen.

We weten niet of er in de roomse visie op de oecumene nog ruimte overblijft voor lieden die de roomse kerkconceptie als een dwaling zullen blijven bestrijden. Wel vrezen we dat de oecumene tot in lengte van jaren dan een strijdperk zal blijven, als het waar is wat prof. Berkhof hier in uitzicht stelt.

Toch heeft prof. Berkhof goede moed en wil hij met de samenwerking doorgaan:

In dit verband moet ik nog even terugkomen op de machtige vernieuwingsbeweging in de R.K. Kerk. Zij heeft meer veranderd dan vele protestanten hoopten; zij heeft meer veranderd dan vele protestanten vreesden. In haar herkennen wij met diepe dankbaarheid een werk van de Heilige Geest. Haar resultaten zijn nog onzeker. Het Vaticaanse perspectief is ongunstiger geworden. Maar deze beweging zal doorgaan. Wij hebben daarbij niet als toeschouwers aan het lijntje te staan en de uitslag van de wedstrijd te gokken. Wij hebben mee te denken, van hen te leren, hen te helpen en voor hen te bidden. En dat alles terwijl wij met pijn in het hart weten, waarover we het in dit leven waarschijnlijk nooit eens zullen worden. Maar het gebed overschrijdt ook die grenzen.

Maar de roomse kerk herkent duidelijk bij zichzelf een werk van de Heilige Geest en is daarover met diepe dankbaarheid vervuld; alleen de uitkomst is een totaal andere. We citeren uit Waarheid en Eenheid dat op zijn beurt weer citeert uit De Bazuin:

De pausen spreken een duidelijke taal over de oecumene. Het is belangrijk goed te luisteren naar deze taal. Sommige protestanten leggen een rookgordijn aan om hun illusies in de anderen te projecteren. Zij worden te idealistisch. We luisteren daarom naar kardinaal Bea in zijn boek over de eenheid der christenen En wel pagina 87. „Maar het is zonder meer duidelijk, dat er geen sprake kan zijn van het zoeken van een compro­mis met betrekking tot het dogma, de door God geopenbaarde leer. Wij zouden de eenheid en onze afgescheiden broeders een slecht begrepen liefde toedragen, als wij bij hen de verwachting willen wekken, dat men van hen slechts de fundamentele dogma's zou eisen, dat men zal afzien van het aanvaarden van de dogmatische decreten van het concilie van Trente, of dat men bereid is om het dogma van het primaatschap of van de onfeilbaarheid van de paus te herzien. Wat de RK. eenmaal tot geloofspunt heeft verklaard, heeft zij niet eigenmachtig gedaan maar onder ingeving van de Heilige Geest, die Jezus aan de Kerk heeft beloofd, opdat hij haar zou leiden in de volle waarheid".

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 april 1964

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

UIT DE PERS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 april 1964

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's