Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De nieuwe psalmberijming

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De nieuwe psalmberijming

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Sinds 1 januari zingt de Alphense gemeente, voor zover zij psalmen zingt, deze naar de nieuwe psalmberijming. Dit is in het najaar van 1963 besloten. De bedoeling was, om op deze wijze te voorkomen, dat de eenheid van de gemeente verbroken werd.

Eén predikant gebruikte de nieuwe berijming reeds, de anderen nog niet. Dit werd een onjuiste toestand geacht en dus werd besloten, dat in alle diensten de plaatselijke predikanten de nieuwe bundel zouden gaan gebruiken.

Hoe staan wij hiertegenover? Wij hebben uiteraard geen bevoegdheid om in deze zaak mee te spreken. De C.K. besloot, en dus gebeurde het.

Wel mogen wij een eigen mening er op na houden en deze doorgeven.

Ons is opgevallen, dat in deze voor de gemeente toch wel ingrijpende zaak de gemeente niet is gehoord. Er is eenmaal een wijkavond gehouden, waar over de nieuwe P.B. gesproken is, en daarbij is het gebleven. De gemeente heeft zich niet over vóór of tegen kun­nen uitspreken, en dat is jammer.

De gemeente is o.i. ook niet of heel weinig voorgelicht over deze aangelegenheid. Evenmin is ons iets ervan bekend dat van de zijde van de gemeente naar deze nieuwe berijming is gevraagd. Waarom dan zo'n haast? Deze vraag klemt temeer, omdat de nieuwe berijming nog maar een „proeve" is, die stellig nog — kleine ? — wijzigingen zal ondergaan.

We krijgen, als we het oor te luisteren leggen, niet de indruk, dat de bundel erg enthousiast ontvangen is.

Dit kan ook moeilijk. Hij is nieuw en onbekend en stellig zijn er banden aan oude geliefde verzen, die in de nieuwe bundel ontbreken.

We kunnen uiteraard in het bestek van ons blad dit onderwerp niet breedvoerig gaan behandelen. Wel menen we er een aantal opmerkingen over te moeten maken.

Ten eerste moeten we de N.B. zien als één van de vele vernieuwingen, die, vooral na de oorlog, in onze erediensten ingevoerd zijn.

We kregen, onder andere, in 1938 een nieuwe gezangbundel die „aangeboden" werd en in 1951 een nieuwe bijbelvertaling.

Bij de nieuwe bijbelvertaling past een nieuwe psalmberijming vond men. De oude berijming sloot niet meer aan bij de grondtekst, enz. enz. De O.B. heeft verzen met verouderde woorden en is ook remonstrants hier en daar. Het is opvallend, hoe rechtzinnig de vernieuwers opeens werden, toen ze de O.B. gingen (ver-)oordelen.

Wij ontkennen natuurlijk niet, dat inderdaad remonstrantse trekken in de O.B. te vinden zijn, b.v. in de berijming van ps. 1, ps. 25, ps. 105 en andere. Alleen valt het wat moeilijk om het van die zijde te horen.

Ook ontkennen wij niet, dat er ouderwetse woorden voorkomen in de O.B., al valt dat nog wel wat mee, maar in de N.B. komen deze óok voor, leest U psalm 56 : 3 n.b. maar eens: „Dit Woord houdt stand, dit is mijn toeverzicht".

Toeverzicht of toevoorzicht is het oud-Hollandse woord voor vertrouwen, waarvan bijna niemand meer de betekenis kent.

In ps. 100 : 3 (n.b.) lees ik: „Gebenedijd zijn grote Naam". „Gebenedijd" is het oud-Hollandse woord voor gezegend. Ps. 26 : 2 spreekt van „listige euveldaders", enz. En de „remonstrantse trekken" ontbreken ook niet. Een enkel voorbeeld: ps. 36 : 3 (n.b.) Bij U, Heere, is de levensbron. Gij doet ons, klaarder dan de zon, het licht der wereld schouwen.

De oude berijming heeft: Uw licht doet klaarder dan de zon, ons 't heuglijk licht aanschouwen. De nieuwe berijming heeft het licht gedevalueerd tot licht van de wereld. Dit is een exegese, een verklaring, géén berijming. Volgens de onberijmde tekst staat er: (zowel St. Vert, als N.V.) „In Uw licht zien wij het licht".

Terecht spreken de Schriftverklaarders bij deze Schriftplaats van ander dan het licht van de wereld alleen. In ps. 21 (n.b.) lezen we: „Gij schonkt hem dapperheid en deugd". In ps. 32 : 1 lezen we (n.b.) „Heil Hem, wien God zijn ontrouw heeft vergeven". Mag hier het woord „zonde" niet meer genoemd worden?

Bij de nieuwe bijbelvertaling behoort een nieuwe psalmberijming, schreven we. Ziet U maar ps. 116 : 2 (n.b.) „Dood scheen zijn banden om mij heen te slaan, angst voor de graf kuil had mij aangegrepen", inplaats van: „Ik lag gekneld in banden van de dood, daar de angst der hel mij alle troost deed missen".

De N. Vert. heeft: „angsten van het dodenrijk hadden mij aangegrepen". De Statenvertaling heeft: De banden des doods hadden mij omvangen, en de angsten der hel hadden mij getroffen.

Omdat in de N. Vert. het woord „hel" is vervangen door „dodenrijk", moest de O.B. ook veranderd worden. Zó geliefd kan dit vers niet zijn, het moet er uit. Hetzelfde vinden we in ps. 16.

In ps. 9 : 18 staat volgens de St. Vert.: „De goddelozen zullen terugkeren naar de hel toe, alle Godvergetende heidenen". De N. Vert. heeft: „De goddelozen keren om naar het dodenrijk, al de volken, die God vergeten". In de O.B. staat: „De stoute zondaars zullen snel, terugkeren naar de hel". Het is niet mooi berijmd, maar in overeenstemming met de St. Vert. De N.B. heeft: „Ten dode voert het duister pad, van al het volk, dat God vergat".

We zien dus, er is een nieuwe bijbelvertaling, daarom moest er ook een nieuwe psalmberijming komen.

Ouderwetse woorden en remonstrantse trekken komen in beide berijmingen voor. Waarom kiezen we toch vóór de één of andere berijming?

O.i. vanwege de geest, die uit de berijmingen spreekt. En dan houden we het bij de oude berijming, zonder hen, die de nieuwe zingen, te oordelen.

Nieuwe opvattingen zijn in de nieuwe berijming verwerkt, waarmee we niet kunnen instemmen.

We hebben het boven reeds aangetoond bij ps. 116 : „Angsten der hel hadden mij getroffen". (St. Vert.). Dit kan niet berijmd worden met: „Angst voor de grafkuil had mij aangerepen", en met „Och laat toch. Heer mijn leven zijn gered" (n.b.). De dichter heeft God lief, maar niet alleen, omdat er gevaar voor zijn tijdelijk leven was, waaruit God hem heeft gered. God deed veel meer: Hij redde van tranen. Hij redde de voet van de dichter van aanstoot. Het gaat hier niet alleen om het tijdelijk leven; deze psalm is door en door geestelijk.

Nog één ander voorbeeld!

De opvattingen inzake de zondagsviering zijn de laatste jaren wel grondig veranderd, vergeleken bij vroeger. De zondag is een „feestdag", vindt men, meer niet. Niet God, maar de mens heeft de zondag uitgekozen als rustdag; men zou net zo goed de woensdag of de vrijdag hiervoor kunnen nemen, verklaarden sommige predikanten (niet uit onze gemeente) vorig jaar. Maar goed, we hebben nu de zondag, laat dit nu maar zo blijven. Maar alstublieft geen „wettische" zondag. De zondag is er voor de mens. Zeker, het is goed, om naar de kerk te gaan ('s morgens), maar er is geen enkel bezwaar om 's middags naar het strand te gaan met de auto, die toch voor de deur staat. En zo wordt dan ook gehandeld.

Wij kunnen onmogelijk met deze gedachtengang mee. De rustdag is een scheppingsordinantie, de rustdag is door God zelf gewild, gezegend en geheiligd! Het vierde gebod geldt nog onverkort. En daarom kunnen wij uit ps. 92 zingen: „Laat ons den rustdag wijden, met psalmen tot Gods eer". (Ps. 92 : 1 O.B.). Met de nieuwe berijming kan dit niet meer. Hoewel ps. 92 ook volgens de N. Vert. begint met „Een psalm. Een lied voor de sabbatdag", heeft de n.b. het weggelaten. Deze begint : „Waarlijk, dit is rechtvaardig, dat men de Here prijst". Het woord „rechtvaardig" kunnen we in dit verband niet begrijpen en is alleen maar een devaluatie van het begrip „recht­ vaardiging" of „rechtvaardigmaking".

In de berijming herinnert dus niets meer aan: „Een psalm, een lied op de sabbatdag". Zit hier de gedachtengang achter, dat sabbat en zondag niets met elkaar te maken hebben? Dan zal men Gen. 2 : 2 en 3 ook uit zijn bijbel moeten schrappen en dat kan niet, evenmin als Ex. 20 en Deut. 5 genegeerd kunnen worden.

We komen tot een conclusie.

Deze materie is niet in klein bestek voluit te behandelen. We deden slechts een greep en gaven slechts een enkel voorbeeld.

Het ware ons lief geweest als besloten was om de onjuist berijmde psalmen uit de O.B. te verbeteren. Dit kan niet, zegt men, en daarom moet er een heel nieuwe bundel komen. Zijn de melodieën zo volmaakt, dat hiervan geen noot veranderd behoeft te worden?

Hoe het zij, ook deze zaak geeft de gebrokenheid en de gescheidenheid van Gods kerk treffend weer.

De mens heeft een strijd op aarde, ook de wedergeboren mens. Of misschien juist hij? Een strijd tegen allerlei dingen, die van God afvoeren. En de geliefde psalmen, waarin de Heere komt troosten en bemoedigen, worden, althans grotendeels, hem ontnomen. Onbekende komen ervoor in de plaats. O, zeker, er zijn mooie nieuwe verzen. Prachtig berijmd en o.i. in overeenstemming met de onberijmde tekst. Er zijn er óok, die nergens naar lijken, leest u ps. 105 : 11; ps. 107 : 9 en 14 (n.b.) maar eens na.

Maar de oude gaan eruit. Ps. 89 : 1 (O.B.) luidt: Ik zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheen. De n.b. heeft: „Ik zal zo lang ik leef, bezingen in mijn lied, des Heren gunst, het werk aan ons geschied".

Dit laatste is waar, ongetwijfeld, maar het eerste gaat verder : Ik zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheen. Deze psalm begint met een doxologie, een lofprijzing, als zovele.

En Spurgeon zegt o.i. terecht: „Zelfs door de tijd mogen onze lof zeggingen niet worden beperkt, zij moeten zich uitstrekken tot in de eeuwigheid. Hij zegent met eeuwige goedertierenheden, zo laten wij Hem eeuwiglijk zingen". „Ik zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheen", nu nog mét gebroken klanken, straks volmaakt.

„En zij zongen een nieuw lied, zeggende: Gij zijt waardig om dat boek te nemen en zijn zegelen te openen; want Gij zijt geslacht, en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed uit alle geslacht, en taal, en volk en natie". (Openb. 5 : 9).

Ja, het nieuwe lied komt. De Heilige Geest legt het op de lippen van Gods volk: Tot eer van God en van het Lam Dat lied zal klinken de hemel door eeuwig en altoos. Het begint reeds op aarde, maar het ogenblik van het scheiden uit deze bedeling betekent geen einde, maar een nieuw begin een een nieuw lied. Mogen we daarnaar jagen: Eeuwig zingen van Gods goedertierenheen. En het staat onwrikbaar vast: Zijn trouw zal wankelen, noch bezwij­ken !

Alphen a/d Rijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juni 1964

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

De nieuwe psalmberijming

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juni 1964

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's