Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VADER, ZOON EN HEILIGE GEEST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VADER, ZOON EN HEILIGE GEEST

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie de Bijbel kent, heeft daarin de openbaring van de Drieënige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, ontdekt. Mogelijk in het Oude Testament nog niet zo klaar en duidelijk als in het Nieuwe, maar niemand kan met recht beweren, dat de Drieënigheid Gods in het Oude Testament niet gevonden wordt. Genesis 1 : 1 deelt ons mede, dat God de hemel en de aarde schiep en in het tweede vers lezen we reeds van de Geest Gods, die zweefde op de wateren. En voor degenen, die Hebreeuws hebben geleerd is het opvallend, dat het woord God de vertaling is van het Hebreeuwse woord Elohim, dat als taalvorm een meervoudsvorm is, hoewel de structuur van de zin desniettemin het bij behorend werkwoord in het enkelvoud plaatst.

Het gebruik van het woord Elohim wijst niet op een verleden veelgodendom, maar gaat terug op openbaring, waarin de eenheid van het goddelijk wezen duidelijk sprak, zoals uit het werkwoordelijk enkelvoud blijkt, terwijl de meervoudsvorm Elohim toch het besef wekt van een innerlijke meervuldigheid. Het noemen van de Geest Gods in het tweede vers bevestigt dat.

Wij willen daarmede niet beweren, dat het eerste boek van de Bijbel een klaar bewijs van de Drieënigheid geeft, en dat willen wij ook niet van het Oude Testament aanvoeren, maar wij zijn het met Prof. Bavinck eens, als hij tegenover Socianen en Remonstranten en tegenover theologen van naam opkomt, die willen beweren, dat van de Drievuldigheid Gods in het Oude Testament ganselijk niets te vinden is. (Zie Geref. Dogm. H, blz. 261).

Wij wijzen op Psalm 33 : 6 : Door het Woord des Heeren zijn de hemelen gemaakt, en door de Geest Zijns monds al hun heir. Zie ook Ps. 139 : 7; Job 26:13; Jes. 40:7 en 13; 59:19, 20 en 21.

Elohim, Woord en Geest, worden ons telkens weer in hun onderlinge werkzaamheid getekend met betrekking tot de schepping en onderhouding der wereld. Deze blijvende relatie van God tot de schepping en onderhouding der wereld gaat door het hele Oude Testament heen.

In het werk der herschepping, dus op het terrein der bijzondere openbaring, komt deze drievuldige betrekking nog duidelijker naar voren. Wij wijzen op de openbaring van Javeh of Jehovah als de God des verbonds. Ex. 3 : 4 en v.v. 33 : 17-23; en op de openbaring van de Heere Christus, met name op die van de Engel des Heeren, de Malak Javeh, zijnde een persoonlijke verschijning Gods, wel van Hem onderscheiden en toch één met Hem. Genesis 16 : 7 v.v.; Genesis 31 : 13 v.v.; Ex. 3 : 2 V.V.; Zach. 1 : 8-12; Mal. 3 : 1.

In dit verband past een opmerking voor degenen, die dit lezen, n.l., dat niet alle plaatsen, waar van „een engel des Heeren" of „een engel Gods" sprake is in de Heilige Schrift, betrekking hebben op een persoonlijke verschijning van de Logos, het Woord, de Christus.

De Geest Gods wordt binnen het gebied der bijzondere openbaring genoemd als de bron van leven, geestelijke krachten en gaven. Richteren 3 : 10; 1 Sam. 11:6; Ex. 28 : 3; Micha 3 : 8.

In het Nieuwe Testament treedt de Drieëenheid Gods in helder licht door de openbaring Gods in verschijning, woord en daad. God openbaart zich als Vader, Zoon en Heilige Geest. De Vader is dezelfde, die hemel en aarde en al wat er in is, geschapen heeft. De Zoon is dezelfde, die in het Oude Testament voorkomt als de Logos, het Woord, die aan alle dingen gestalte heeft gegeven overeenkomstig hun bestemming naar de Wil des Vaders. Joh. 1 : 1-14.

De Heilige Geest draagt deze toevoeging „heilige" inzonderheid in verband met Zijn arbeid in de herschepping van de mens. Alle beloften van het Oude Testament worden door die Heilige Geest in het Nieuwe Testament vervuld.

De Christus zelf heeft daarvan getuigd en de apostelen hebben dit werk voortgezet. Het Koninkrijk is van de Vader, zo ook de voorkennis, de verkiezing, de macht en de liefde. Het middelaarschap met al wat daarbij behoort, de verzoening, de genade, de gerechtigheid, de wijsheid is van de Zoon. De wedergeboorte, de heiligmaking, de gemeenschap is van de Heilige Geest.

In deze zin kan men dat zelfs met beroep op de Heilige Schrift zeggen, maar vergeten wij bij de onderscheiding der personen Vader, Zoon en Heilige Geest, de goddelijke eenheid niet. Zo getuigt de Christus, dat de Heilige Geest van Zichzelven niet zal spreken, want Hij zal het uit het Mijne, zegt de Zoon, nemen. En de Zoon zegt verder: „Al wat de Vader heeft, is Mijns, daarom heb Ik gezegd, dat Hij het uit het Mijne zal nemen en u verkondigen". Joh. 16 : 14 en 15.

Daarom is het goed om bij de drieheid van Personen, de eenheid van het goddelijk Wezen voor ogen te houden. Daarom schenke men er aandacht aan, dat God de Vader heet in heel bijzonder goddelijke zin als Vader van de Zoon. Dat is de geheel enige en bijzondere betrekking, waarin de Zoon tot de Vader staat, maar het is ook de geheel enige en goddelijke betrekking, waarin God de Vader, Vader is op een goddelijke wijze.

Dat betekent, als we over de deugden Gods spreken, dat we indachtig behoren te zijn, dat de deugden Gods in geheel enige zin de deugden des Vaders zijn. Dat wil niet zeggen, dat diezelfde deugden ook niet de Zoon en de Heilige Geest toebehoren, die eens wezens met de Vader zijn, maar, al schiet het ons aan woorden tekort om het juist te zeggen, de Vader is de Eerste. Het is alles uit Hem en door Hem en tot Hem. Al de heerlijkheid der goddelijke deugden gaat op de Vader terug. Hij, de Vader, is in alles de Eerste. Uit de aard der zaak doet dat niets af van de goddelijkheid en van de goddelijke deugden van de Zoon en van de Geest, maar het heeft toch zijn betekenis, dat de Zoon zo in de eigenlijke zin van Hem spreekt als van Zijn Vader, maar Hem ook Zijn God noemt: Matth. 27 : 46; Joh. 20 : 17; Hebr. 1 : 9; 2 : 17; 10 : 7, 9.

Om het enigszins begrijpelijk uit te drukken, zouden wij kunnen zeggen: de Vader bezit alle goddelijke deugden van zichzelven als de Bron, terwijl de Zoon en de Geest wel hetzelfde Wezen en dezelfde deugden hebben, doch door mededeling.

Het is alles zeer menselijk uitgedrukt en daarmede menselijk zwak en ongelukkig, maar er is toch aanleiding om een zodanige onderscheiding te benaderen in haar Schriftuurlijke grond.

Men leze het begin van het Evangelie van Johannes: „In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God". Dan herhaalt de Schrift nog eens: „Dit was in den beginne bij God". (Joh. 1 : 1 en 2). Hij was dus van eeuwigheid het Woord, de Logos en is dit niet eerst in de tijd geworden.

Hij is in de hoogste zin, van nature en van eeuwigheid Gods Zoon, Zoon des Vaders. Hij staat daarom in een geheel enige verhouding tot God de Vader.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 april 1964

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

VADER, ZOON EN HEILIGE GEEST

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 april 1964

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's